Waarborgsom terecht ingehouden voor wat betreft mogelijke toekomstige claim van een derde vanwege aanvaring met gehuurd vaartuig; niet terecht voor rooklucht.

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Pleziervaartuigen    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 88477

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de teruggave van de waarborgsom, die de consument aan de ondernemer heeft voldaan voor de huur van een vaartuig. De huurovereenkomst is gesloten op 24 april 2014. De huurperiode was van 19 juli t/m 1 augustus 2014.

De consument heeft de klacht op 3 augustus 2014 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument en zoals ter zitting nader toegelicht

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 1 augustus 2014 heeft de consument het gehuurde zeiljacht ETAP type 21 i (verder te noemen: vaartuig) schadevrij in goede staat teruggebracht naar de ondernemer. Nadat deze het vaartuig heeft gecontroleerd en in goede staat heeft bevonden, heeft de ondernemer toegezegd de waarborgsom, een bedrag van € 750,–, op de bankrekening van de consument terug te storten.
Vanaf 3 augustus 2014 heeft de ondernemer aangegeven het terugstorten van de waarborgsom op te schorten in verband met het feit dat met het vaartuig een aanvaring is geweest en het feit dat er gerookt zou zijn in de kajuit waardoor hij extra schoonmaakkosten zou hebben gemaakt.
De consument bestrijdt met klem dat er in de kajuit is gerookt.
Het vaartuig is door een falende stuurautomaat tegen een binnenschip gevaren, waarbij schade aan de boegspriet is ontstaan. Dat een grote massa staal invloed kan hebben op de werking van de stuurautomaat is door de ondernemer niet verteld voor aanvang van de vakantie. Het binnenschip had geen schade. De consument is na overleg met de schippersvrouw doorgevaren en heeft vergeten om de naam van dit schip op te schrijven. De reparatiekosten heeft de consument volledig voldaan. De boegspriet, waarvan de ondersteuningsbuis al was verbogen bij aanvang van de huur, is op kosten van de consument vervangen. De consument claimt de kosten van de reparatie niet.
Door het neerbuigende en patroniserende gedrag van de ondernemer is de vakantie voor de consument grotendeels bedorven en de consument wil deze periode dan ook zo snel mogelijk afsluiten.
De consument verlangt teruggave van de ingehouden waarborgsom groot € 750,–, teruggave van 50% van de huursom vanwege de bedorven vakantie en € 108,– gevolgschade omdat hij vanwege het ontbreken van liquide middelen zijn vakantie in Frankrijk heeft moeten afzeggen.

Standpunt van de ondernemer en zoals ter zitting nader toegelicht

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft met de consument een huurcontract gesloten voor de huur van een vaartuig, onder toepassing van de HISWA Algemene Voorwaarden Huur en Verhuur Vaartuigen. Naast de verschuldigde huur heeft de consument een waarborgsom van € 750,– betaald, die door de ondernemer is betaald aan de [naam stichting] te [vestigingsplaats stichting], die deze waarborgsom beheert. De waarborgsom dient tot betaling van gelden, die de consument verschuldigd mocht zijn aan de ondernemer en welke schuld voortvloeit uit of verband houdt met de huurovereenkomst.

Op enig moment tijdens de huurperiode is de ondernemer op de hoogte gebracht door een reparatiewerkplaats van het feit dat aan het verhuurde vaartuig een reparatie was verricht. De consument had deze schade niet gemeld, hoewel dit uitdrukkelijk in de algemene vaarinstructies in het boordboek van het zeiljacht staat vermeld. Enkele dagen later heeft de consument zich gemeld bij de ondernemer en de ondernemer heeft hem bij die gelegenheid meegedeeld dat hij een schriftelijk verslag van het schadevoorval nodig had voor de verzekering. Bij inlevering van het vaartuig constateerde de ondernemer dat er een nieuwe boegspriet op het vaartuig was gemonteerd. Tot op heden heeft de ondernemer geen verslag ontvangen. Zolang de ondernemer geen adequaat verslag heeft gekregen dat hij aan de verzekeringsmaatschappij kan overleggen, loopt hij financiële risico’s. In geval van een schadeclaim door derden zal de verzekeringsmaatschappij het eigen risico, een bedrag van € 500,– niet vergoeden. Voor deze schade is de consument in dat geval aansprakelijk. Om in een dergelijke situatie problemen met het incasseren van de vordering bij de consument te voorkomen heeft de ondernemer de [naam stichting] verzocht de waarborgsom niet uit te keren zolang het risico van een schadeclaim door derden niet is afgewend.

Later bij het schoonmaken van het schip bleek er een enorme rookgeur in het schip te hangen in de bekleding van kussens en matrassen en in de gordijnen. Deze rookgeur is een niet zichtbare beschadiging die alleen kon worden geconstateerd bij afwezigheid van de consument. Contractueel staat er een boete op roken van € 150,– per overtreder. De extra schoonmaakkosten zijn contractueel gefixeerd op € 100,–.

De ondernemer stelt dat de consument zich door zijn eigen handelen in een nadelige positie heeft gebracht, waardoor hij kosten heeft gemaakt die hij niet had hoeven maken als hij de ondernemer tijdig had geïnformeerd over de schade, en verzoekt de commissie de vordering af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Vast staat dat de ondernemer met de consument een huurcontract heeft gesloten voor de huur van een vaartuig, onder toepassing van de HISWA Algemene Voorwaarden Huur en Verhuur Vaartuigen (verder: HISWA huurvoorwaarden).

De HISWA huurvoorwaarden bevatten de navolgende regeling:
Artikel 9 lid 6: “Aan het einde van de huurperiode draagt de consument het vaartuig over aan de ondernemer op de overeengekomen tijd en plaats en in dezelfde staat als waarin hij het heeft ontvangen”.
Artikel 9 lid 8: “De consument heeft voor het laten verrichten van reparaties toestemming nodig van de ondernemer. (…)”
Artikel 9 lid 10: “De consument moet de schade van welke aard dan ook, dan wel feiten en/of omstandigheden die redelijkerwijs tot schade kunnen leiden, zo spoedig mogelijk aan de ondernemer mededelen”.
Artikel 10 lid 1 “De huurder is aansprakelijk voor schade en/of verlies van het vaartuig, voor zover niet gedekt door de verzekering, ontstaan gedurende de tijd dat hij het vaartuig onder zich heeft. De huurder is niet aansprakelijk indien hij kan aantonen dat de schade en/of het verlies niet door hem of door één van zijn mede-opvarenden is veroorzaakt, dan wel niet aan hem en/of de zijnen is toe te rekenen. (…)”

De commissie stelt vast dat de consument tijdens de huurperiode een aanvaring heeft gehad met het vaartuig. De consument heeft om zijn moverende redenen niet conform het bepaalde in artikel 9, leden 8 en 10, gehandeld en heeft op eigen initiatief de schade aan het vaartuig laten herstellen zonder de ondernemer hiervan vooraf in kennis te stellen. De commissie begrijpt dat het voor de consument – gelet op zijn maritieme achtergrond en het feit dat hij tot dan toe altijd schadevrij heeft gevaren – een nare ervaring moet zijn geweest om een aanvaring te hebben veroorzaakt vanwege een stuurautomaat die, zoals de ondernemer ter zitting heeft aangevoerd, een afwijking vertoont op het moment dat er grote ijzeren vlakken in de buurt zijn en dat hij zo snel mogelijk de schade aan het vaartuig heeft willen herstellen op eigen kosten. Dit neemt echter niet weg dat hij de ondernemer over de schade had moeten informeren en aan hem een verslag van het voorval met de aard van de schade, de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden en de naam van (de eigenaar van) het binnenvaartschip had moeten geven zodat de schade en daaruit voortvloeiende eventuele claims door derden via de verzekeringsmaatschappij hadden kunnen worden afgerond. Het had consument een hoop ellende en gemiste vakantiedagen bespaard.

Ter zitting heeft de ondernemer aangegeven dat indien een derde naar aanleiding van dit schadevoorval een claim indient, de ondernemer een eigen risico van € 500,- heeft. De commissie overweegt dat de consument ingeval van een claim ingevolge artikel 10 aansprakelijk kan worden gesteld voor ten hoogste dit bedrag.
Uit voorgaande volgt dat de consument niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat een eventuele schade niet aan hem is toe te rekenen, zodat de ondernemer de borg, tot een bedrag van € 500,–, terecht op basis van artikel 10 lid 1 van de toepasselijke HISWA-voorwaarden heeft ingehouden totdat de verjaringstermijn ex artikel 8:1793 BW van twee jaar is verstreken. In zoverre is de klacht van de consument niet gegrond.

De ondernemer heeft voorts aangevoerd dat de consument heeft gehandeld in strijd met artikel 9 lid 6. In verband met rookschade en schoonmaakkosten heeft de ondernemer € 250,– van de waarborgsom ingehouden onder verwijzing naar het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van het huurcontract.
Ter zitting heeft de consument onweersproken gesteld dat hij het vaartuig op 1 augustus 2014 heeft overgedragen aan de ondernemer en dat ten tijde van de inspectie niet over een rooklucht is gesproken.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer, indien er sprake zou zijn geweest van een rooklucht in de kajuit, dit tijdens de inspectie aan de consument kenbaar had moeten maken en hem niet twee dagen na dato hiermee had moeten confronteren. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat indien er sprake zou zijn geweest van een rooklucht deze lucht ook tijdens de inspectie opgemerkt had moeten worden. De klacht van de consument is op dit punt gegrond.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de ondernemer € 250,– van de waarborgsom aan de consument dient te retourneren.

De commissie wijst de overige door de consument gevorderde schadevergoeding af wegens onvoldoende motivering en onvoldoende onderbouwing van de kosten.

Voorts bepaalt de commissie dat de ondernemer ingevolge artikel 21 van het reglement aan de consument de helft van het klachtengeld, een bedrag van € 51,25 dient te betalen, dat de consument op grond van artikel 8 van het reglement aan de commissie heeft voldaan, nu de klacht van de consument ten dele gegrond wordt verklaard. Overeenkomstig artikel 21 van het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–. De commissie zal deze kosten matigen met 50% tot € 75,–.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer dient aan de consument € 250,– van de waarborgsom terug te betalen.

Overeenkomstig artikel 21 van het reglement van de commissie is de ondernemer aan de consument tevens een bedrag verschuldigd van € 51,25 terzake van het klachtengeld.

Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

De resterende som, groot € 500,–, dient de ondernemer na het verstrijken van de verjaringstermijn, op uiterlijk 1 augustus 2016, aan de consument te voldoen, indien en voor zover op dat moment inzake bovengenoemd schadevoorval geen schadeclaim is ingediend bij de ondernemer. Wanneer er wel tijdig een schadeclaim wordt ingediend, dient de ondernemer de consument daarover te informeren, onder toezending van de ingediende schadeclaim.

Overeenkomstig artikel 21 van het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 75,-.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
 

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, op 5 november 2014.