Voor aanvang van procedure stond vast dat er geen geschil was

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Tekortkoming in de uitvoering opdracht    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV08-0226

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat en de (hoogte van de) onbetaalde declaratie.   De cliënte heeft zijn deel van de declaratie niet aan de advocaat voldaan. Het openstaande bedrag van € 739,56 is overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de advocaat   De advocaat wenst de declaratie, die de cliënte ondanks herhaalde betalingsherinneringen niet heeft voldaan, ter incasso aan de commissie voor te leggen. De advocaat heeft aan de cliënte rechtsbijstand verleend. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat een declaratie verzonden die onbetaald is gebleven voor een bedrag van € 739,56.   Voor het verweer van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer ten aanzien van de door cliënte geformuleerde klachten op het volgende neer.   De cliënte wenste beslag te leggen op de voormalige echtelijke woning. Nadat er een poging was gedaan om de zaak te schikken, doch de wederpartij daartoe niet bereid was, heeft de advocaat beslagverlof gevraagd en ontvangen. Mitsdien is er conservatoir beslag gelegd op de woning. Bij het sturen van het vonnis aan de cliënte heeft de advocaat twee scenario’s geschetst; het eerste behelsde een nieuwe poging om uitbetaling via de notaris te bewerkstelligen met de medewerking van de wederpartij, het tweede behelsde derdenbeslag onder de notaris. De advocaat heeft benadrukt dat hij een inspanningsverbintenis heeft en geen resultaatsverbintenis. Nadat de cliënte heeft aangegeven niet akkoord te gaan met de gewerkte uren, heeft de advocaat geconstateerd dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan en de cliënte geadviseerd elders bijstand te zoeken. De advocaat heeft uitvoering gegeven aan de opdracht, zodat de cliënte tot volledige betaling dient over te gaan.   De advocaat verzoekt de commissie te bepalen dat de cliënte de openstaande declaratie van € 739,56 dient te voldoen. Uit zijn reactie op het schriftelijk standpunt van de cliënte blijkt dat de advocaat tevens verzoekt de cliënte te veroordelen in de kosten van deze procedure.   Standpunt van de cliënte   Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de klachten op het volgende neer.   De advocaat heeft eenzijdig het contract verbroken waardoor de cliënte een andere advocaat moest zoeken en opnieuw initiële kosten heeft moeten maken. Bovendien heeft de advocaat de cliënte onjuist geadviseerd over de te volgen procedure. Een duidelijk geschil tussen partijen was niet voorhanden, zodat het aantal afgesproken uren ruim is overschreden. Een controle mechanisme ontbreekt om met zekerheid vast te stellen hoeveel uren daadwerkelijk zijn besteed. De cliënte twijfelt aan de deskundigheid van de advocaat op het gebied van erfrecht. De nieuwe advocaat van de cliënte heeft de zaak in circa 5 uur weten af te wikkelen.   Ter zitting is namens de cliënte nog aangevoerd dat zij en haar familieleden geen advies van de advocaat hebben gekregen omtrent de beslaglegging. Het resultaat is volgens de cliënte achterwege gebleven.   Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënte de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Uit de uiteenzetting van de klachten van de cliënte, gevoegd als bijlage bij het vragenformulier van de commissie, verzoekt de cliënte te bepalen dat de openstaande declaratie wordt gecrediteerd zodat zij deze declaratie niet aan de advocaat behoeft te voldoen.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   Uit de door partijen ondertekende akte van compromis blijkt dat zij zowel de kwaliteit van de dienstverlening als de (hoogte van de) openstaande declaratie aan het oordeel van de commissie wensen te onderwerpen.   De advocaat is met de cliënte en vijf andere familieleden [de kinderen van cliënte] een opdracht tot dienstverlening aangegaan. De zaak betrof de nalatenschap van hun ouders. Nadat ook hun vader was overleden, vreesden [de kinderen van cliënte] dat zij tengevolge van het stiefoudergevaar en in verband met de schuldenlast van de tweede echtgenote en haar mededeling dat [de kinderen van cliënte] niets zouden krijgen, hun deel uit de verkoop van de ouderlijke woning niet zouden ontvangen. Nadat er conservatoir beslag was gelegd op de ouderlijke woning hebben [de kinderen van cliënte] een beroep gedaan op hun wilsrecht ex artikel 4:25 lid 4 BW. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe bij beschikking van [de rechtbank] van 16 april 2008 onder meer overwogen dat niet gesteld of gebleken is dat [de kinderen van cliënte] een bijzondere band hebben met de ouderlijke woning; het is hen te doen om hun aanspraken op de nalatenschap van hun ouders veilig te stellen. De kantonrechter heeft dan ook geconcludeerd dat het geen geschil betreft over de overdracht van een goed als bedoeld in artikel 4:25 lid 4 BW. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is voor de commissie komen vast te staan dat vóór aanvang van de procedure reeds vast stond dat de wederpartij heeft aangevoerd dat er geen geschil bestond over de overdracht van een goed. De advocaat heeft deze stelling niet, althans onvoldoende, weersproken. Mitsdien komt het de commissie dan ook niet onredelijk voor dat de procedure bij de kantonrechter voorkomen had kunnen worden.   Voorts is uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting komen vast te staan dat de advocaat in zijn opdrachtbevestiging, gedateerd 31 oktober 2007, de te besteden uren heeft begroot op totaal zeven uren. De advocaat heeft aan een ieder afzonderlijk een declaratie verzonden ter grootte van € 739,56 (ieder voor een zesde deel van de totale declaratie). Vaststaat dat twee van [de kinderen van cliënte] hun declaratie via een rechtsbijstandverzekering respectievelijk via een toevoeging hebben voldaan. De overige vier kinderen [van cliënte] hebben ieder een declaratie ontvangen van € 739,56, welke onbetaald zijn gebleven. Uit de overgelegde specificatie van de declaratie blijkt dat in totaal 16:18 uren door de advocaat aan de zaak zijn besteed. Nu de advocaat in de opdrachtbevestiging de te besteden uren heeft begroot op zeven uren, terwijl er daadwerkelijk ruim zestien uren in rekening zijn gebracht en bovendien de advocaat niet tussentijds aan de cliënte heeft gedeclareerd, had de advocaat aan de cliënte kenbaar moeten maken dat de te besteden uren de genoemde zeven uren zou overschrijden.   Het geheel overziende is de commissie van oordeel dat de advocaat niet geheel heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Hierin ziet de commissie aanleiding de declaratie van de advocaat naar redelijkheid en billijkheid te matigen. Mitsdien zal uit het depotbedrag van € 739,56 een bedrag van € 300,– aan de advocaat worden uitgekeerd, het resterende bedrag van € 439,56 zal aan de cliënte worden gerestitueerd. Nu de klacht van de cliënte ten dele gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – te veroordelen een bijdrage van € 57,50 in de behandelingskosten van de commissie te voldoen. Gelet op het vorenstaande zal de commissie het verzoek van de advocaat om de cliënte te veroordelen in de kosten van deze procedure afwijzen. Met inachtneming van artikel 22 lid 1 van haar reglement, merkt de commissie nog op dat de achtergrond van de procedure bij de commissie laagdrempelig en eenvoudig dient te zijn, waarbij geen veroordeling in de kosten van het geding – behoudens het klachtengeld en behandelingskosten – past. De commissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van enige schadevergoeding nog daargelaten dat de cliënte de vordering tot schadevergoeding op geen enkele wijze heeft onderbouwd.   In zijn verweerschrift heeft de advocaat aangegeven dat bij hem twijfel bestaat of [de echtgenoot] is gemachtigd. Op het vragenformulier van de commissie heeft de cliënte [de echtgenoot] gemachtigd om namens haar de procedure bij de commissie te voeren. De cliënte heeft dan ook nadrukkelijk verklaard dat [de echtgenoot] namens haar optreedt.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve dient als volgt te worden beslist.   Beslissing   De commissie stelt de totale resterende betalingsverplichting van de cliënte vast op € 300,–. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Een bedrag van € 300,– wordt aan de advocaat overgemaakt; een bedrag van € 439,56 wordt aan de cliënte gerestitueerd.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 57,50 (zijnde de helft van het vastgestelde bedrag aan behandelingskosten) verschuldigd.   De commissie wijst het meer anders verzochte af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 27 mei 2009.