Commissie: Airconditioning
Categorie: (non)conformiteit / Warmte
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Tussen Advies
Uitkomst: Aanvullende informatie nodig
Referentiecode:
97963/112847
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak
Behandeling van het geschil
De commissie verwijst naar haar tussenadvies van 11 november 2021. Daarin is beslist dat de ondernemer
zijn voorstel aan de consument op schrift zal stellen en dat deze daarop zal antwoorden. Daarna hebben
beide partijen zich nog over het geschil en over de procedure uitgelaten, de ondernemer tweemaal en de
consument zevenmaal.
Onderwerp van het geschil
Ook hier verwijst de commissie naar haar tussenadvies van 11 november 2021. De consument verzocht
aanvankelijk om de ondernemer te veroordelen de bij de consument thuis geïnstalleerde warmtepomp op
eigen kosten te verwijderen, de situatie in de oorspronkelijke staat te herstellen en het verschil te vergoeden
tussen het vroegere elektriciteitsverbruik en het elektriciteitsgebruik bij aanwezigheid van de pomp (vanaf
augustus 2019).
Nader standpunt van de consument
De consument heeft in zijn e-mailberichten, laatstelijk op 8 juni 2022, het volgende te kennen gegeven. Hij
heeft voorgesteld de overeengekomen proefperiode van twee maanden – gedurende welke partijen zouden
nagaan of door technische ingrepen van de zijde van en voor rekening van de ondernemer de installatie
zodanig kan worden aangepast dat de toegezegde besparing wordt bereikt – te verlengen tot een jaar. Aldus
zou gedurende alle seizoenen kunnen worden getest of de installatie, (telkens) met de nodige aanpassingen,
aan de verwachtingen voldoet. Gedurende een aldus te verlengen proefperiode is de consument bereid om
zijn eis dat alles in oude staat wordt teruggebracht op te schorten. Hij stelt hieraan twee voorwaarden:
(1) dat op korte termijn een regeling tot stand komt over het overmatige elektriciteitsgebruik sinds augustus
2019, en
(2) dat hij alsnog de kosten van de aanschaf van de warmtepomp kan terugvorderen van de ondernemer in
het geval dat tijdens of na de proefperiode nog steeds te veel (ten opzichte van de beloofde besparing)
energie wordt gebruikt.
Nader standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen ‘juridisch’ standpunt ingenomen. Hij heeft te kennen gegeven dat hij, in
samenwerking met de fabrikant/leverancier van de warmtepomp Daikin, verschillende aanpassingen van de
installatie heeft verricht en wellicht nog zal verrichten, in de hoop en verwachting dat de consument binnen
een jaar een tevreden klant zal zijn.
Verdere beoordeling van het geschil
Beide partijen, de consument expliciet en de ondernemer impliciet, vragen om verlenging van wat zij noemen
de proeftijd. Dat is de periode gedurende welke partijen in goed overleg en met de benodigde medewerking
over en weer zullen bezien of, met de aanpassingen van de installatie die nodig blijken en die door althans
voor rekening van de ondernemer zullen worden uitgevoerd, een situatie kan worden bereikt waarin de
installatie alsnog aan de terechte verwachtingen van de consument voldoet. Deze verlenging wordt partijen
vanzelfsprekend gegund. De commissie gaat er hierbij vanuit dat de consument met “een jaar” bedoelt te
rekenen vanaf de datum van de eerste e-mail waarin hij dit voorstel doet, 12 december 2021. Aldus eindigt
de verlengde proeftijd op 12 december 2022.
Om te kunnen oordelen over de twee voorwaarden die de consument stelt aan de opschorting van zijn eis
dat het overtollige energiegebruik wordt vergoed, moet de commissie eerst uitleggen hoe de posities van
partijen in het (proces)recht nu zijn.
Met zijn aanvankelijke vordering beoogt de consument ontbinding van de overeenkomst. Een rechtsgeldige
ontbinding heeft twee belangrijke gevolgen.
Het eerste is dat zogenoemde ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan. Dit wil zeggen dat (voor zoveel
mogelijk) moet worden teruggegeven wat ter uitvoering van de overeenkomst is gepresteerd. Voor prestaties
die niet terug te draaien zijn, dient de consument aan de ondernemer die deze prestatie heeft geleverd de
waarde te vergoeden.
Het tweede gevolg is dat de consument, wanneer op zijn verzoek de overeenkomst is ontbonden vanwege
een toerekenbaar tekortschieten in de nakoming door de ondernemer, recht heeft op vergoeding van de
schade die hij als gevolg van dit tekortschieten heeft geleden. Voor dit geschil hebben deze uitgangspunten
de volgende consequenties.
De tweede voorwaarde van de consument – teruggave van de prijs van aanschaf (en installatie?) van de
warmtepomp – kan worden vervuld wanneer commissie oordeelt (en die kant lijkt het op te gaan, zonder dat
dit reeds een oordeel is) dat de overeenkomst wordt ontbonden wegens een toerekenbare tekortkoming in
de nakoming door de ondernemer. Die tekortkoming bestaat er dan in dat de warmtepomp niet de
toegezegde energiebesparing oplevert. De ongedaanmakingsverbintenissen houden dan, kort gezegd, in:
geld terug, installatie terug.
De eerste voorwaarde van de consument – een regeling over vergoeding van de kosten van elektra die zijn
veroorzaakt door de installatie van de waterpomp en die niet zouden zijn gemaakt in de oude situatie – kan
(thans) niet door de commissie worden vervuld. Het is immers aan partijen om een regeling te treffen; de
commissie kan die niet opleggen. Wel kan de commissie (en ook die kant lijkt het op te gaan, zonder dat dit
reeds een oordeel is) bij wijze van vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de
installatie van de warmtepomp die niet het beloofde rendement oplevert, aan de consument ten laste van de
ondernemer een bedrag toekennen ter hoogte van dit verschil.
Voor het ontstaan van een schadevergoedingsverbintenis van de ondernemer is het noodzakelijk dat de
ontbinding van de overeenkomst is gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door de
ondernemer.
Voor het ontstaan van ongedaanmakingsverbintenissen is de ontbinding, ongeacht de oorzaak daarvan,
toereikend.
De commissie zal, mede om aan de wensen van partijen voor zover mogelijk tegemoet te komen, nu
opnieuw een tussenadvies geven.
Beslissing
De commissie verlengt de proeftijd, zoals bedoeld hierboven in de tweede volzin na ‘Verdere beoordeling
van het geschil’, tot 22 december 2022.
De commissie oordeelt dat het verzoek van de consument, om de ondernemer te veroordelen aan hem het
verschil te betalen tussen de kosten van het werkelijke elektriciteitsverbruik en de kosten van het fictieve
verbruik in de situatie zonder warmtepomp, over de periode vanaf 19 augustus 2019 tot het moment dat
ofwel de installatie de toegezegde besparing oplevert ofwel de installatie is verwijderd, toewijsbaar is als
schadevergoeding wanneer de overeenkomst wordt ontbonden vanwege een toerekenbare tekortkoming in
de nakoming door de ondernemer.
De commissie oordeelt dat het verzoek van de consument, om de ondernemer te veroordelen de
warmtepomp te verwijderen en de situatie in het huis van de consument terug te brengen naar die van vóór
augustus 2019, toewijsbaar is als ongedaanmakingsverbintenis wanneer de overeenkomst wordt ontbonden.
De commissie houdt het oordeel over (de toerekenbaarheid van) die ontbinding en (de hoogte van) die
schadevergoeding aan tot nadat beide partijen zich nogmaals hebben uitgelaten, zoals hierna verzocht.
De commissie verzoekt beide partijen zich na 22 december 2022 en vóór 5 januari 2023 in het Zaaksysteem
van de commissie uit te laten over de volgende vragen:
– Levert de installatie inmiddels het beoogde of een voor de consument acceptabel rendement op?
– Waardoor is dat doel (niet) bereikt?
– Als het doel niet is bereikt: vormt de oorzaak daarvan een aan de ondernemer toe te rekenen
tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst?
– Als het doel niet is bereikt: wat waren de kosten van koop en installatie van de warmtepomp en in
hoeverre heeft de consument deze kosten aan de ondernemer voldaan?
– Wat is het elektriciteitsverbruik van de installatie geweest sinds augustus 2019 en wat zou dat
gebruik zijn geweest in de situatie daarvóór?
Aldus beslist door de Geschillencommissie Airconditioning, bestaande uit de heer mr. E.P. van Unen,
voorzitter, de heer ing. H.W.M. Maessen, mevrouw mr. C.R.J.M. den Hartog-Kaaij, leden, op 26 oktober
2022.