Warmtemeter stil gestaan; ondernemer heeft terecht meter vervangen

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Omvang levering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 53246

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft een vordering van de ondernemer op de consument ter zake van de herberekening van het elektriciteitsverbruik in verband met een defecte meter.   De consument stelt dat de klacht op 25 februari 2010 is ontstaan en dat hij deze klacht op 11 mei 2010 schriftelijk aan de ondernemer heeft voorgelegd.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft kennelijk uit onvrede met de lage meterstanden de meter onterecht vervangen, verschroot en stuurt de consument vervolgens een nota met “verzonnen” meterstanden.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De consument is niet iemand die vaak naar de meter kijkt. Hij weet zelf niet hoe de meter in het verleden functioneerde of op welk moment deze is stil gaan staan.   De consument heeft zijn huidig verbruik over een periode van 402 dagen nauwkeurig bijgehouden en gezien dat dit gedurende die periode in totaal 3.359 kWh betrof.   Er zijn weliswaar meer geschilpunten, zoals met betrekking tot de opzegvergoeding, maar die zijn van ondergeschikt belang en de consument wil die punten verder laten rusten.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Uit onderzoek is gebleken dat de elektriciteitsmeter een periode van ongeveer 3 jaar heeft stilgestaan. De meter werd op 30 maart 2010 vervangen.   Op grond van artikel 12 lid 4 van de Algemene Voorwaarden is gekeken naar de het verbruik in de 24 maanden voorafgaand aan de datum waarop de meter niet goed meer functioneerde.    De ondernemer is bij de schatting uitgegaan van het verbruik van de consument gedurende het jaar 2006 tot 2007. Dit is de periode voordat de meter stil is gaan staan. De ondernemer heeft daarbij aangevoerd dat dit voor de consument zelfs gunstig is, omdat de consument juist in die periode aanzienlijk minder verbruik afnam dan in de jaren ervoor. De herberekening is gebaseerd op een verbruik van gemiddeld 5.600 kWh in plaats van 8.000 kWh.   Beoordeling van het geschil   De commissie overweegt het volgende.   De commissie heeft geconstateerd dat de Algemene Voorwaarden 2006 voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers – hierna te noemen: de Algemene Voorwaarden – op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn.   Artikel 12 lid 4 van de Algemene Voorwaarden luidt: Indien blijkt dat de meetinrichting en/of de meting niet juist zijn stelt de leverancier de omvang van de levering vast aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek. Herberekening zal plaatsvinden over de periode dat de meetinrichting onjuist heeft gefunctioneerd en/of de meting onjuist is geweest doch ten hoogste over een tijdvak van vierentwintig maanden gerekend vanaf het moment dat de ene partij zijn twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/meting aantoonbaar bij de andere partij heeft geuit. Ingeval van fraude zal echter in overleg met de netbeheerder respectievelijk de neteigenaar herberekening over de volledige periode plaatsvinden.   De commissie heeft voorts geconstateerd dat uit het dossier blijkt dat:   – de meteropnemer op 29 januari 2007 de volgende standen heeft genoteerd: Telwerk 1: 23.965 Telwerk 2: 30.747 – de consument op 16 maart 2009 telefonisch de volgende standen heeft doorgegeven: Telwerk 1: 24.470 Telwerk 2: 31.233 – de meteropnemer op 25 februari 2010 de volgende standen heeft genoteerd: Telwerk 1: 24.470 Telwerk 2: 31.233   De commissie concludeert op basis daarvan dat het – gelet op het verbruik van de consument over de periode vanaf 16 juni 1999 tot en met 2 maart 2009, zoals dat blijkt uit het hierna nog nader te bespreken overzicht van 6 oktober 2010 – aannemelijk is dat een aanzienlijk lager verbruik dan het jaarlijks gemiddelde verbruik werd geregistreerd tussen 29 januari 2007 en 16 maart 2009, terwijl er in het geheel geen verbruik is geregistreerd tussen 16 maart 2009 en 25 februari 2010.   De commissie leidt daaruit af dat de stelling van de ondernemer dat de meter begin 2007 stil is gaan staan juist is en de ondernemer er terecht toe is overgegaan om de meter te vervangen. Onduidelijk is hoe de meter zich gedragen heeft in de periode voordat de meter is gaan stilstaan. Een mogelijkheid is dat de meter eerst te snel is gaan lopen, toen langzaam is gaan lopen om tenslotte stil te gaan staan.   Het verbruik over de genoemde periode zal zo nauwkeurig mogelijk moeten worden geschat, waarbij de in de Algemene Voorwaarden genoemde maatstaf als uitgangspunt kan worden genomen.   De ondernemer is bij de schatting uitgegaan van het verbruik van de consument gedurende de jaren vanaf 2006 tot 2007, de periode voordat de meter stil is gaan staan. De ondernemer heeft daarbij aangevoerd dat dit voor de consument zelfs gunstig zou zijn, omdat de consument juist in die periode aanzienlijk minder verbruik afnam dan in de jaren ervoor. Op zich is dat laatste juist maar dit sluit niet uit dat het verbruik gedurende die jaren te hoog was omdat de meter mogelijk te snel liep. De herberekening van de ondernemer is gebaseerd op een jaarlijks verbruik van gemiddeld 5.600 kWh in plaats van 8.000 kWh.   De consument is van mening dat dit geschatte jaarlijkse verbruik te hoog is. Hij heeft zijn verbruik bijgehouden gedurende een periode van 402 dagen en gezien dat hij toen een verbruik had van 3.335 kWh. De commissie acht het door de ondernemer geschatte verbruik van de consument van gemiddeld 5600 kWh per jaar redelijk. De commissie heeft daarbij in het bijzonder nog gelet op het overzicht d.d. 6 oktober 2010 dat zich bij de stukken bevindt. Daarin wordt een overzicht gegeven van het verbruik van de consument over de periode vanaf 16 juni 1999 tot en met 2 maart 2009. Uit dit overzicht blijkt dat in de “ onverdachte” jaren 2000 en 2001 de consument jaarlijks een verbruik had van 5.070 kWh respectievelijk 5.857 kWh. Dit stemt overeen met het door de ondernemer thans geschatte jaarlijkse verbruik.   Slotsom is dat de klacht ongegrond is.   De commissie is niet gebleken dat de ondernemer ten onrechte bedragen aan de consument in rekening heeft gebracht.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 6 mei 2011