Verzuimd echtscheidingsprocedure in Nederland tijdig te starten; advocaat aansprakelijk.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur    Categorie: Tekortkoming in de uitvoering opdracht    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV09-0124

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat ter zake van haar bijstand aan de cliënte in een echtscheidingsprocedure en de door de cliënte gevorderde schadevergoeding.   Standpunt van de cliënte   Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de klachten op het volgende neer.   Volgens de cliënte heeft de advocaat ernstige inhoudelijke en feitelijke fouten gemaakt. De advocaat heeft verzuimd tijdig de echtscheidingsprocedure in Nederland te starten, waardoor de echtscheidingsprocedure in Engeland is aangevangen. De cliënte is mitsdien gedwongen geweest een Engelse advocaat in te huren en heeft in verband daarmee een aantal keren naar Engeland moeten afreizen.   Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënte de commissie een schadevergoeding vast te stellen van € 4.570,–.   Standpunt van de advocaat   Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer op het volgende neer.   De advocaat stelt zich op het standpunt dat de cliënte eerst bij emailbericht van 8 januari 2008 heeft verzocht ter voorkoming van een echtscheidingsprocedure in Engeland , zo spoedig als mogelijkhet echtscheidingsverzoek bij de Nederlandse rechtbank in te dienen. De cliënte heeft daarbij niet aangegeven dat zij verwachtte dat haar echtgenoot dat op korte termijn zou doen. De advocaat is van mening dat haar niets te verwijten valt.   Op grond van het voorgaande verzoekt de advocaat de commissie om de klachten van de cliënte ongegrond te verklaren en haar verzoek tot het vaststellen van een schadevergoeding af te wijzen.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   Ter zitting heeft de advocaat het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht ingetrokken, zodat daarop door de commissie niet meer behoeft te worden beslist.   De cliënte is met de advocaat een opdracht tot dienstverlening aangegaan in het kader van haar echtscheiding. De advocaat heeft deze opdracht bevestigd bij brief van 16 februari 2007. Eind december 2006 is de cliënte met haar (inmiddels) ex-echtgenoot getrouwd in Groot-Brittannië. In januari 2007 hebben de cliënte en haar ex-echtgenoot besloten te gaan scheiden. Partijen zijn het er over eens dat het echtscheidingsverzoek niet eerder dan na 28 december 2007 zou kunnen worden ingediend, omdat eerst dan – zoals rechtens vereist – een jaar verstreken was na het sluiten van het huwelijk.   Uit hetgeen cliënte geadstrueerd met stukken en onvoldoende weersproken heeft gesteld, alsmede de overige in deze zaak ingebrachte stukken, komt de commissie tot de vaststelling dat cliënte de advocaat heeft ingeschakeld om zo spoedig als mogelijk na 28 december 2007 een echtscheidingsprocedure te starten in Nederland, teneinde daarmee te voorkomen dat haar partner een dergelijke procedure zou starten na ommekomst van de eerdergenoemde termijn van een jaar, dat dit kenbaar was voor de advocaat en die procedure desondanks in Engeland moest plaatsvinden. Immers, de echtscheidingsprocedure was niet gestart in Nederland op het moment dat aan de cliënte de gerechtelijke stukken betreffende een door haar partner reeds gestarte echtscheidingsprocedure werden betekend.  Vervolgens resteert de vraag of de advocaat ter zake een verwijt treft in die zin dat zij niet de nodige inspanningen heeft verricht. Wat dit betreft stelt de commissie vast dat er op 6 december 2007 een bespreking heeftplaatsgevonden tussen cliënte en de advocaat, in aanwezigheid van de vader van cliënte en cliënte naar deze bespreking verwijst in haar emailbericht aan de advocaat van 6 januari 2008 waarin zij onder meer aan de advocaat heeft geschreven: ”U zou een brief naar Stuart sturen en een verzoek om echtscheiding bij de rechtbank indienen”. Daarnaast stelt de advocaat zelf in haar verweerschrift : ”…diende het echtscheidingsverzoek dat ik met mevrouw Van Schaik toen besproken heb, nog aangepast te worden. Dat had uiteraard in de periode tot 28 december kunnen gebeuren, maar gezien allerlei andere drukke werkzaamheden ben ik daar toen niet aan toegekomen…”. Voorts stelt de commissie als niet danwel onvoldoende weersproken vast dat het verzoek tot echtscheiding van de partner van de cliënte ten behoeve van de echtscheidingsprocedure in Engeland op 12 januari 2008 aan de cliënte is betekend en bij die gelegenheid nog een procedure in Engeland had kunnen worden voorkomen als zij desgevraagd bij die betekening had kunnen aangeven dat er inmiddels een echtscheidingsprocedure in Nederland aanhangig was gemaakt.   Dat brengt de commissie tot de slotsom dat de advocaat in ieder geval na eerdergenoemde bespreking van 6 december 2007 tot 12 januari 2008 de gelegenheid heeft gehad de echtscheidingsprocedure in Nederland te starten, maar zulks ook na het rappel daartoe van de cliënte bij email van 8 januari 2008 daartoe niet is overgegaan.   Drukke werkzaamheden en het niet behoeven te verwachten dat de partner in Engeland de echtscheidingsprocedure zou starten zoals de advocaat heeft betoogd, zijn naar het oordeel van de commissie geen valide redenen. Ook het verweer dat de rechtbank in Nederland een incompleet verzoek niet in behandeling neemt, laat onverlet dat door de advocaat die procedure in ieder geval aanhangig had kunnen worden gemaakt teneinde daarmee te voorkomen dat de procedure in Engeland behandeld zou kunnen worden. Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat dan ook niet de nodige inspanningen verricht en in deze dan ook niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht, zodat de klacht van de cliënt gegrond is.   De cliënte heeft verzocht een schadevergoeding toe te kennen van € 4.570,–. Ter onderbouwing van haar schade heeft de cliënte specificaties overgelegd van de door haar gemaakte kosten. Gelet op de hiervoor genoemde onvoldoende adequate behandeling van de zaak door de advocaat acht de commissie het aannemelijk dat de cliënte daardoor schade heeft geleden, stelt de schade in redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 4.000,– en bepaalt dat de advocaat aan de cliënte een bedrag van € 4.000,– dient te voldoen. Hiermede is de cliënte voldoende gecompenseerd.   Nu de klacht van de cliënte gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de advocaat te veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld derhalve een bedrag van € 50,–. Bovendien dient de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage van € 115,– in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve dient als volgt te worden beslist.   Beslissing   De advocaat dient aan de cliënte een bedrag van € 4.000,– te voldoen, welke betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt dient de advocaat bovendien de wettelijke rente over dit bedrag te betalen vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.   Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de advocaat het klachtengeld aan de cliënte, die deze kosten heeft voldaan, ter hoogte van € 50,– te vergoeden.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 115,– verschuldigd.   Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 28 oktober 2009.