
Commissie: Post
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
222774/230823
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Dit geschil vloeit voort uit een verzendingsovereenkomst tussen consument en ondernemer. Consument heeft het pakket verzekerd voor een waarde van ten hoogste € 1.000,–. Het verzonden pakket is als vermist verklaard. Consument heeft een vergoeding ontvangen van € 465,96 en is het hier niet mee eens, omdat de artikelen in het pakket volgens hem een waarde van € 1.200 hebben. De commissie oordeelt dat ondernemer op de juiste wijze het te vergoeden bedrag heeft berekend. Deze berekening is gedaan aan de hand van hetgeen consument zelf heeft aangeleverd. De klacht wordt ongegrond verklaard.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Post (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 november 2023 via een beeld- en geluidverbinding met het programma Zoom.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting was de consument niet aanwezig en werd de ondernemer vertegenwoordigd door mr. [naam]. De ondernemer heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de hoogte van de schadevergoeding wegens vermissing van een verzekerd postpakket.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 8 februari 2023 heeft de consument een pakket met de aanvullende service ‘verzekerd’ bij de ondernemer ter verzending aangeboden naar zichzelf op een adres in Zweden met een verzekerde waarde van ten hoogste € 1.000,–. In het pakket zaten diverse artikelen die een waarde van € 1.200,–vertegenwoordigen. Het pakket is vermist.
De ondernemer heeft schuld erkend en de consument heeft als bewijs van de inhoud facturen overhandigd met een totale waarde van ongeveer € 1.200,–. De ondernemer heeft op basis hiervan een waarde van
€ 428,96 vastgesteld. Dit is te laag gezien de staat waarin zich de artikelen bevonden, de waarde van ruim € 1.200,–, de daarop betrekking hebbende facturen en het verzekerde bedrag van € 1.000,–.
Dit is niet wetmatig en niet volgens de gesloten overeenkomst. De verzekering in combinatie met de facturen zouden voldoende bewijs moeten zijn. Na meerdere verzoeken om uitleg is alleen gezegd dat gekeken is naar de aard en de afschrijving van de artikelen volgens de lijst van de verbond van verzekeraars. De afschrijving die gebruikt is, is nergens vermeld in de algemene voorwaarden. Op het verzoek om uitleg en om deze lijst te ontvangen, is niet geantwoord.
De consument verlangt een hogere vergoeding.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Het pakket is niet afgeleverd en is als vermist verklaard. Voor de directe schade aan de inhoud van het pakket heeft de schadebeoordelaar het bedrag vastgesteld op € 428,96.
Deze schade is gebaseerd op de door de consument ingediende aankoopbewijzen van de verschillende artikelen. Daarbij is door de schadebeoordelaar ook een afschrijvingspercentage toegepast omdat sommige gebruiksartikelen al enkele jaren oud zijn. De consument heeft ook een aantal niet gespecificeerde bankafschrijvingen ingediend, maar ook deze bedragen zijn meegenomen in de berekening. Bij gebruiksartikelen wordt geen nieuwwaarde vergoed. Dit is conform de toepasselijke regelgeving.
Daarnaast kreeg de consument ook de verzendkosten vergoed van € 37,– (verzendkosten € 52,– min de toeslag € 15,– voor de verzekering), aldus in totaal € 465,96.
De ondernemer verzoekt de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Niet is in geschil dat het door de consument verstuurde verzekerde pakket, met daarin gebruiksartikelen, vermist is geraakt. De hoogte van de schadevergoeding betreft de kern van dit geschil.
Op grond van artikel 29 Postwet 2009 en artikel 9 Algemene Voorwaarden voor de universele Postdienst 2019 (hierna: Algemene Voorwaarden) is in het geval van een verzekerd pakket, zoals hier, de ondernemer aansprakelijk voor schade ontstaan tijdens de uitvoering van de vervoerovereenkomst, afhankelijk van de inhoudswaarde, tot ten hoogste het opgegeven bedrag, in dit geval € 1.000,–, indien de schade de ondernemer toerekenbaar is.
Het is betreurenswaardig dat het pakket vermist is geraakt. De commissie stelt daarbij voorop dat vervangingswaarde – vergoeding van de aankoop van nieuwe exemplaren van hetzelfde product -, zoals de consument kennelijk verlangt, in dit geval geen criterium is voor het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding. De maatstaf moet worden afgeleid uit artikel 9.4 Algemene Voorwaarden. Hierin staat dat de ondernemer de schadevergoeding en de hoogte daarvan bepaalt aan de hand van rechtsgeldig bewijs dat door de afzender dient te worden overgelegd. In dit artikel staat ook dat bij bepaling van de hoogte van de schadevergoeding bij gebruiksartikelen rekening wordt gehouden met de actuele waarde daarvan, mede bepaald door de ouderdom of de staat waarin deze verkeren.
De consument stelt dat hij hiervan niet op de hoogte was. Het had echter op de weg van de consument gelegen vóór de verzending van het pakket zich op de hoogte te stellen van de geldende voorwaarden.
Ter zake het vaststellen van de actuele waarde van de verschillende gebruiksartikelen heeft de ondernemer gemotiveerd hoe hij aan die bedragen is gekomen. Hiertoe heeft de ondernemer aangevoerd dat deze zijn gebaseerd op de door de consument ingediende aankoopbewijzen van de verschillende artikelen. Hij heeft uitgelegd dat de schadebeoordelaar een afschrijvingspercentage heeft toegepast omdat sommige gebruiksartikelen al enkele jaren oud zijn, onder bijvoeging van de berekeningen en toegepaste percentages. Ook zijn de bedragen op de door de consument overgelegde bankafschrijvingen van een aantal goederen, ondanks dat deze niet gespecificeerd zijn, meegenomen in die berekening. De ondernemer heeft toegelicht dat door gebruik en veroudering deze gebruiksgoederen (zoals schoenen, sportartikelen) in de loop van de tijd minder waard worden en dat hij daarom bij verlies of schade van de gebruiksgoederen een afschrijvingswaarde hanteert. Deze uitleg acht de commissie, in het licht van voormelde bepaling, afdoende en redelijk. Dat de afschrijvingslijst aanvankelijk niet aan de consument was gestuurd maakt het voorgaande niet anders. Gesteld noch gebleken, is dat de berekening op zich onjuist is.
Gelet op het voorgaande gaat de commissie ervan uit dat de berekende actuele waarde van de gebruiksartikelen in het vermiste pakket en de hoogte van het bedrag dat door de ondernemer aan de consument uitgekeerd is, € 428,96, juist is. De consument heeft dit bedrag, reeds voor indiening van deze klacht, vergoed gekregen. Vast staat eveneens dat de verzendkosten minus de verzekeringskosten aan de consument zijn terugbetaald.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Post, bestaande uit mevrouw mr. I.K. Rapmund, voorzitter, de heer A. Verkaik, mevrouw mr. A. Dantuma, leden, op 20 november 2023.