Commissie: Garantiewoningen
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
56114
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters tot beslechting van het geschil berust op een overeenkomst van arbitrage, zoals opgenomen in de tussen partijen gesloten koop-/aannemingsovereenkomst met toepasselijkheid van de Garantie- en waarborgregeling A.1992 (hierna te noemen: de garantieregeling). Hierin wordt bepaald dat voor “geschillen naar aanleiding van de garantie- en waarborgregeling van de Stichting Garantie-Instituut Woningbouw (…) de in die regeling vastgestelde rechten gelden”. In de garantieregeling in artikel 16.3.1 is vastgelegd dat geschillen worden beslecht bij wege van arbitrage met inachtneming van het Arbitragereglement van de Stichting GIW(hierna te noemen: het reglement). Geldend is het reglement op het moment van het aanhangig maken van het geschil. Conform artikel 2 lid 1 van het reglement versie 2010 zullen alle geschillen middels arbitrage door de Geschillencommissie Garantiewoningen (hierna te noemen: de commissie) worden beslecht. Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De bevoegdheid van de arbiters om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. De arbiters dienen gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 1 van het reglement te beslissen naar de regelen des rechts. Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld. Standpunt VvE Voor het standpunt van de VvE verwijzen arbiters naar de overgelegde stukken. In de kern komt de klacht op het volgende neer. De VvE heeft op 23 november 2005 bij de Afdeling Arbitrage van het GIW een verzoek tot arbitrage ingediend. Bij arbitraal vonnis van 10 april 2008 is op dit verzoek beslist. In het GIW vonnis van 10 april 2008 is de ondernemer veroordeeld tot het verrichten van zodanige werkzaamheden aan de kozijnen dat alsnog wordt voldaan aan de garantienormen, alsmede tot het (doen) verrichten van alle hieruit voortvloeiende noodzakelijke werkzaamheden. De ondernemer diende haar verplichtingen uit het vonnis binnen 2,5 maanden na de dagtekening van het vonnis na te komen. De ondernemer is niet binnen de gestelde termijn tot de herstelwerkzaamheden overgegaan. De VvE stelt dat de ondernemer tot op heden haar verplichtingen uit het GIW vonnis niet is nagekomen en vordert nogmaals een zelfde verplichting tot herstel van deze gebreken uit te spreken. Standpunt ondernemer De ondernemer heeft diens standpunt niet schriftelijk kenbaar gemaakt aan de commissie. Behandeling van het geschil Op 7 juli 2011 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door [naam] fungerend als secretaris. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de arbiters bevoegd is de klacht te behandelen c.q. de VvE kan worden ontvangen in diens klacht. Partijen is schriftelijk mededeling gedaan van deze gang van zaken. Beoordeling van het geschil De arbiters heeft het volgende overwogen. Arbiters stellen vast de ondernemer in het GIW vonnis van 10 april 2008 is veroordeeld tot herstel van dezelfde klachten. Dit betekent naar het oordeel van arbiters dat de VvE geen hier te honoreren belang (meer) kan hebben bij een tweede gelijkluidende veroordeling tot herstel van dezelfde ondernemer. De omstandigheid dat de ondernemer de eerder gegeven veroordeling tot nakoming/herstel niet (tijdig) is nagekomen, maakt niet dat hierover anders moet worden geoordeeld. Immers heeft de niet (tijdige) nakoming van de eerst gegeven arbitrale beslissing er toe geleid dat de VvE zich kan beroepen op zogenaamde nakomingsgarantie. Bovendien zou een tweede gelijkluidende veroordeling tot herstel/nakoming strijd opleveren met het zogenaamde “Ne bis in idem”-beginsel, dat bepaalt dat niemand voor een tweede keer mag worden berecht voor een feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het procesrecht bij einduitspraak is veroordeeld of waar de klacht is afgewezen. Arbiters zijn op grond van het voorgaande van oordeel dat de VvE niet in haar klacht kan worden ontvangen. Ten aanzien van het klachtengeld oordelen de arbiters dat aan de VvE op grond van het Geschillenreglement het klachtengeld moet worden gerestitueerd. Derhalve wordt beslist als volgt. Beslissing De arbiters, rechtdoende naar de regelen des rechts: I. verklaren de VvE niet-ontvankelijk in haar klacht. II. stellen vast dat het klachtengeld conform het toepasselijke Reglement aan de VvE zal worden terugbetaald; Dit arbitraal vonnis is aldus gewezen te Den Haag op 23 september 2011 en door de arbiters ondertekend.