Commissie: Makelaardij
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
57280
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering van de opdracht tot bemiddeling bij verkoop van de consument door de ondernemer. Door de consument is een bedrag van € 1.598,76 niet betaald en bij de commissie in depot gestort. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op 28 april 2008 gaf ik opdracht aan [naam ondernemer] tot bemiddeling bij verkoop van mijn woning. De opdracht heb ik in 2010 ingetrokken waarna ik op 27 oktober 2010 een nota ontving van [naam opvolger ondernemer]. Inlichtingen uit het handelsregister wijzen uit dat [naam ondernemer] is ontbonden op 1 januari 2009. Ik ben niet akkoord gegaan met overdracht van de relatie aan [naam opvolger ondernemer]. Deze makelaar handelt in strijd met art. 6 lid 1 sub c van de toepasselijke algemene consumentenvoorwaarden van de NVM. Ik wens de nota niet te betalen. De kwestie loopt al sinds oktober 2010 maar wij hebben tot 14 maart 2011 geprobeerd tot een oplossing te komen. Ter zitting heeft de consument desgevraagd verklaard er geen probleem mee te hebben dat [naam ondernemer] als zijn (aanvankelijke) contractuele wederpartij wordt aangemerkt – ook al bleek hem pas bij inzage achteraf in het handelsregister dat het hier ging om een besloten vennootschap – maar dat hij niet heeft willen instemmen met overdracht van de contractuele relatie door die b.v. aan [naam opvolger ondernemer]. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument was bekend met de overgang van [naam ondernemer] naar [naam opvolger ondernemer]. Ik verwijs naar onze brief van 27 februari 2009, meerdere mails uit 2010 en diverse mondelinge contacten. Er veranderde ook niets voor de consument omdat dezelfde natuurlijke persoon als makelaar belast bleef met de uitvoering van de opdracht. Als de consument het niet eens was geweest met overgang van de opdracht had hij dit moeten melden, dan zou het oude kantoor de nota hebben opgemaakt. Ter zitting heeft de gemachtigde van de ondernemer een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid vanwege termijnoverschrijding door de consument bij het indienen van de klacht. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Het beroep op niet-ontvankelijkheid stuit af op het bepaalde in art. 6 lid 1 van het reglement van de commissie dat verlangt dat dit beroep bij eerste gelegenheid wordt gevoerd. De ondernemer deed dit echter niet in zijn schriftelijk verweer maar eerst ter zitting. De commissie stelt vast dat in de schriftelijke opdracht tot dienstverlening van 28 april 2008, als opdrachtnemer is vermeld: [naam ondernemer], zonder toevoeging van een rechtsvorm. Namens de opdrachtnemer is getekend door [naam gemachtigde ondernemer] met bijplaatsen van een stempel met de tekst: [naam ondernemer]. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat de persoon die tekent wordt aangemerkt als handelend als eenmanszaak en dus zichzelf bindt. Vertegenwoordiging van een rechtspersoon dient immers expliciet te blijken. Niettemin neemt de commissie aan dat hier de besloten vennootschap [naam ondernemer] als contractspartij is opgetreden nu dit – naar achteraf blijkt – kennelijk de wens van de ondernemer was en de consument zich blijkens zijn uitlatingen ter zitting, daartegen niet wenst te verzetten. Door de consument zelf is aangevoerd dat hij in februari 2009 telefonisch door [naam gemachtigde ondernemer] geïnformeerd is over het feit dat het kantoor in [naam van vestigingsplaats ondernemer] dicht ging omdat ze gingen verhuizen naar [naam van nieuwe vestigingsplaats ondernemer] waarbij niet over een fusie of overgang van onderneming is gesproken. De ondernemer heeft evenwel aangevoerd dat hij heeft meegedeeld dat het hier ging om een nieuwe onderneming. Volgens de consument heeft hij vervolgens tussen februari 2009 en het moment van intrekking van de opdracht in oktober 2010, niets meer van de ondernemer gehoord en werd hij verrast door de factuur waarop de nieuwe naam vermeld stond. De commissie stelt echter vast dat de consument de mailwisseling van september 2010 met de ondernemer, die zich toen ook bediende van de handelsnaam [naam opvolger ondernemer], niet heeft weersproken. Hij was toen dus in elk geval op de hoogte van de nieuwe handelsnaam. Dat daarachter op voor hem niet kenbare wijze een andere besloten vennootschap schuil ging dan de b.v. met wie de consument aanvankelijk contracteerde, moet aan hem worden toegegeven. Ook hier immers, evenals in de niet al te heldere brief van 27 februari 2009 (waarvan de consument heeft weersproken die ontvangen te hebben), blijft in het midden welke juridische entiteit (n.v., b.v., v.o.f. bijvoorbeeld?) zich hier wenst te presenteren. Voor het aannemen van contractsovername is medewerking vereist door de consument. De commissie leidt die instemming af uit de gedragingen van de consument. Hij heeft (stilzwijgend) ingestemd met de telefonische melding van gewijzigde naamvoering door de ondernemer en in de mailwisseling van september 2010 over de deelname aan de open-huizen-dag. Dit is ook begrijpelijk gelet op het feit dat de persoon van de betrokken makelaar dezelfde bleef. Voor de commissie is daarbij van belang dat er ook niet geklaagd is over de kwaliteit van de dienstverlening door de opvolgende ondernemer. Zou de commissie hier oordelen dat geen contractsovername kan worden aangenomen, dan zou dit tot de onbillijke uitkomst leiden dat de consument hetgeen bij intrekking verschuldigd is, niet hoeft te betalen. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie wijst het door de consument verzochte af. Bepaalt dat het in depot gestorte bedrag van € 1.598,76 aan de ondernemer wordt overgemaakt. Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 14 oktober 2011.