Verwijzing naar algemene voorwaarden op website voldoende. Annuleringsbeding niet onredelijk bezwarend. Reden beëindiging in risicosfeer consument.

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Annulering    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 74909

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de opzegging door de consument van de tussen partijen in 2009 gesloten lesovereenkomst leidt tot restitutie van het lesgeld over het niet door de consument genoten deel van de opleiding.   De consument heeft op 20 december 2012 haar klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft zich in 2009 bij de ondernemer ingeschreven voor de opleiding ‘Master Physical Therapy in Sports’. Zij heeft ermee ingestemd het cursusgeld in vier jaarlijkse termijnen van elk € 4.185,– te betalen. De eerste twee Masterclasses (A en B) verliepen voorspoedig. Vervolgens echter slaagde de consument niet voor Masterclass C, ook niet bij een tweede poging. De consument wil geen derde poging wagen en concludeert dat zij dan ook nooit zal worden toegelaten tot Masterclass D. Hiervoor is immers noodzakelijk dat zij Masterclass C met goed gevolg heeft afgerond. De consument heeft dus besloten te annuleren voor bedoelde Masterclass D. De incasso die de ondernemer ten laste van haar heeft gedaan voor het vierde studiejaar is dan ook onterecht.   De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden waarop de ondernemer zich beroept is niet (uitdrukkelijk) overeengekomen. Ze zijn de consument ook niet ter hand gesteld. Voor zover ze wel van toepassing zijn acht zij de bepalingen onredelijk bezwarend. Zij acht het niet redelijk dat zij gehouden wordt aan haar beslissing van jaren terug om zich voor de complete duur van de opleiding en voor een substantieel bedrag te verbinden. Ze heeft zich destijds onvoldoende gerealiseerd welke vergaande consequenties dit had. Inmiddels is haar situatie ook niet meer hetzelfde; van het ook nog volgen van Masterclass D verwacht zij geen enkel relevant voordeel te kunnen genieten op de arbeidsmarkt of anderszins.   Ter zitting heeft de consument hieraan toegevoegd dat zij niet de enige is die met dit probleem zit. Ook anderen willen stoppen met de opleiding. Zij heeft serieus geprobeerd Masterclass C alsnog succesvol af te ronden, maar ziet nu niet meer waarom zij er nog meer tijd en moeite (en geld) aan zou besteden.   De consument wil dat vastgesteld wordt dat de overeenkomst tussen de ondernemer en haar is geëindigd door haar opzegging en dat vastgesteld wordt dat de ten laste van haar gedane incasso onterecht was, zodat zij recht heeft op terugbetaling van € 4.185,–.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft zich in 2009 ingeschreven voor de opleiding als geheel. De hiermee gemoeide kosten – € 15.350,– – was de consument vanaf dat moment verschuldigd. Partijen zijn evenwel tezelfdertijd overeengekomen dat in vier jaarlijkse termijnen kon worden betaald. De laatste termijn heeft de ondernemer inmiddels ingevolge deze afspraken geïncasseerd.   De algemene voorwaarden bepalen dat ook als de consument de opleiding tussentijds afbreekt, zij desondanks de totale som verschuldigd blijft.    Ter zitting heeft de ondernemer toegelicht dat er op de opleiding nauwelijks sprake is van uitval. Studenten worden begeleid om succesvol de eindstreep te bereiken. Ook ten aanzien van de consument geldt dit. Deze heeft echter ter gelegenheid van haar tweede poging Masterclass C te halen besloten om maar twee lessen bij te wonen. Dit is onvoldoende gebleken. Er is geen reden waarom de consument niet alsnog zou kunnen slagen als zij zich voldoende inzet. Haar specifieke situatie geeft de ondernemer geen aanleiding af te wijken van de overeenkomst; zij zal lessen blijven aanbieden en de consument is hiervoor betaling verschuldigd. De incasso was dus terecht.   Bij elektronische inschrijving voor een cursus dient de inschrijver zijn akkoord met de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden te geven, anders kan de inschrijving niet worden voltooid. Dat is nu zo, en dat was in 2009 niet anders. De algemene voorwaarden zijn online raadpleegbaar en te downloaden.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De consument heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de overeenkomst zodanig tijdig heeft beëindigd dat het vierde lesjaar geen aanvang heeft genomen, zodat zij hiervoor ook geen betaling verschuldigd is.   Partijen twisten over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Voldoende is evenwel komen vast te staan dat de consument wel degelijk het vakje ‘voor akkoord’ met de algemene voorwaarden heeft aangeklikt. Dit erkent zij immers zelf ook, alleen zegt zij dat zij dit niet in het kader van het sluiten van de overeenkomst heeft gedaan. Bij raadpleging van de site en bestudering van het lesaanbod moest naar haar zeggen al snel dit vakje worden aangeklikt. Later, als het tot inschrijven komt, wordt er niet meer aan gerefereerd. De consument heeft op dat moment niet overzien wat de consequenties van het ‘voor akkoord’ aanvinken zouden zijn, temeer omdat ze toen pas in het stadium van inlichtingen inwinnen was. De ondernemer heeft aangevoerd dat de site destijds niet anders ingericht was dan op dit moment. De commissie heeft zelf kunnen vaststellen dat thans op de site uitdrukkelijk naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op tot stand te komen overeenkomsten verwezen wordt. In het midden kan blijven of zulks in 2009 even uitdrukkelijk gebeurde. De verwijzing waarvan de consument erkent te hebben kennis genomen en die zij heeft geaccordeerd is, gelet op de wettelijke regels in deze, voldoende. De wet gaat immers uit van snelle toepasselijkheid van algemene voorwaarden, waar tegenover ter bescherming van de consument een lage drempel voor het inroepen van de onredelijke bezwarendheid van de inhoud staat.   Artikel 6:233 BW bepaalt: “Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar A. indien het gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend is voor de wederpartij; of B. indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.”   Aan de voorwaarde dat de consument een redelijke mogelijkheid moet zijn geboden van de inhoud van de voorwaarden kennis te nemen is in dit geval voldaan. In het geval van elektronisch contracteren is het geven van de mogelijkheid naar de inhoud door te klikken en vervolgens deze inhoud te downloaden immers voldoende.   Voor consumenten gelden voorts de bepalingen inzake de zogeheten zwarte en grijze lijst. Wat betreft de laatste lijst geldt (voor zover voor deze zaak relevant en van belang) dat “wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding (…) i. dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekort geschoten, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor de door gebruiker geleden verlies of gederfde winst”.   De algemene voorwaarden waaronder partijen hun overeenkomst zijn aangegaan betreffen die van 1 januari 2009. Anders dan de consument meent kan zij geen beroep doen op de voorwaarden van een later datum. De toepasselijkheid van latere voorwaarden is tussen partijen immers niet overeen gekomen.   De toepasselijke voorwaarden bepalen onder 8 omtrent ‘annulering’ onder meer: “Uw inschrijving kan alleen schriftelijk en aangetekend worden geannuleerd. Bij annulering tot 8 weken voor aanvang van de opleiding, bent u enkel 100 euro administratiekosten verschuldigd. Bij annulering tussen 56 en 21 dagen voor aanvang van de cursus krijgt u 50% van de cursusprijs in rekening gebracht. Daarna is het hele bedrag verschuldigd.”   Kennelijk richt de consument zich op deze bepaling waar zij stelt dat de algemene voorwaarden jegens haar onredelijk bezwarend zijn.   De commissie is met de consument van oordeel dat de bepaling onevenwichtig is ingericht en in concrete gevallen onredelijk kan uitpakken. Immers: in alle gevallen van latere annulering dan 21 dagen voor aanvang van de cursus is de consument de volledige cursussom verschuldigd. Dus ook in het hypothetische geval dat de consument 20 dagen voor aanvang van de cursus annuleert. Dit terwijl er door de ondernemer dan nog geen prestatie is geleverd behalve wellicht voorbereidingshandelingen waarvoor de reële kosten niet snel het opeisen van de gehele som zullen rechtvaardigen. De ingeroepen vernietiging treft dan ook doel en de bewuste bepaling mist toepassing in de verhouding tussen de ondernemer en de consument.   Partijen hebben over de mogelijkheden tot beëindiging van de overeenkomst geen andersluidende onderlinge afspraken gemaakt, zodat teruggevallen moet worden op het gemene recht. Dit bepaalt in een geval als het onderhavige, waarbij sprake is van een overeenkomst van opdracht, in 7:411 BW: “1. Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtnemer daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. 2. In het in lid 1 bedoelde geval heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien, in mindering gebracht.”   De reden voor beëindiging is dat de consument zich redelijkerwijs niet in staat ziet de Masterclass C succesvol af te ronden. Dit kost haar teveel investering in tijd en moeite. Zij ziet bij die afronding voor zichzelf op dit moment ook geen belang, nu zij gewoon haar werk kan doen zoals zij wil en zij door het voltooien van de Masteropleiding geen extra mogelijkheden te verwachten heeft die zij nastreeft. Waar zij in 2009 de Masteropleiding graag wilde volgen, en halen, is zij daar nu op teruggekomen.   Deze redengeving kan niet anders betiteld worden dan als geheel in de sfeer van de consument vallend. De ondernemer is bereid en in staat te blijven presteren en niet is gesteld of gebleken dat deze in de geleverde prestaties tot dusverre tekort is geschoten. Partijen verschillen van mening om welke reden ook de tweede poging Masterclass C te halen niet lukte, maar de consument heeft in elk geval niet de stelling betrokken dat dit aan de ondernemer te wijten zou zijn. Dat zij niet langer hecht aan het op haar naam schrijven van de Masteropleiding is een keuze van de consument die zij de ondernemer niet kan tegenwerpen.   In beginsel kan de ondernemer dan ook op goede gronden het volledige loon verlangen. De vraag dient nog beantwoord te worden of de redelijkheid zich hier in dit geval tegen verzet respectievelijk of er aan de zijde van de ondernemer besparingen aan de orde zijn waarmee rekening gehouden dient te worden.   De commissie neemt in ogenschouw hetgeen hiervoor al omtrent de reden voor beëindiging werd opgemerkt en voorts dat het in dit geval in discussie zijnde deel van het ‘volledige’ loon een kwart van de totale som bedraagt, welke verhouding niet zonder meer onevenredig voorkomt. De ondernemer heeft aangevoerd dat van besparingen geen sprake is; zij verzorgt de cursus als totaal en moet mensen en materiaal leveren. De plek van de consument kan niet zomaar worden opgevuld, nu instroom in het vierde jaar niet tot de mogelijkheden behoort. De consument heeft dit niet weersproken en ook geen andere mogelijke besparingen gesteld, zodat de commissie ervan uitgaat dat van relevante in aanmerking te nemen besparingen aan de zijde van de ondernemer geen sprake is. De ondernemer heeft dan ook in redelijkheid en zonder rekening te houden met besparingen betaling kunnen verlangen zoals overeengekomen tussen partijen in 2009. De incasso is op goede gronden uitgevoerd.   De klacht is derhalve ongegrond. De consument heeft geen recht op restitutie. Hier staat tegenover dat zij recht heeft om haar opleiding bij de ondernemer te vervolgen, zoals in 2009 tussen partijen overeengekomen en door haar reeds betaald, en zoals door de ondernemer ter zitting ook nog eens uitdrukkelijk bevestigd.   De commissie beslist als volgt.   Beslissing   Verklaart de klacht ongegrond.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, op 24 mei 2013.