Vraagprijs op voorhand te hoog ingeschat, maar consument is niet op reëel bod ingegaan, ook al heeft ondernemer dat wel aangeraden.

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA Voorwaarden Bemiddeling Vaartuigen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT06-0016

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de bemiddeling bij de verkoop van het vaartuig van de consument, welke bemiddelingsovereenkomst is gesloten op 19 juni 2004.
 
De consument heeft op 25 juni 2006 de klacht schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd.
 
De consument heeft een bedrag van € 209,44 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De ondernemer heeft de vraagprijs van de boot in juni 2004 ingeschat op een bedrag van € 57.500,–. Het bod van € 35.000,–, dat in november 2004 is gedaan, heeft de consument daarom afgeslagen. Het laatste bod op de boot van de consument bedroeg € 20.000,–. Dat was begin 2006. De ondernemer vond dat de consument dat moest accepteren. Omdat de ondernemer de vraagprijs oorspronkelijk veel te hoog had ingeschat en de consument daarom niet op het bod van € 35.000,– is ingegaan, verlangt de consument een vergoeding van de ondernemer. De consument zou bij aanvaarding van de boot namelijk minder kosten hebben moeten maken.
De ondernemer heeft daarnaast een winterbeurt uitgevoerd die niet nodig was, omdat de boot winterklaar is aangeleverd bij de ondernemer. Bij de winterbeurt is bovendien het toilet beschadigd geraakt.
De ondernemer heeft ook schoonmaakbeurten in rekening gebracht bij de consument, terwijl de boot er echter zag uit als een vuilnisbak. Bovendien waren de hoekstrippen van de luiken er met geweld afgerukt en stonden verbogen omhoog. Voor potentiële kopers kan dat geen goed indruk gegeven hebben.
Omdat de boot niet meer in het verkoopbestand van de ondernemer paste, kreeg de consument in het voorjaar van 2006 het verzoek om de boot bij een andere jachtmakelaar onder te brengen. Volgens de ondernemer zou deze jachtmakelaar onder dezelfde bemiddelingsvoorwaarden werken. De courtage zou zelf iets lager liggen. Achteraf bleken de voorwaarden niet gunstiger te zijn. De andere jachtmakelaar rekende namelijk € 50,– per maand aan liggeld en daarbovenop 7,5% excl. BTW aan courtage. Omdat de consument het contract met de andere jachtmakelaar daarom niet heeft getekend, staat de boot sinds het voorjaar 2006 ook niet meer in een verkoopbestand (op Internet). De boot moest bovendien weer verplaatst worden.
 
Op grond van het voorgaande verlangt de consument vergoeding van de volgende kosten: het liggeld van twee jaar, de verzekeringspremies van twee jaar, de reparatiekosten voor het toilet en de strips op de luiken, de verplaatsingskosten van de boot en de kosten voor het schilderwerk dat nodig is om de boot verkoopbaar te maken.
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
De ondernemer raadde aan het bod van € 35.000,– te accepteren, omdat de boot dan niet gekeurd behoefde te worden. Het vaartuig was echter perfect in orde, dus dat was voor de consument geen reden om op het aanbod in te gaan.
Er is uitdrukkelijk afgesproken dat de ondernemer schoonmaakwerkzaamheden zou verrichten (spoelbeurten). De spoelbeurten die in rekening zijn gebracht, zijn echter pas na een jaar gedaan.
Het toilet is in 2002 nieuw geïnstalleerd. Alleen in 2003 is deze gebruikt, daarna niet meer, omdat er daarna niet meer met de boot is gevaren. De schade moet zijn ontstaan bij het winterklaar maken door de ondernemer.
Het schip is winterklaar aangeleverd. Er is zout in het toilet gedaan en de leidingen waren leeg. Het aantal uren dat de ondernemer in rekening heeft gebracht, is volgens de consument sowieso te veel.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Het is de ondernemer niet duidelijk waarvoor de consument hem in gebreke stelt. De ondernemer heeft alles conform de bemiddelingsopdracht en de gemaakte afspraken afgehandeld.
 
De ondernemer heeft aangeboden het openstaande factuurbedrag te crediteren onder intrekking van het geschil bij de commissie, maar de consument is hierop niet ingegaan.
 
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
Er is in november 2004 inderdaad een bod gedaan van € 35.000,–. De ondernemer heeft de consument geadviseerd daarop in te gaan. De in juni 2005 vastgestelde vraagprijs is niet door de ondernemer vastgesteld, maar door de echtgenoot van de consument. De ondernemer heeft zelf een vraagprijs tussen € 40.000,– en € 45.000,– geadviseerd. In januari 2006 is de vraagprijs gedaald naar € 39.000,–.
Iedere klant van de ondernemer krijgt een brief met het verzoek aan te geven of de ondernemer boot winterklaar moet maken of dat de klant dat zelf doet. Bij geen bericht is het de zorgplicht van de ondernemer om de boot winterklaar te maken.
Art. 8 van het contract bepaalt dat de ondernemer schoonmaakwerkzaamheden kan uitvoeren, maar daartoe bestaat geen verplichting.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Tussen partijen is in hoofdzaak in geschil of de ondernemer de vraagprijs van de boot van de consument in eerste instantie te hoog heeft ingeschat waardoor de consument op het verkeerde been zou zijn gezet, zodat zij een reëel bod van € 35.000,– niet heeft aanvaard, waardoor zij schade heeft geleden.
 
Uit de tussen partijen gesloten bemiddelingsovereenkomst blijkt dat het vaartuig voor een vraagprijs van € 57.500,– te koop aangeboden zou worden. Partijen zijn het er over eens dat de vraagprijs daarmee te hoog is ingeschat. De schuld daaraan leggen beide partijen bij de ander: volgens de consument is de vraagprijs van € 57.500,– door de ondernemer vastgesteld, terwijl de ondernemer het tegenovergestelde beweert. Gezien de tegenstrijdige verklaringen van partijen, die niet met schriftelijke stukken onderbouwd (kunnen) worden, is een en ander voor de commissie niet met enige mate van zekerheid vast te stellen. Wel is de commissie van oordeel dat van de ondernemer, als meest deskundige partij, verwacht zou mogen worden dat hij schriftelijk vastlegt dat de vraagprijs afwijkt van het advies van de ondernemer, zodat daarover geen misvattingen als de onderhavige kunnen ontstaan.
Edoch, vast staat tevens dat ongeveer vijf maanden na de vaststelling van de oorspronkelijke vraagprijs een bod van € 35.000,– is gedaan op het vaartuig van de consument. De commissie stelt vast dat de consument om haar moverende redenen niet op dat bod is ingegaan, ondanks dat de ondernemer de consument dat wel heeft aangeraden, hetgeen de consument heeft erkend. Zelfs indien de vraagprijs door de ondernemer in eerste instantie te hoog zou zijn ingeschat, had de consument dat op dat moment duidelijk moeten zijn, zodat het niet aanvaarden van het bod van
€ 35.000,– achteraf niet aan de ondernemer verweten kan worden. Dat de communicatie tussen partijen mogelijk niet de schoonheidsprijs verdiende, doet aan dat oordeel verder niet af.
 
Betreffende de kosten voor het winterklaar maken overweegt de commissie dat onweersproken is dat de boot winterklaar is afgeleverd bij de ondernemer. Mogelijk was de ondernemer daarvan niet op de hoogte op het moment dat hij bezig was de boot winterklaar te maken, maar dan had hij dat in ieder geval tijdens het winterklaar maken moeten constateren. Dat desondanks 2,5 uur voor het winterklaar maken in rekening is gebracht acht de commissie daarom niet begrijpelijk. Aan de andere kant staat niet vast dat de consument de ondernemer ervan op de hoogte had gesteld dat de boot winterklaar was. Op het verzoek van de ondernemer om aan te geven of de ondernemer de boot winterklaar moet maken of dat de klant dat zelf doet, heeft de consument in ieder geval niet gereageerd. De commissie acht het daarom redelijk dat de ondernemer zijn zorgplicht gestand heeft willen doen door de boot winterklaar te maken, toen de consument hem daarover niets berichtte.
Op grond van het bovenstaande stelt de commissie het in rekening te brengen bedrag voor de winterbeurt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 37,84 (0,5 uur arbeid, 2 liter antivries en klein materiaal, inclusief BTW). Dat betekent dat de consument recht heeft op restitutie van een bedrag van € 94,73.
 
Betreffende het toilet acht de commissie onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ondernemer de schade daaraan heeft veroorzaakt. Het toilet was niet zodanig nieuw dat het zeer onwaarschijnlijk moet worden geacht dat het toilet geen schade had toen het werd afgeleverd bij de ondernemer.
 
Ter zake van het schoonhouden van de boot door de ondernemer heeft de consument gesteld dat afgesproken was dat de ondernemer schoonmaakwerkzaamheden zou verrichten zolang de boot de bo0t bij de ondernemer lag. De ondernemer heeft dat weersproken. Uit de factuur van 30 juni 2005 blijkt desalniettemin dat de ondernemer in 2005 een aantal maanden achter elkaar wel schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht aan de boot van de consument. Daarna blijkbaar niet meer. Onweersproken is dat de boot volgens de consument uiteindelijk een “vuilnisbak” was. De commissie heeft door een en ander de indruk  dat de ondernemer met een zekere willekeur de boot al dan niet schoonmaakte. Dat acht de commissie niet zorgvuldig jegens de consument, zodat de commissie van oordeel is dat de consument het factuurbedrag ter zake van de schoonmaakkosten d.d. 30 juni 2005 niet verschuldigd is aan de ondernemer. 
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. De commissie ziet hierin aanleiding de behandelingskosten te matigen met 50% en de ondernemer te verplichten een deel, groot 50%, van het klachtengeld aan de consument terug te betalen
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 94,73. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
 
Ter zake van de schoonmaakwerkzaamheden in 2005 is de consument niets verschuldigd aan de ondernemer.
  
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
 
Het depotbedrag wordt overgemaakt aan de consument.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 18 oktober 2006.