Waarde telefoontoestel maakt deel uit van overeenkomst wat niet bij de consument bekend was bij het sluiten van de overeenkomst

De Geschillencommissie




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Totstandkoming overeenkomst    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 106410

De uitspraak:

De nadere behandeling van het geschil

Op 18 januari 2017 heeft de Geschillencommissie (hierna: de commissie) in deze zaak beslist in een tussenadvies, waarvan de inhoud hieronder is ingelast.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de gedeeltelijke vernietiging van vier door partijen gesloten telecommunicatie-overeenkomsten waarbij door de ondernemer een toestel aan de consument ter beschikking werd gesteld.

De consument heeft de klacht tijdig aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument

De consument stelt in hoofdzaak dat op grond van de arresten van de HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385 en HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR2016:236 vier door haar met de ondernemer gesloten telecommunicatie-overeenkomsten gedeeltelijk nietig moeten worden verklaard dan wel worden vernietigd, namelijk voor zover deze betrekking hebben op de telefoontoestellen, rente en samenhangende kosten. Het gaat om zogenaamde “all-in abonnementen” met een totaalprijs voor telefoonabonnement, toestel en kredietkosten.

De consument is bereid de nog in haar bezit zijnde telefoontoestellen aan de ondernemer te retourneren, maar verlangt wel vergoeding van de verzendkosten van (minimaal) € 8,15. Uit een ter zitting door de gemachtigde van de consument overgelegde brief van 22 oktober 2016 van de consument aan de ondernemer blijkt dat het toestel behorend bij het contract van 2009 niet meer in het bezit is van de consument. Het toestel behorend bij het contract van 2013 is aan de ondernemer geretourneerd. De toestellen behorend bij de contracten van 2011 en 2015 zijn nog in het bezit van de consument: voor 2011 gaat het om een [merknaam telefoontoestel] 4 (16GB) en voor 2015 om een [merknaam telefoontoestel] 6 (16GB).

De consument verlangt in verband met haar vorderingen een volledige kopie van haar dossier bij de ondernemer te ontvangen en een overzicht van alle door haar betaalde bedragen met een specificatie van abonnementskosten, kosten toestel en kredietkosten. De door de consument aan de ondernemer onverschuldigd betaalde bedragen moeten worden geretourneerd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2016.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer concludeert tot ongegrondheid van de klacht.

Het gaat om vier abonnementen, van 27 april 2009, 1 juni 2011, 15 april 2013 en 23 januari 2015. Alleen van de overeenkomst uit 2015 is er nog een schriftelijke kopie, die is overgelegd.

Met betrekking tot de overeenkomsten van 2009 en 2011 beroept de ondernemer zich op de verjaring van artikel 3:52 lid 1 onder d BW: de vorderingen zijn niet ingesteld binnen drie jaren nadat de bevoegdheid om de vernietigingsgrond in te roepen ten dienste van de consument is komen te staan. Daarvoor is bepalend het moment dat de betreffende overeenkomst is aangegaan.

Het is de ondernemer niet bekend wat voor toestel in 2009 ter beschikking van de consument is gesteld.

De overeenkomst van 2013 betrof niet een zogenaamd ‘all-in abonnement”. Het telefoontoestel werd krachtens lease aan de consument ter beschikking gesteld en bleef eigendom van [naam van de ondernemer]. Hierop moet de betreffende vordering van de consument stranden.

In de communicatie met de consument betreffende de overeenkomst van 2015 werd de toestelprijs aangegeven, zodat de ondernemer heeft voldaan aan zijn communicatieplicht. Er is dus geen grond voor een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst van 2015.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Ter zitting is door de gemachtigde van de consument een kopie van de schriftelijke overeenkomst van 2013 overgelegd. Met betrekking tot het telefoontoestel staat vermeld:
“Toestellease categorie Toestellease 1, Actie 1e 8m tot 15 euro , 2 jaar”
De commissie stelt zich op grond hiervan op het standpunt dat de vordering van de consument gericht op gedeeltelijke vernietiging van deze overeenkomst betreffende het toestel moet worden afgewezen.

Ter zitting is door de gemachtigde van de consument voorts overgelegd een kopie van de kassabon behorend bij het contract van 2015. Hierop staat vermeld met betrekking tot het telefoontoestel:
0873124 [merknaam telefoontoestel] 6 16 GB Gold IMEI-nummer 355900069204792 Uitlevering in winkel EUR 99,00”
Gelet op het vermelde bedrag gaat de commissie er voorshands niet van uit dat de waarde van de betreffende [merknaam telefoontoestel] gesteld moet worden op € 99,00.

De commissie wenst met betrekking tot de contracten van 2009, 2011 en 2015 nader te worden geïnformeerd over:
– de prijs van de telefoontoestellen ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten en de waarde thans;
– de kosten van het onderdeel “SIM-only” van de abonnementen;
– de berekende kredietvergoedingen en eventuele verdere kosten.
Ook met betrekking tot het contract van 2013 dienen – voor zover van toepassing – de berekende kredietvergoeding en verdere kosten te worden gespecificeerd.
Voorts dient te worden aangegeven waaruit de consument de prijs voor het toestel behorend bij het contract van 2015 heeft kunnen opmaken, nu dit niet blijkt uit de door de ondernemer overgelegde kopie van het betreffende contract en verdere door de ondernemer bij zijn verweerschrift toegezonden bijlagen.
De commissie zal de ondernemer opdragen deze informatie te verschaffen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer zal binnen 14 dagen na verzending van deze beslissing de commissie de hiervoor aangegeven informatie dienen te verschaffen. De consument kan – eveneens binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van de betreffende informatie – daar nog op reageren, waarna de commissie met als uitgangspunt zonder nadere zitting een eindbeslissing zal nemen.

De commissie houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatiediensten op 18 januari 2017

In het tussenadvies heeft de commissie de ondernemer verzocht nadere inlichtingen te verstrekken. De ondernemer heeft deze per brief van 20 februari 2017 verstrekt, waarop de consument bij brief van haar gemachtigde van 23 februari 2017 heeft gereageerd.

Nader standpunt van de consument

De consument heeft met betrekking tot abonnement 1 geen nadere reactie gegeven.

De consument beperkt kennelijk, na hetgeen de commissie heeft overwogen in het tussenadvies met betrekking tot abonnement 2 en na de door de ondernemer na het tussenadvies gegeven informatie, gelet op de nader geformuleerde vordering deze thans tot de abonnementen 1, 2 en 4.

Met betrekking tot abonnement 4 stelt de consument thans dat dit abonnement liep tot en met 22 januari 2017, maar dat dit abonnement daadwerkelijk doorloopt tot en met 31 mei 2017. Zij stelt tevens, onder verwijzing naar de door haar nader overgelegde nota van de ondernemer over de maand februari 2017, dat de ondernemer haar nog steeds een abonnement en toestelvergoeding in rekening brengt.

De consument heeft voorts bij de brief van haar gemachtigde van 23 februari 2017 – onder verwijzing naar een daarbij overgelegde brief van de consument van 1 februari 2015 – terugbetaling gevorderd van aan haar sinds 1 februari 2015 maandelijks in rekening gebrachte kosten voor het versturen van accept-girorekeningen van € 1,95 per maand. Zij stelt daartoe telefonisch reeds op 1 februari 2015 [naam van de ondernemer] te hebben verzocht de betreffende rekeningen slechts per email toe te sturen.

De consument heeft bij de genoemde brief van haar gemachtigde van 23 februari 2017 haar vordering nader gespecificeerd in die zin dat zij verlangt:
– het verstrekken door [naam van de ondernemer] van alle door [naam van de ondernemer] bewaarde persoonsgegevens;
– de (partiële) ontbinding van de overeenkomsten 1, 2 en 4;
– terugbetaling van teveel betaalde toestel- en/of abonnementskosten voor de overeenkomsten 1, 2 en 4;
– terugbetaling van € 1,95 per maand voor de mobiele telefoon accept-girorekeningen van de afgelopen twee jaar voor overeenkomst 4.

Nader standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft in hoofdzaak het volgende gesteld.

De ondernemer heeft, zoals deze reeds eerder heeft aangegeven, geen informatie meer aanwezig over het op 27 april 2009 afgesloten abonnement 1.

Met betrekking tot abonnement 2 van 1 juni 2011 geldt:
– de verkoop-adviesprijs van de [merknaam telefoontoestel] 4 16GB bedroeg destijds € 630,–; de huidige restwaarde is     € 12,–.
– het abonnement met toestel kostte € 50,– per maand. Een SIM—only variant kostte € 39,– per maand. Het toesteldeel was dus € 11,– per maand. Totaal is dus voor het toestel betaald 24 x € 11,–= € 264,–.
– niet kan worden nagegaan of de consument een eenmalige aanbetaling voor het toestel heeft gedaan. Indien deze niet is verricht, heeft de consument een korting op de prijs van het toestel ontvangen van € 366,– en is er geen kredietrente berekend.

Met betrekking tot abonnement 3, het lease-abonnement, is er verder geen relevante informatie te verstrekken.

Met betrekking tot abonnement 4 van 23 januari 2015 geldt:
– de verkoop-adviesprijs van de [merknaam telefoontoestel] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst was € 687,–; de huidige restwaarde is € 180,–.
– het abonnement met toestel kostte € 64,– per maand. Een SIM-only variant kostte £ 42,50 per maand. Het toesteldeel was dus € 21,50 per maand. Totaal is voor het toestel betaald € 615,–, namelijk 24 x € 21,50 = € 516,– vermeerderd met een aanbetaling van € 99,–. Als korting op de verkoop-adviesprijs is dan € 72,– verleend. Er is geen kredietrente berekend.

De ondernemer concludeert tot ongegrondheid van de klacht.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De Wet bescherming persoonsgegevens biedt voor geschillen betreffende door de ondernemer vastgelegde persoonsgegevens een aparte bijzondere procedure zodat de commissie niet bevoegd is te oordelen over het verzoek tot verstrekking door de ondernemer van alle door deze bewaarde persoonsgegevens van de consument.

Gelet op de beslissing van de commissie in het tussenadvies over het lease-abonnement (abonnement 3) en de nadere standpunten van partijen hierover, volstaat de commissie met hetgeen al is overwogen in het tussenadvies.

Met betrekking tot de abonnementen 1 en 2 oordeelt de commissie dat het beroep op nietigheid dan wel vernietiging van de gesloten overeenkomsten is verjaard op grond van artikel 3:52 lid 1 onder d BW. De commissie gaat er daarbij vanuit dat de betreffende verjaringstermijnen van drie jaar een aanvang hebben genomen op het moment dat de overeenkomsten zijn gesloten, te weten 27 april 2009 en 1 juni 2011; de betreffende klacht is eerst bij de commissie binnengekomen op 24 oktober 2016. De commissie verwerpt hiermee het mondeling ter zitting namens de consument ingenomen standpunt dat de betreffende verjaringstermijn eerst een aanvang heeft genomen op 13 juni 2014, de datum van de door de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak gedane uitspraak, met kenmerk ECLI:NL:HR2014:1385. Volledigheidshalve wijst de commissie er ook nog op dat de klacht bij de commissie is binnengekomen drie jaar na het verstrijken van de duur van de abonnementen 1 en 2.

Met betrekking tot abonnement 4 van 23 januari 2015 kan de consument in haar klacht worden ontvangen. Hieraan doet niet af, zoals [naam van de ondernemer] stelt, dat sinds 2014 de waarde van het telefoontoestel steeds duidelijk is aangegeven op haar website en in andere reclame-uitingen, nu niet uit de stellingen van [naam van de ondernemer] voortvloeit dat de betreffende vermeldingen voor het sluiten van de overeenkomst bij de consument bekend waren of deze vermeldingen anderszins deel uitmaakten van de gesloten overeenkomst.

De klacht van de consument betreffende abonnement 4 is ook gegrond. De overeenkomst is in strijd met de in verband met koop op afbetaling, krediettransactie dan wel kredietovereenkomst geldende wettelijke bepalingen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 2014 en het door de consument verlangde, dient de overeenkomst van 2015 gedeeltelijk te worden vernietigd en wel voor zover de consument aan de ondernemer voor het telefoontoestel heeft betaald een bedrag van in totaal € 615,–, zoals volgt uit de door de ondernemer na het tussenadvies verstrekte berekening die niet door de consument is bestreden. Voor terugbetaling van abonnementskosten is er geen grond. Evenmin is gebleken dat in deze zaak kredietvergoedingen in rekening zijn gebracht die voor terugbetaling in aanmerking komen.

De consument moet daartegenover wel, zoals zij ook heeft aangeboden, het betreffende telefoontoestel aan de ondernemer retourneren.

De commissie gaat tenslotte voorbij aan het eerst bij brief van 23 februari 2017 van de gemachtigde van de consument gedane verzoek tot terugbetaling van aan de consument met ingang van 1 februari 2015 in rekening gebrachte bedragen van € 1,95 per maand voor accept-girorekening. Dit onderdeel van de klacht vormt geen onderdeel van de op 24 oktober 2016 bij de commissie ingediende klacht en kan in verband met een goede procesorde niet in dit stadium van de procedure alsnog worden toegevoegd. De commissie overweegt hierbij ten overvloede dat deze klacht kennelijk evenmin, zoals het Reglement vereist, bij de commissie is ingediend binnen een jaar nadat de klacht aan de ondernemer is voorgelegd.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie is niet bevoegd te oordelen over het verzoek van de consument tot het verstrekken door de ondernemer van door deze bewaarde persoonsgegevens betreffende de consument.

De klacht van de consument is gegrond voor zover deze betreft de gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst betreffende abonnement 4. De commissie vernietigt daarom de overeenkomst tussen partijen van 23 januari 2015 voor zover daarbij aan de consument een bedrag van € 615,– in rekening is gebracht voor de verstrekking van een [merknaam telefoontoestel] 6. In verband hiermee moet de ondernemer dit bedrag van € 615,– aan de consument vergoeden.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie het klachtengeld ad € 50,– aan de consument te vergoeden.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatiediensten op 21 maart 2017.