
Commissie: Notariaat
Categorie: Bevoegdheid / Kwaliteit dienstverlening
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
16609/26018
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte klaagt over de kwaliteit van dienstverlening door de verweerster en de berekeningen betreffende de erfbelasting. De verweerster vindt dat partijen een verschil van mening hebben over een deel van de door haar uitgevoerde werkzaamheden. De commissie is bevoegd om te oordelen in geschillen over (kandidaat-)notarissen. De commissie heeft opgemerkt dat de verweerster als kandidaat-notaris werkzaam is bij een notariskantoor. Echter, in deze zaak heeft de verweerster de overeenkomst met de cliënte gesloten vanuit haar eigen adviespraktijk. Het adviesgesprek met de cliënte, de notariële begeleiding en het maken van de aangifte erfbelasting heeft de verweerster uitgevoerd als adviseur. Aangezien de verweerster niet als kandidaat-notaris maar als juridisch adviseur heeft opgetreden, kan de commissie de klacht niet behandelen en is zij dus onbevoegd om in dit geschil te oordelen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de verweerster.
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening door de verweerster en de berekeningen betreffende de erfbelasting.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De verweerster heeft zich niet aan de opdracht gehouden inzake de afhandeling van de nalatenschap van de echtgenoot van de cliënte, [naam echtgenoot] overleden op 3 april 2019. De opdracht luidde:
– Advies inzake de afhandeling van de nalatenschap;
– Begeleiding in het notarieel traject;
– Berekeningen en aangifte erfbelasting.
De verweerster heeft de cliënte een aantal computer uitdraaien gemaild, waarbij zij heeft vermeld dat haar programma geen rekening hield met het legaat aan de kleinkinderen plus een warrig verhaal. Een zestal scenario’s werd zonder uitleg en zonder advies gepresenteerd waarbij geen rekening was gehouden met de persoonlijke situatie van de cliënte. Van een advies op maat was derhalve absoluut geen sprake.
De notariële begeleiding heeft er uit bestaan dat de cliënte werd verwezen naar het notariskantoor van de keuze van de verweerster (en niet naar haar eigen vertrouwde notariskantoor). De cliënte heeft dit ervaren als een soort koppelverkoop.
De cliënte heeft bij een adviseur een second opinion gevraagd. Daaruit bleek dat de aangifte erfbelasting van de verweerster een significant hogere belastingdruk aangaf dan de adviseur berekende. Volgens de adviseur had de verweerster geen rekening gehouden met samengestelde rentepercentages hetgeen leidt tot een lagere belastingdruk.
De cliënte heeft de verweerster hiervan in kennis gesteld en haar uitgenodigd om het verschil zelf vast te stellen. De verweerster heeft van deze uitnodiging geen gebruik gemaakt doch heeft in plaats daarvan een gerechtsdeurwaarder naar de cliënte gestuurd. De cliënte heeft vervolgens onder protest en onder dwang de declaraties van de verweerster moeten betalen.
De cliënte heeft een bedrag van € 1741,65 aan de verweerster moeten betalen; een totaal van twee facturen van € 716,93 en € 886,33. Voordat de verweerster invorderingsmaatregelen had genomen had de cliënte de verweerster voorgesteld de tweede factuur onbetaald te laten zodat partijen het verlies min of meer samen zouden delen.
Thans vraagt de cliënte de commissie een vergoeding in redelijkheid vast te stellen.
Standpunt van de verweerster
Voor het standpunt van de verweerster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De verweerster stelt dat partijen slechts een verschil van mening hebben over een deel van de door haar uitgevoerde werkzaamheden en wel de renteberekeningen over de vorderingen van de kinderen van de cliënte. Volgens de verweerster waren de verwachtingen van de cliënte daarin anders dan de opdracht die partijen met elkaar hadden afgesproken op 10 april 2019. Het adviesgesprek, de notariële begeleiding alsmede het maken van de aangifte erfbelasting heeft de verweerster uitgevoerd.
Ten aanzien van de keuze van het notariskantoor is van ‘koppelverkoop’ in het geheel geen sprake geweest. Vanwege de korte periode dat de zoon van de cliënte nog in Nederland zou zijn (hij is woonachtig in Australië), heeft de verweerster geadviseerd de verklaring van erfrecht te laten maken door het notariskantoor dat in staat was de benodigde stukken op korte termijn in orde te maken. De cliënte heeft zich daarmee akkoord verklaard.
Na een overlijden is het vaak een proces van enkele maanden om uit zoeken wat het best fiscaal en financieel past bij de betrokkenen. Alle financiële informatie dient verzameld te worden en de verschillende fiscale wegen dienen overwogen te worden, zo ook in het geval van de cliënte. Daarbij speelde een rol dat de cliënte aanvankelijk onzeker was over het accepteren van de wettelijke verdeling en de kinderen graag vermogensbestanddelen toegedeeld wensten te krijgen. Na de beslissing de wettelijke verdeling te accepteren was het de wens van de cliënte dat de verweerster zou aangeven hoe de rente de erfbelasting in de nalatenschap van haar echtgenoot zou beïnvloeden, zodat de cliënte daarna kon beslissen of ze een rente wilde afspreken met haar kinderen.
De bedoeling was weer met elkaar in gesprek te gaan in de eerste week van juli 2019 wanneer de zoon uit Australië weer in Nederland zou zijn, zodat een eventuele renteovereenkomst tijdig gemaakt kon worden, maar de cliënte hield een overleg/persoonlijke toelichting af. Om die reden heeft de verweerster de opzet van de aangifte erfbelasting en de notitie met berekeningen op 4 juli 2019 via de mail verzonden zonder een vervolgafspraak te maken, hoewel zij dit wel van belang achtte. De verweerster heeft met de gegevens opgenomen in de aangifte erfbelasting berekend wat de hoogte van de erfbelasting in de nalatenschap van de echtgenoot van de cliënte zou zijn bij een rente van 0% en 6%.
De cliënte heeft de verweerster te kennen gegeven dat ze niet tevreden was over de ontvangen stukken en laten weten dat haar zoon zelf nog berekeningen zou maken.
De verweerster betreurt het dat de cliënte haar niet vooraf heeft aangegeven dat zij een second opinion wilde vragen en haar ook niet de mogelijkheid heeft gegeven in juli 2019 inhoudelijk de adviesnotitie door te nemen en de vragen/onduidelijkheden toe te lichten.
De verweerster merkt daarbij op dat het ondoenlijk is om “alle” scenario’s door te rekenen; de erfbelasting wordt immers beïnvloed door allerlei variabelen zoals de overlijdensleeftijd van de nabestaande, inkomsten uit vermogen en vermogensgroei, intering en schenkingen. Dit maakt dat het ook niet mogelijk is om adviezen (met verschillende uitgangspunten) met elkaar te vergelijken.
De cliënte verzocht de verweerster de tweede declaratie van €886,33 te crediteren. Gelet op de omvang van de verrichte werkzaamheden heeft de verweerster hier niet mee ingestemd maar uit coulance voorgesteld de declaratie te matigen met de tijd voor het schrijven van het advies waarmee een te betalen bedrag over zou blijven van € 568,70. De cliënte heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
De verweerster verzoekt de commissie vast te stellen dat zij het overeengekomen werk heeft verricht en er geen vergoeding toekomt aan de cliënte.
Beoordeling van het geschil
Voordat aan een inhoudelijke toetsing van het geschil kan worden toegekomen, dient de commissie te beoordelen of zij bevoegd is om de klacht te behandelen.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de artikelen 1 en 2 sub 1 onder a van het Reglement Geschillencommissie Notariaat is de commissie bevoegd om te oordelen over geschillen betreffende (kandidaat-)notarissen genoemd in de Wet op het notarisambt.
De onderhavige klacht is gericht tegen mevrouw [naam verweerster].
De commissie heeft geconstateerd dat [verweerster] in het register van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie als kandidaat-notaris is vermeld bij [notariskantoor].
De Wet op het Notarisambt definieert het begrip kandidaat-notaris in artikel 1 letter c als degene die, samengevat weergegeven, voldoet aan één van de opleidingseisen genoemd in artikel 6, dan wel in het bezit is van de erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en die onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden verricht.
In deze zaak heeft mr. [verweerster] de overeenkomst met de cliënte echter gesloten vanuit haar eigen praktijk, [naam adviespraktijk verweerster] en niet onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer. Het adviesgesprek, de notariële begeleiding alsmede het maken van de aangifte erfbelasting heeft mr. [verweerster] uitgevoerd als adviseur/tussenpersoon.
Nu mr. [verweerster] niet als kandidaat-notaris maar als juridisch adviseur heeft opgetreden kan de commissie de klacht niet in behandeling nemen en zal zij zich onbevoegd verklaren.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. R.J. Holtman, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, plaatsvervangend secretaris, op 2 juni 2020.