Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Ontbinding, opzegging en tussentijdse beëindiging
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
37744
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op een mobiele telefoonaansluiting. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In 2008 had ik een telefoonrekening van € 728,–. Ik heb die in eerste instantie verzuimd te betalen waardoor een en ander aan een incassobureau is overgedaan door de ondernemer. In de tussentijd heb ik de helft van die rekening betaald te weten € 364,–. Over de andere helft heb ik contact met de ondernemer opgenomen en gevraagd of ik een regeling kon treffen. Dit kon echter niet meer, omdat het al bij een incassobureau lag, maar de betreffende medewerkster van de ondernemer verzekerde mij dat ik met hen een betalingsregeling zou kunnen regelen. Toen ik echter van het incassobureau bericht kreeg, bleek niet alleen de telefoonrekening betaald te moeten worden, maar ook een bedrag van € 538,–, omdat mijn abonnement nog doorliep tot 15 januari 2010. Ik was inmiddels al wel afgesloten. Ik heb hier in eerste instantie niets mee gedaan, omdat ik ook niet wist wat ik zou kunnen doen. Nu heb ik een paar maanden geleden een artikel van een advocaat gelezen over een vergelijkbare zaak. De rechter heeft al een aantal keren uitspraak gedaan, omdat de ondernemer abonnementskosten berekent voor diensten die zij niet leveren. De ondernemer beroept zich op de algemene voorwaarden (die zij inmiddels wel hebben veranderd), maar de rechter noemt dit onredelijke voorwaarden. Het onterecht incasseren van abonnementskosten is in het kort de klacht die ik tegen de ondernemer heb. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het geschil dat door de consument aanhangig is gemaakt gaat over de door hem te betalen periodieke vergoedingen over de resterende periode van de minimumduur van het abonnement. De consument stelt dat hij niet gehouden is vergoedingen aan ons te betalen voor diensten die niet aan hem zijn geleverd. Door ons is aan de consument een betalingsregeling voorgesteld om de betaalachterstand van de consument op te lossen. Deze regeling omvatte een betaling in twee termijnen. De betaling van de eerste termijn is door ons ontvangen na de vervaldatum. De tweede termijn is nooit ontvangen door ons. Hierdoor is op 10 oktober 2008 de betalingsregeling stopgezet. Op 3 november 2008 is de aansluiting van de consument gesperd en op 10 november 2008 voor de resterende contractsduur opgeheven. Op 10 december 2008 is de vordering op de consument gecedeerd aan het incassobureau. De consument eist volledige terugbetaling van de aan hem in rekening gebrachte kosten over de resterende minimumduur van het contract (tot 15 januari 2010). Op de overeenkomst met contractant zijn de Algemene Voorwaarden voor mobiele diensten versie 2007 van toepassing. In deze Algemene voorwaarden is in artikel 2:8 lid 8 geregeld dat: "indien [de ondernemer] de overeenkomst tijdens de toepasselijke minimumduur ontbindt op grond van het vorige lid (tekortschieten in de nakoming), blijft de contractant verplicht de in artikel 1:12 bedoelde periodieke vergoedingen voor de door hem afgenomen diensten over de nog resterende periode van de minimumduur te voldoen". Door ons is in overeenstemming met het in de toepasselijke Algemene Voorwaarden gestelde gehandeld. Wij zijn van mening dat wij terecht de resterende periode van de minimumduur van het abonnement in rekening hebben gebracht. Wij hebben getracht het geschil te schikken. Door ons is voorgesteld het klachtengeld terug te betalen en het dossier te sluiten. De consument heeft dit voorstel afgewezen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat de ondernemer, toen de consument de rekening van 23 juni 2008 slechts voor de helft voldeed, gerechtigd was de vordering ter incassering uit handen te geven. Ook mocht onder deze omstandigheden de aansluiting voor de resterende contractsduur worden opgeheven. Naar het oordeel van de commissie is met name punt van geschil of de ondernemer gerechtigd was daarvoor "een afkoopsom" van € 538,– in rekening te brengen. Naar dezerzijds oordeel is evenwel van beslissende betekenis welke schade de ondernemer door die voortijdige beëindiging van het contract heeft geleden. In dat kader is aannemelijk dat van de overeenkomst deel uitmaakte de levering van een mobiel telefoontoestel. De ondernemer heeft de overeenkomst evenwel niet overgelegd, zodat niet is gebleken welk toestel deel uitmaakte van het contract en wat de waarde van dat toestel was. Onder de gegeven omstandigheden is de claim met betrekking tot de "afkoopsom" door de ondernemer onvoldoende onderbouwd, zodat de consument dit bedrag onverschuldigd aan de ondernemer heeft voldaan. De klacht treft doel en leidt tot de volgende beslissing. Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht, kan niet tot een andere beslissing leiden en behoeft derhalve geen afzonderlijke bespreking. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 538,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 29 november 2010.