
Commissie: Energie
Categorie: Verkorte procedures
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
51134
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft een door de consument aangevraagde, doch door de ondernemer geweigerde betalingsregeling voor een vordering wegens geleverde energie ten bedrage van € 1.199,37. De consument heeft op 18 oktober 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Ik heb via de [naam stichting voor onterechte vorderingen en buitensporig opgevoerde rekeningen], die voor mij een schuldsanering uitvoert, aan de ondernemer gevraagd mij een betalingsregeling toe te staan van € 100,– per maand voor een vordering van € 1.139,37, die ik gezien mijn slechte financiële positie absoluut niet in een keer kan betalen. De ondernemer heeft dit verzoek afgewezen zonder daarvoor een duidelijke grond aan te geven. Ik vind de weigering van de ondernemer derhalve onredelijk. De consument verlangt dat de commissie de gevraagde betalingsregeling alsnog vaststelt. Standpunt van de ondernemer De ondernemer heeft geen standpunt aan de commissie kenbaar gemaakt. Bij brief d.d. 4 november 2010 heeft de ondernemer de gevraagde betalingsregeling geweigerd. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie acht de weigering van de ondernemer om de consument de gevraagde betalingsregeling toe te staan onvoldoende gemotiveerd. Als enig argument heeft de ondernemer in de genoemde brief aangevoerd dat de consument meerdere nota’s onbetaald zou hebben gelaten. Welke nota’s dat zijn en tot welke bedragen vermeldt de ondernemer niet. Aan de andere kant heeft de consument naar het oordeel van de commissie genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is de vordering van de ondernemer in een keer te betalen. De consument heeft een netto salaris van € 1.500,– per maand, een huur van € 435,69 per maand en een negatief banksaldo van € 11.803,51. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de consument onweersproken aangevoerd dat de ondernemer geen energie meer aan hem levert en dat er geen andere opeisbare vorderingen van de ondernemer zijn buiten de vordering van € 1.139,37. De commissie is derhalve van oordeel dat er geen deugdelijke grond aanwezig is om de gevraagde betalingsregeling niet toe te staan. Daar komt bij dat het enige alternatief dat de ondernemer overblijft het leggen van derdenbeslag is onder de werkgever van de consument. Gelet op de beslagvrije voet en de kosten die aan een dergelijke maatregel verbonden zijn, zal dit tot resultaat hebben dat de vordering van de ondernemer over een lagere periode zal worden afbetaald dan volgens de voorgestelde betalingsregeling. De ondernemer heeft dus bij het niet toestaan daarvan geen wezenlijk belang. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer staat aan de consument een betalingsregeling toe voor zijn vordering van € 1.139,37 in die zin dat dit bedrag mag worden afbetaald in gelijke maandelijkse termijnen van € 100,– (met dien verstande dat de laatste termijn € 39,37 bedraagt), waarvan de eerste vervalt twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies. De ondernemer heeft het recht de betalingsregeling met directe ingang te annuleren en de gehele (restant-)vordering opeisbaar te stellen, indien enige termijn niet stipt op de vervaldag wordt betaald. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 28 januari 2011.