
Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Vertraging
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPV02-0096
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Dit betreft een groot aantal klachten met betrekking tot het uitvallen van treinen van ondernemer, het niet voorzien in alternatief vervoer, het negeren van waarschuwingen over ondeugdelijkheid van het materieel door de leiding, het in het ene geval wel en in het andere geval niet vergoeden van eventuele schade en inconsequente en onveilige bedrijfsvoering.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Dit komt er op neer dat hij onjuist wordt behandeld qua vervoersmogelijkheden, het niet vergoeden van schade, het niet voorzien in alternatief vervoer en tal van andere aspecten.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Dit standpunt is de commissie niet bekend.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument klaagt er in zijn brief van 26 februari over dat het in december 2001 twee keer is gebeurd dat de voorziene trein gewoon uitviel. Daardoor moest hij met eigen vervoer gaan. Verder geeft hij aan, zulks ter zitting nader toegelicht door naam en toenaam te noemen (de heer “naam consument”) dat soms wel vergoedingen worden gegeven voor uitvallende treinen doch in zijn geval helemaal niet. In de brief waarbij de consument de klacht bij de commissie heeft aangebracht wordt nog nader aangegeven dat het meermalen voorkomt dat een bepaalde trein storingen heeft met het remsysteem en dat ondanks waarschuwingen van het bedienende personeel men dan toch de trein gebruikt. Soms zijn daar waarschuwingen zelfs de dag tevoren al gedaan.
In het kader van de briefwisseling heeft ondernemer zich erop beroepen dat vertragingschade is uitgesloten op grond van de Algemene Voorwaarden en de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek.
De commissie acht dit beroep op zichzelf juist, zodat het als regel zal worden gehonoreerd.
Dit kan evenwel anders zijn, wanneer er sprake is van opzet of grove roekeloosheid, in welk geval naar eisen van redelijkheid en billijkheid een beroep op de contractuele en wettelijke aansprakelijkheid niet behoort te worden gehonoreerd.
Gelet op het feit dat de consument klaagt over gebeurtenissen in 2001 die kennelijk vaker voorkwamen en zijn stellingen omtrent de mededelingen die het bedienend personeel hem hebben gegeven, hetgeen ertoe leidt dat alleszins aannemelijk moet worden geacht dat het niet rijden van de trein een gevolg is geweest van het niet of in onvoldoende mate acht geven op waarschuwingen van het eigen personeel, is de situatie van dien aard dat het eigen gedrag van de ondernemer geacht moet worden een beroep op uitsluiting van de aansprakelijkheid niet langer te kunnen rechtvaardigen. Daarbij komt dat ondernemer er voor heeft gekozen te dezer zake geen verweerschrift in te dienen en bovendien niet ter zitting te verschijnen, hetgeen impliceert dat in beginsel uitgegaan wordt van de juistheid van de stellingen van de consument, zowel afzonderlijk als in onderling verband en samenhang gezien. Wanneer dat wordt gevoegd bij de omstandigheid dat onweersproken moet worden vastgesteld dat ook anderen vergoedingen hebben gekregen, ligt gegrond verklaring van de klacht met toewijzing van vergoeding van de gemaakte autokosten (niet ook nog de kosten van het kaartje, omdat dat dan dubbelop zou zijn) in de reden een en ander afgerond zoals in het dictum nader te bepalen.
De commissie veroorlooft zich in dit verband nog een aanvullende opmerking te maken. Het is de commissie opgevallen dat de wijze waarop de ondernemer de klachten in de onderhavige situatie heeft afgehandeld, de toets van kritiek niet kan doorstaan. Daarbij komt dat in het oog springend is dat de ondernemer niet te moeite heeft genomen ter zitting te verschijnen en al evenmin een verweerschrift met een behoorlijke toelichting op de gestelde feiten en een verklaring daarvoor achterwege heeft gelaten. Op die manier wordt onvoldoende duidelijk gemaakt dat en in welke opzichten de ondernemer tracht zich te kwijten van een behoorlijke behandeling van de reizigers en van een redelijk te achten kwaliteitsniveau.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 85,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer op 5 november 2002.