Commissie: Energie
Categorie: Beëindiging / opzegging
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
143533/153806
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument klaagt erover dat hij de overeenkomst met de ondernemer wil opzeggen, maar dat de ondernemer dit kennelijk niet accepteert. Daarbij beroept de consument zich op de algemene voorwaarden. De ondernemer meent dat hij geen gevolg hoeft te geven aan een opzegging van de consument, omdat beëindiging van de levering leidt tot aanzienlijk blijvend nadeel voor een andere verbruiker. Beëindiging van de levering door de afnemer mag er, volgens de ondernemer, niet toe leiden dat andere afnemers verstoken blijven van warmtelevering of hiervoor ineens hogere kosten in rekening gebracht krijgen. De commissie beaamt dit standpunt en legt dit aan de hand van de Memorie van toelichting Wijziging van de Warmtewet gepubliceerd op 23 mei 2017 uit. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de opzegging van de tussen partijen bestaande overeenkomst met betrekking tot de levering van warmte, warm tapwater en koude.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument wenst zijn leveringsovereenkomst met de ondernemer op te zeggen, maar de ondernemer weigert een dergelijke opzegging te accepteren.
De Algemene voorwaarden levering Warmte en Koude van de ondernemer maken een dergelijke opzegging mogelijk en nergens staat vermeld dat de consument bij opzeggen toch vastrecht verschuldigd zou zijn, zoals de ondernemer kennelijk meent. In de voorwaarden staat niets vermeld over een verplichte aansluiting op het net van de ondernemer en er staat ook niets vermeld over een verplichting om de aansluiting in stand te houden.
In de akte van de grondverkoop waarop de woning van de consument staat, staat een dergelijke verplichting ook niet vermeld. Daarin staat alleen vermeld dat de op het verkochte te bouwen woning met toebehoren wordt aangesloten op het netwerk van de ondernemer.
Het beroep van de ondernemer op artikel 3c van de Warmtewet ter onderbouwing van zijn stelling dat de ondernemer een opzegging zou kunnen weigeren omdat dat tot een verslechtering van de financiële situatie van de ondernemer zou leiden, gaat niet op.
De Warmtewet kent een limitatieve opsomming van weigeringsgronden en de omstandigheden die de ondernemer noemt, staan daarin niet vermeld.
Daar komt bij dat de ondernemer het gestelde met betrekking tot zijn financiële situatie niet heeft onderbouwd. Verder is het de consument gebleken dat de ondernemer in 2021 aan de bewoner van een ander pand tegenover de consument heeft laten weten dat betrokkene conform de Warmtewet de leveringsovereenkomst wel kan opzeggen.
De slechte financiële positie van de ondernemer leidt niet tot een aanzienlijk blijvend nadeel voor andere gebruikers onder meer doordat de Warmtewet een regeling bevat dat de minister een andere noodleverancier kan aanwijzen als de ondernemer failliet zou gaan.
De consument wil van de ondernemer vernemen of die bereid is om het de consument mogelijk te maken de bestaande leveringsovereenkomst te beëindigen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Hij is netbeheerder en energieleverancier van het warmtenet in het gebied waar de consument woont. De consument beschikt over een warmteaansluiting en heeft een overeenkomst met de ondernemer voor de levering van warmte voor ruimteverwarming en warm tapwater en de levering van koude.
Op die overeenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden van de ondernemer.
De ondernemer meent dat hij geen gevolg hoeft te geven aan een opzegging van de consument, omdat beëindiging van de levering leidt tot aanzienlijk blijvend nadeel voor een andere verbruiker.
De Warmtewet introduceert twee uitzonderingen op de algemene regel in het consumentenrecht dat het voor een consument in beginsel mogelijk moet zijn om een leveringsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd te beëindigen.
Een ervan ziet volgens de memorie van toelichting op artikel 3c lid 2 op een situatie waar sprake is van een klein warmtenet met een beperkt aantal aansluitingen waar een of meerdere opzeggingen leiden tot dusdanige verslechtering van de financiële situatie van de leverancier dat de warmtelevering aan de overige aangeslotenen in gevaar komt. Beëindiging van de levering door de afnemer mag er niet toe leiden dat andere afnemers verstoken blijven van warmtelevering of hiervoor ineens hogere kosten in rekening gebracht krijgen. In diezelfde memorie van toelichting staat dat een leverancier bepaalt of de uitzonderingsmogelijkheden van toepassing zijn en verstrekt in dat geval de verzoekende afnemer een volledige onderbouwing.
De ondernemer overlegt een overzicht van zijn bedrijfsresultaat sinds 2016 en daaruit blijkt een structureel tekort en ook uit de toelichting op de jaarstukken 2018, 2019 en 2020 komt naar voren dat er zorgen zijn over de continuïteit van de ondernemer.
Hoe minder bewoners achterblijven op het al relatief kleine warmtenet hoe groter het exploitatietekort zal zijn en hoe hoger de tarieven worden voor de andere verbruikers.
De vooronderstelling van de consument dat bij gelegenheid van een faillissement men beter af zou zijn met een (nood)leverancier is niet onderbouwd en niet zeker. Naast de financiële positie van de ondernemer spelen er nog technische zaken een rol waarvoor een (nood)leverancier een oplossing zal moeten vinden. Bovendien is een nieuwe leverancier niet gebonden aan de tarieven die de ondernemer hanteert en is er een mogelijkheid dat die hogere tarieven zal hanteren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over het bestaan van een overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de levering van warmte voor ruimteverwarming, warm tapwater en koude.
Ook bestaat er geen verschil van mening over de op die overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden waarin is opgenomen dat een overeenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan kan worden opgezegd.
Ook de ondernemer onderkent dat het de consument op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden vrij staat om zijn overeenkomst op te zeggen.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de ondernemer een dergelijke opzegging op grond van een bepaling uit de Warmtewet mag weigeren.
Voor zover thans van belang staat er in artikel 3c van de Warmtewet onder 2:
“Aan een opzegging hoeft door de leverancier geen gevolg te worden gegeven in gevallen waarin:
a) het technisch niet mogelijk is de levering van warmte aan die verbruiker geheel te beëindigen of
b) beëindiging van de levering leidt tot aanzienlijk blijvend nadeel voor een andere verbruiker.”
Aan de consument moet worden toegegeven dat een situatie als thans aan de orde daarin niet met zoveel woorden in staat beschreven.
Maar dat is naar het oordeel van de commissie anders in de Memorie van toelichting Wijziging van de Warmtewet gepubliceerd op 23 mei 2017.
Daarin staat zoals door de ondernemer beschreven wel een invulling van een situatie als bedoeld in artikel 3c onder 2b die relevant is voor de onderhavige zaak,
In de kern komt het standpunt van de wetgever op de het volgende neer.
In beginsel moet een afnemer de levering van warmte kunnen beëindigen tegen redelijke voorwaarden en op grond van algemeen consumentenrecht kunnen afnemers in algemene zin hun leveringsovereenkomst beëindigen als het een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreft.
De voorgestelde wijziging van het wettelijke systeem omvat twee uitzonderingen op deze regel.
De eerste ziet op de situatie dat het technisch niet mogelijk is om de levering van warmte in zijn geheel te beëindigen, bijvoorbeeld als de afnemer geen eigenstandige aansluiting heeft.
De commissie stelt vast dat deze situatie in de zaak van de consument niet aan de orde is.
De tweede uitzondering ziet op de situatie waarin beëindiging van de leveringsovereenkomst en daarmee ook de levering van warmte leidt tot aanzienlijk nadeel voor een andere gebruiker.
Dat kan zich voordoen wanneer sprake is van een klein warmtewet met een beperkt aantal aansluitingen, waar een of meerdere opzeggingen leiden tot dusdanige verslechtering van de financiële situatie van de leverancier dat de warmtelevering aan de overige aangeslotenen in gevaar komt. Beëindiging van de levering door de afnemer mag er niet toe leiden dat andere afnemers verstoken blijven van warmtelevering of hiervoor ineens hogere kosten in rekening gebracht krijgen.
Naar het oordeel van de commissie is deze situatie wel aan de orde in de zaak van de consument.
Verder blijkt uit de memorie van toelichting dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat de leverancier bepaalt of een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 3c van de Warmtewet aan de orde is.
Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat opzeggingen als door de consument gewenst in het geval van zijn kleine warmtenet met een beperkt aantal aansluitingen kunnen leiden tot een dusdanige verslechtering van de financiële situatie van de leverancier dat de warmtelevering aan de overige aangeslotenen in gevaar komt.
Dat betekent dat de ondernemer naar het oordeel van de commissie een beroep op een van de weigeringsgronden die de Warmtewet biedt, toekomt.
Ook de commissie gaat er op grond van de voorhanden informatie van uit dat beëindiging van de levering aan de consument ertoe kan leiden dat andere afnemers verstoken blijven van warmtelevering of hiervoor ineens hogere kosten in rekening gebracht krijgen.
De kans dat een nieuwe door de minister aangewezen leverancier hogere tarieven dan nu gehanteerd in rekening zal brengen lijkt de commissie groot gelet op de huidige situatie op de energiemarkt nog los van de voorliggende problemen in de bedrijfsvoering van de ondernemer.
Het enkele feit dat in een ander geval een opzegging niet is geweigerd zoals de consument stelt, maakt het oordeel van de commissie in dit geval van de consument niet anders.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mevrouw mr. I.E. de Vries, voorzitter, mevrouw mr. W.H. van Oorspronk, mevrouw mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, op 24 maart 2022.