Vorige leverancier heeft de meterstanden structureel te laag ingeschat; sprake van inhaaleffect

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Switchprocedure    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 32549

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de jaarafrekening over 2009.   De consument heeft op 11 augustus 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 17 juli 2009 ontving ik de afrekening over de periode van 13 mei 2008 tot 15 april 2009. Ik diende een bedrag van € 1.035,47 te betalen. Dat heb ik geweigerd aangezien ik weinig thuis ben en er dus teveel verbruik in rekening is gebracht. De ondernemer deelde mij mede dat de vorige leverancier de meterstanden te laag zou hebben opgegeven en dat ik moest betalen. Vervolgens ontving ik aanmaningen van een incassobureau. Ik heb mijn meterstanden altijd aan de leverancier doorgegeven.      Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Wij zijn de consument vanaf 13 mei 2008 energie gaan leveren. Rond de switchdatum hebben wij aan de consument een meterstandenkaart gestuurd. Deze hebben wij niet ingevuld retour ontvangen. Wij hebben daarom geen meterstanden aan de netbeheerder doorgegeven zodat de meterstanden rond de switchdatum door de netbeheerder zijn geschat. De laatste keer dat de meterstanden werden opgenomen was op 17 januari 2007. Daarna zijn alle meterstanden geschat. Uit de opgevraagde meterstanden per 22 juli 2009 blijkt dat het verbruik sinds 18 januari 2007 structureel te laag is geschat. Hierdoor is de eindafrekening van de vorige leverancier veel te laag geweest. Een deel dat door ons wordt gefactureerd ziet op energie die door de vorige leverancier is geleverd maar niet is afgerekend.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De consument is van mening dat aan hem over de periode van 13 mei 2008 tot 15 april 2009 een te hoog bedrag voor de levering van energie in rekening is gebracht. De ondernemer heeft aangegeven dat de vorige leverancier de meterstanden structureel te laag heeft ingeschat, waardoor een inhaaleffect is ontstaan.   Uit de stukken blijkt dat de afrekennota van 29 mei 2009 uitgaat van beginstanden voor elektriciteit per 13 mei 2008 van 14.973 kWh respectievelijk 37.496 kWh. De eindstanden werden op 14 januari 2009 vastgesteld op 15.913 kWh respectievelijk 39.610 kWh. Deze eindstanden zijn vervolgens gehanteerd als beginstanden per 15 januari 2009. Per 15 april 2009 waren de meterstanden voor elektriciteit 16.323 kWh respectievelijk 40.473 kWh. Voor gas werd per 13 mei 2008 een meterstand van 64.307 m3 vastgesteld en een eindstand per 15 april 2009 van 67.965 m3.   Volgens opgave van de consument bedroeg de meterstand voor elektriciteit op 17 juli 2009, 16.587 kWh respectievelijk 41.160. Voor gas bedroeg volgens opgave van de consument de meterstand per 12 mei 2008 68.107 m3.   Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien kan niet tot de conclusie leiden dat er met betrekking tot de gehanteerde cijfers door de ondernemer uitgegaan zou zijn van onjuiste meterstanden zoals in de afrekennota over de periode van 13 mei 2008 tot 15 april 2009 opgenomen. De commissie ziet ook geen andere reden om te twijfelen aan de juistheid van de afrekennota. Nu er voorts geen andere omstandigheden zijn aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden is de commissie van mening dat de klacht ongegrond dient te worden geoordeeld.   Zoals door de ondernemer in haar verweer aangegeven is zij van mening dat zij de klacht van de consument onvoldoende onderzocht heeft en niet adequaat op de brieven van de consument heeft gereageerd. Dat is voor de ondernemer aanleiding geweest een schikkingsvoorstel te doen. De commissie meent dat ondanks dat de ondernemer dit voorstel heeft gedaan onder de voorwaarde dat de zaak niet ter zitting zou worden behandeld, zij aan dit voorstel gehouden kan worden. Immers door de behandeling ter zitting is de situatie met betrekking tot het onderzoek naar de klacht en de communicatie daarover niet veranderd. Op basis daarvan is de commissie van oordeel dat de ondernemer het bij brief van 14 december 2009 gedane schikkingsvoorstel dient te handhaven en zal de commissie overeenkomstig dit voorstel de betalingsverplichting van de consument vaststellen op
€ 734,52.   De commissie is van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De betalingsverplichting van de consument op basis van de afrekennota van 29 mei 2009 wordt vastgesteld op € 734,52 inclusief BTW. In dit bedrag is terugbetaling van het klachtengeld opgenomen.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 27 augustus 2010.