Commissie: Klussenbedrijven
Categorie: Ontbinding
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
69736
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een in december 2011 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en leggen van een laminaatvloer met ondervloer en plinten tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.750,–. De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 19 december 2011. De consument heeft op 14 februari 2012 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Ik heb de ondernemer meedere malen voordat hij de opdracht aanvaardde duidelijk gemaakt dat in de cement dekvloer vloerverwarming zit en dat er geen radiatoren in mijn appartement aanwezig zijn. De ondernemer heeft vervolgens het materiaal besteld en de vloer met tussenvloer gelegd. Dat was op 19 december 2011. De volgende dag zou de verhuizer met mijn spullen komen. Tijdens het leggen van de vloer ontdekte ik dat dit een ander type vloer was dan ik had besteld. Ik had een 4-groef vloer besteld. Gelegd werd een 2-groef vloer. Omdat de verhuizer de volgende dag kwam, kon ik niet meer terug. De vloer blijkt de warmte van de vloerverwarming niet door te laten, zodat deze voor mij totaal ongeschikt is. De plinten zijn nog niet door de ondernemer aangebracht. Ik zou namelijk eerst behangen. Omdat de vloer er uit moet, zijn de plinten nooit aangebracht. Ik ben vanaf 14 februari 2012 met de ondernemer bezig om tot een oplossing te komen. Uiteindelijk leek dat te lukken. Ik kon een nieuwe PVC-vloer (die de warmte wel doorlaat) kopen bij de fabrikant voor een bedrag van € 1.750,–, waarna de ondernemer de gelegde vloer kosteloos zou vervangen. Ik vond het een hoog bedrag, maar ben daarmee na enig nadenken akkoord gegaan. Vervolgens is het mis gegaan doordat de ondernemer een gemaakte afspraak niet nakwam. Ik heb hem gebeld en kreeg toen te horen dat het genoemde bedrag van € 1.750,– niet van toepassing was, maar dat de nieuwe vloer € 2.200,– moest kosten. Dat kan ik niet opbrengen en daarom ben ik daarmee niet akkoord gegaan. De consument verlangt een nieuwe door de ondernemer te leggen PVC-vloer tegen betaling door de consument van € 1.750,–. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het is niet mijn schuld dat de afspraak met de consument voor het leggen van de nieuwe vloer niet is doorgegaan. Ik heb altijd laten blijken dat ik de vloer kosteloos wilde leggen. Dat tussen de consument en de fabrikant geen overeenstemming is bereikt over de prijs van de nieuwe vloer, is niet aan mij te verwijten. Inmiddels geldt het aanbod van de fabrikant niet meer. Ik heb niets fout gedaan. Voordat ik de vloer bij de fabrikant bestelde heb ik mij laten informeren over de eigenschappen van de vloer, in het bijzonder de geschiktheid daarvan voor een ondervloer met vloerverwarming. De consument wil niet meer met mij praten en heeft, naar mijn mijn mening onnodig, de commissie ingeschakeld. Ik ben nog steeds bereid de vloer te vervangen, als de consument een nieuwe vloer aanschaft. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De ondernemer is tegenover de consument verantwoordelijk voor het feit dat de door hem geleverde vloer niet geschikt is voor de ondervloer met vloerverwarming in de woning van de consument, ook al heeft hij zelf in dat opzicht geen fout gemaakt. De ondernemer heeft niet betwist dat hij door de consument op de hoogte is gebracht van de aanwezigheid van vloerverwarming voordat hij het laminaat bij de fabrikant bestelde. Als de fout bij de fabrikant ligt, dan is de ondernemer daarvoor jegens de consument als zijn contractspartij aansprakelijk. De gemaakte afspraak tot het vervangen van de vloer, waarvoor de consument een bedrag van € 1.750,– zou betalen, is niet uitgevoerd. Het is niet komen vast te staan aan wie van beide partijen dat is toe te rekenen. Blijkbaar is hierover tussen partijen een misverstand ontstaan. Nu de ondernemer heeft meegedeeld dat het aanbod van de fabrikant is vervallen, heeft de tussen partijen getroffen regeling geen zin meer. De enige oplossing van het geschil is, gelet op de aansprakelijkheid van de ondernemer voor de ongeschiktheid van de door hem geleverde vloer, dat de overeenkomst wordt ontbonden en dat de consument de betaalde koopsom terugkrijgt. Op die koopsom moet echter een bedrag van € 500,– in mindering worden gebracht. Ter zitting deelde de consument namelijk mee dat zij de vloer heeft laten verwijderen en dat zij die heeft verkocht voor € 500,–. De consument kan het totaalbedrag van € 1.750,– gebruiken voor het verstrekken van een nieuwe opdracht, hetzij aan de ondernemer, hetzij aan een ander bedrijf. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De overeenkomst uit december 2001 wordt ontbonden verklaard. Dat betekent dat de ondernemer per saldo aan de consument een bedrag terugbetaalt van € 1.250,–. Betaling dient te geschieden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling uitblijft, betaalt de ondernemer de wettelijke rente over genoemd bedrag vanaf de datum van verzending van dit bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien is de ondernemer ingevolge het reglement van de commissie gehouden aan de consument het klachtengeld van € 50,– te vergoeden. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd van € 350,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Klussen- en Vloerenbedrijven op 9 oktober 2012.