Wel of niet opgeleverd? Verbouwing op onderdelen niet goed uitgevoerd/ afgerond.

De Geschillencommissie




Commissie: Verbouwingen en nieuwbouw    Categorie: Overeenkomst / Product voldoet niet aan verwachtingen(non-conformiteit)    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 118638

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument klaagt – samengevat – over door de aannemer niet afgeronde werkzaamheden en over gebreken, die niet of onvoldoende door de onderneming zijn hersteld. Klachten deels gegrond.

Volledige uitspraak

Behandeling van het geschil
De commissie stelt vast dat op de tussen partijen gesloten overeenkomst waaruit het onderhavige geschil voortvloeit de Consumentenvoorwaarden Verbouwingen (COVO 2010) van toepassing zijn verklaard, welke voorzien in geschillenbeslechting door de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw (verder te noemen: de commissie). De bevoegdheid van de commissie om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Conform artikel 3 lid 4 van het Reglement Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw versie 2018 (hierna te noemen: het reglement) zal het geschil worden beslecht door middel van bindend advies.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 8 februari 2019 te Den Haag. De consument is ter zitting verschenen samen met zijn echtgenote. Hij heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De ondernemer is niet verschenen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een tussen partijen op 26 februari 2018 tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van verbouwingswerkzaamheden tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 19.458,16 inclusief BTW. Van het totale factuurbedrag heeft de consument een bedrag van € 1.374,94 inclusief BTW, de eindafrekening van

14 mei 2018, onbetaald gelaten. De consument heeft dit bedrag bij de commissie in depot gestort.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het ingevulde vragenformulier van 11 juli 2018 met bijlagen, en naar de toelichting ter zitting.

De overeengekomen werkzaamheden blijken uit de bij de offerte van 26 februari 2018 bijgesloten omschrijving van de werkzaamheden.

De consument klaagt – samengevat – over de volgende door de aannemer niet afgeronde werkzaamheden en over de volgende gebreken, die niet of onvoldoende door de onderneming zijn hersteld:

In de bestaande berging moest een raam(kozijn) voor de nieuwe keuken geplaatst worden.
Klacht 1 betreft verschillende fouten (1a t/m 1e) die de aannemer hierbij heeft gemaakt. Het raam is te laag geplaatst (1a). De consument had graag gezien dat de aannemer bij de maatvoering een steen hoger in plaats van een steen lager had genomen. Maar de aannemer heeft geen overleg gepleegd en de consument niet die keuze voorgelegd. Het is nu niet geworden zoals het bedoeld was.

Verder is het gat voor het raamkozijn aan de linkerkant scheef uitgezaagd (1b). De aannemer heeft hiervoor een bedrag van € 165,29 exclusief BTW aan compensatie gegeven. De meeste aannemers willen er echter niet meer aan beginnen om dit te herstellen, zo heeft de consument ter zitting toegelicht.

Het gat voor het raamkozijn is rondom te wijd uitgezaagd (1c). De ondernemer is al drie keer geweest voor herstel, maar het is nog steeds niet goed.

Bij de raamdorpelsteen loopt de voeg er tussenuit (1d) en de afwerking aan de binnenkant is tegen de afspraken in uitgevoerd met hout (1e). De aannemer vond dit wellicht makkelijker of goedkoper dan de door de consument gewenste afwerking (de zijkanten van het raam van gipsplaat zodat deze konden worden gespachteld, net als bij het raam in de woonkamer), maar dit was niet conform de wens van de consument.

Klacht 2 betreft de klacht van de consument dat de aangelegde bedrading voor de zonwering overal in het zicht zit, terwijl dit niet de bedoeling was en ook niet nodig was geweest.

Er is onenigheid over de betaaltermijnen. De consument verwijst in klacht 3 naar de COVO 2010 en stelt dat binnen twee weken na ontvangst van de factuur moet worden betaald. De aannemer verwijt de consument dan ook ten onrechte dat de betalingstermijnen van de facturen zijn overschreden.

Met klacht 4 ageert de consument tegen de laatste factuur, de factuur 4e termijn ‘10% bij oplevering’, aangezien er geen oplevering heeft plaatsgevonden. De laatste factuur is gestuurd, terwijl nog niet alle werkzaamheden waren uitgevoerd. Er is geen proces-verbaal van oplevering opgemaakt en de aannemer heeft geen voorstel of mededeling vooraf voor een datum van oplevering gedaan, een en ander zoals in de COVO 2010 omschreven. De aannemer stelt nu dat hij 20 april 2018 wilde opleveren. De keuken werd echter pas op 9 mei 2018 geplaatst. Ook staat in de agenda van de consument geen afspraak met de aannemer op die dag. Aangezien de werkzaamheden nog niet waren afgerond (monteren schakelaars, spots, radiator etc. waren voorzien nadat de keuken zou zijn geplaatst en de wanden en plafonds waren gestuct en geverfd) kon nog geen sprake zijn van een oplevering.
In klacht 5 stelt de consument dat nog enkele bedragen minderwerk worden gemist. Dit betreft een bedrag van in totaal € 397,86, hetgeen nog van de eindafrekening afgetrokken moet worden. Het gaat om minderwerk van het stucwerk, teveel berekende bedrag afvalcontainer, een inbouwspot minder en geweigerde werkzaamheden aansluiten internetkabel.
In de e-mail van 4 juli 2018 weigert de aannemer een specificatie van de stelpost timmerwerk ad
€ 200,– exclusief kosten en BTW aan te leveren.

Met klacht 6 worden verschillende algemene punten aan de orde gesteld. In het algemeen stelt de consument dat van een bij bouwgarant aangesloten aannemer meer mag worden verwacht wat betreft de kwaliteit van het geleverde werk en het nakomen van afspraken. Zo is de [merknaam] stekkerdoos, die half in de gegoten grond zit, niet meer te herstellen, zijn gaten in het plafond voor de spots te wijd uitgezaagd en lopen wanden en plafonds scheef. De verticale radiator dient nog geplaatst te worden.

Na het aanhangig maken van deze procedure heeft de consument de klacht betreffende de radiator uitgebreid, in die zin dat de klacht ook ziet op het verkeerd monteren van de aan- en afvoerbuis van en naar de radiator. Aangezien de radiator eerder nog niet was opgehangen, was deze nog niet getest. De radiator wordt maar voor een kwart warm. De consument heeft nu in de keuken een elektrische kachel neergezet om het warm te houden. Meerdere malen heeft de consument aan de ondernemer gevraagd dit te herstellen, maar zonder resultaat. Via een derde heeft de consument een oplossing geboden gekregen. De buizen van de radiator dienen te worden omgedraaid, de radiator dient andersom te worden opgehangen, er moet een koof worden gemaakt en die dient dan nog gestuct te worden. De kosten voor herstel worden op ongeveer € 500,– exclusief BTW geschat.

De consument verlangt dat het werk wordt afgerond en verlangt schadevergoeding voor de niet herstelbare fouten en de geweigerde werkzaamheden. Ook verlangt de consument een juiste afrekening van het minderwerk en vergoeding van het klachtengeld.

Het in het verweer gedane schikkingsvoorstel is door de consument afgewezen.

Ter zitting heeft de consument aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in herstel door de ondernemer. De verhouding tussen partijen is geëscaleerd.


Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het verweerschrift van 26 augustus 2018. Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Klacht 1
De ondernemer betwist dat het raam te laag is geplaatst. Ook de overige klachtonderdelen betwist hij. Het is juist dat hij voor het scheef uitgezaagde gat compensatie heeft aangeboden.

Klacht 2
Er is nooit gesproken over het onzichtbaar aanbrengen van de bedrading. Wel dat er een inbouw-schakelaar gemonteerd zou worden. Waar het mogelijk was, is de bedrading onzichtbaar aangebracht.

Klacht 3
Op de offerte staat duidelijk aangegeven dat betaling bij aanvang dient plaats te vinden en niet een week later.

Klacht 4
Op 20 april 2018 is de ondernemer met het proces-verbaal van oplevering in zijn hand naar de consument gegaan en heeft hij gezegd dat hij wilde opleveren. De consument zei dat enkele zaken nog niet goed waren. De ondernemer heeft deze zaken op het formulier aangegeven en verzocht om het formulier te tekenen. De consument weigerde het formulier te tekenen en gaf aan dat de keuken nog niet geplaatst was en het stucwerk nog uitgevoerd moest worden. Het formulier werd niet getekend. Ten onrechte, stelt de ondernemer. Het stucwerk en het plaatsen van de keuken zou door de consument immers in eigen beheer worden uitgevoerd. De radiator in de keuken kon nog niet teruggeplaatst worden, omdat de stukadoor nog niet klaar was. De ondernemer is van mening dat hij niet met oplevering hoeft te wachten op werkzaamheden welke door opdrachtgever zelf vertraagd worden uitgevoerd. En omdat de ondernemer ondanks eerdere toezeggingen geen betaling heeft ontvangen, heeft hij beslist geen verdere werkzaamheden uit te voeren voordat er is betaald.

De ondernemer heeft in zijn verweer een schikkingsvoorstel gedaan, namelijk betaling door de consument van de openstaande factuur van € 1.374,94 minus (punt 5a) € 51,24 en (punt 5c) € 25,– en uit coulance minus € 57,96, dus betaling van € 1.240,74. De afvalcontainer moet gewoon betaald worden, stelt de ondernemer. Voor wat betreft de aanhanger, wijst de ondernemer erop dat de consument in de klacht spreekt over afvoer van oude radiatoren. Dat is voor rekening van de consument.

Deskundigenrapport
De commissie heeft een onderzoek laten verrichten door de heer [naam deskundige], die daarover op 7 november 2018 schriftelijk heeft gerapporteerd aan de commissie. De inhoud van dit rapport (hierna: het deskundigenrapport) geldt – voor zover hierna niet aangehaald – als hier herhaald en ingelast. De consument heeft op 19 november 2018 een schriftelijke reactie op het deskundigenrapport gegeven. De ondernemer heeft op 24 december 2018 een reactie op het deskundigenrapport doen toekomen aan de commissie.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en gezien het deskundigenrapport oordeelt de commissie als volgt.

Nu ter zitting duidelijk is geworden dat de consument het vertrouwen in de ondernemer is verloren en herstel niet door de ondernemer wenst te laten uitvoeren, en uit het verweer van de ondernemer volgt dat hij niet tot herstel wil overgaan zonder dat eerst is betaald, zal de commissie de ondernemer – mocht daartoe aanleiding bestaan – niet veroordelen tot herstel maar tot schadevergoeding.

Klacht 1: Raam
1a) De deskundige heeft vastgesteld dat het kozijn 29 millimeter te laag geplaatst was ten opzichte van de aangeleverde tekening. De aannemer had, zodra hij constateerde dat de op de tekening aangegeven maatvoering niet mogelijk was, de keuze om het kozijn lager of hoger te plaatsen, dienen voor te leggen aan de consument. De uitvoering is nu anders dan hetgeen de consument had gewenst.
De commissie vindt herstel – nu het (enkel) een esthetisch gebrek betreft – niet evenredig, zodat de gegrondheid van de klacht leidt tot een billijke vergoeding. De commissie acht een vergoeding van
€ 500,– billijk. Nu dit een schadevergoeding aan de consument betreft, is hierover geen BTW verschuldigd.

1b en c) De deskundige heeft vastgesteld dat de gezaagde opening niet juist is uitgevoerd en het kozijn bovendien niet in het hart van de gezaagde opening is gesteld. Het verschil is meer dan de gangbare toleranties. Er is sprake van een esthetische verstoring. Het aanpassen van de opening kan door middel van in kleur geschilderde hardhouten opdeklatten geschieden, waarmee de ongelijke naden aan het zicht worden onttrokken. Net als bij 1a) is het opnieuw plaatsen van het kozijn geen optie die in redelijke verhouding staat tot het gebrek. De commissie volgt het door de deskundige begrote bedrag van herstel, € 200,– exclusief BTW, te verrekenen met het bedrag van € 165,29 exclusief BTW dat al als compensatie is gegeven, zodat de vervangende schadevergoeding € 42,– inclusief BTW bedraagt.

1d) De raamdorpelstenen zijn niet glad en volledig gevoegd. De deskundige heeft vastgesteld dat er gaatjes en oneffenheden zijn bij de voorrand van de stenen. Dit is relatief eenvoudig te herstellen door met fijn voegsel in kleur af te voegen. De door de deskundige begrote herstelkosten zijn € 60,50 inclusief BTW, hetgeen de commissie volgt en als vervangende schadevergoeding vaststelt.

1e) De uitvoering met hout voldoet niet aan de offerte met gipsplaat (wat gepleisterd had kunnen worden). De consument had de randen willen kunnen spachtelen. De commissie acht een compensatie redelijk van € 250,– aan waardevermindering, nu de ondernemer dit anders heeft uitgevoerd dan was overeengekomen en het resultaat bovendien verschilt met de rest van de woning.

Klacht 2: Bedrading screens
De deskundige rapporteert dat het geen standaard gebruik is dat de aansluiting altijd uit het zicht gehouden wordt. De toegepaste uitvoering met siliconenkit en een PVC-pijpje met wit snoer is in de visie van de deskundige niet de netste uitvoering, maar het voldoet wel. De commissie stelt vast dat het een slordige uitvoering betreft en dat een andere, esthetisch betere, oplossing mogelijk was geweest. De commissie stelt hier een redelijke vergoeding voor vast van € 200,–.

Klachten 3 tot en met 5: Afrekening, oplevering, meer- en minderwerk
Partijen zijn het erover eens dat als minderwerk voor het stucwerk € 51,24 en voor 1 spot minder € 25,– en voor de internetkabel € 57,96 verrekend kan worden met de openstaande factuur. In totaal betreft dit een bedrag van € 134,20.

Partijen verschillen van mening over de posten voor container en aanhanger (€ 263,66 en € 125,–) en de stelpost timmerwerk van € 200,– uit de offerte. Zoals de deskundige rapporteert, kan de laatstgenoemde post, nu deze niet is onderbouwd, niet goed worden beoordeeld. De deskundige acht een bedrag van € 100,– excl. BTW redelijk omdat het wel aannemelijk is dat er werkzaamheden zijn verricht. De commissie volgt dit, zodat een bedrag van € 121,– (€ 100,– plus BTW) op de eindafrekening in mindering zal worden gebracht.

De commissie volgt de deskundige echter niet met betrekking tot de post container/aanhanger. De commissie stelt vast dat op de offerte een container voor niet-gesorteerd bouwafval staat van € 350,40 excl. BTW. Gesteld en niet betwist is dat dat een puincontainer is gebruikt. Hierdoor werd het noodzakelijk om voor het overige afval en de oude keuken een aanhanger te gebruiken.

Nu de noodzaak om die aanhanger te gebruiken door de ondernemer zelf is gecreëerd (namelijk door het gebruiken van een andere container dan overeengekomen was) dient het bedrag van de aanhanger van € 125,– exclusief BTW, € 151,25 inclusief BTW, met de aanneemsom verrekend te worden.

De geschilpunten betreffende de vraag of de oplevering heeft plaatsgevonden en de vraag of de eerste factuur binnen de toepasselijke betaaltermijn is voldaan, zal de commissie onbesproken laten, nu deze niet tot een concrete klacht of vordering hebben geleid.

Klacht 6: Varia
Met deze afsluitende klacht heeft de consument over verschillende onderdelen geklaagd. De deskundige heeft deze beoordeeld. De commissie overweegt als volgt.
Voor wat betreft de [merknaam] stekkerdoos (6a), achterwand achter kookplaat en breedte afzuigkap, betimmering niet juist (6b), te grote gaten voor plafondspots (6c), wijzigen groepenkast (6d), het flikkeren van keukenspots (6f), niet werkende schakelaars screens keuken (6h) en het hergebruiken van wandcontactdozen (6i), heeft de deskundige geconstateerd dat de aannemer niet gehouden is tot herstel respectievelijk de consument geen recht heeft op vergoeding. De gebreken hebben ofwel geen gevolgen, danwel zijn opgelost door opdrachtgever en dus niet meer vast te stellen, of komen niet voor rekening van de ondernemer. De commissie sluit zich hierbij aan.

De bouwtijd (6e) heeft niet geleid tot een door de commissie te beoordelen geschilpunt.

Het onderdeel van de klacht dat ziet op het plaatsen van de radiator en het aanbrengen wandafwerking keuken (6g) is door de consument in de loop van deze procedure aangevuld. De commissie is van oordeel dat de nieuwe klacht voortvloeit uit de klacht zoals die is gemeld, zodat de commissie zal oordelen over de aangevulde klacht. De commissie neemt het volgende in aanmerking. Ten tijde van het onderzoek door de deskundige was het gebrek niet zichtbaar. De radiator was toen nog niet opgehangen. De deskundige heeft dit dan ook niet onderzocht. De ondernemer heeft ruim voor de zitting kennis kunnen nemen van de klacht van de consument. De consument heeft dit immers bij brief van 19 december 2018 aan de commissie medegedeeld en dit stuk is diezelfde dag onder de aandacht van de ondernemer gebracht. De ondernemer heeft besloten om niet ter zitting aanwezig te zijn. De ondernemer heeft bij brief van 24 december 2018 gesteld dat de aan- en afvoerleidingen van de radiator zijn verlegd via het plafond van de keuken en goed aangesloten zijn. Voorts stelt hij dat de radiator door de consument zelf is aangeschaft en geleverd en dat de consument dus voor het juiste type dient te zorgen. Het door de consument gestelde is hiermee naar het oordeel van de commissie onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat dit voor de commissie vast is komen te staan. De door de consument voor herstel begrote kosten van € 500,– exclusief BTW, € 605,– inclusief BTW, komen de commissie redelijk voor, zodat dit bedrag als vervangende schadevergoeding voor dit onderdeel door de ondernemer aan de consument zal dienen te worden betaald.

Al het vorenstaande komt – samengevat – op het volgende neer. De commissie acht de klachten 1, 2, 5 en 6g van de consument geheel of gedeeltelijk gegrond. Dit leidt tot een bedrag aan minderwerk van (134,20 + 121 + 151,25 =) € 406,45 en een door de ondernemer aan de consument te betalen vergoeding van (500 + 42 + 60,50 + 250 + 200 + 605 =) € 1.657,50.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.

Ook dient overeenkomstig het reglement de ondernemer het klachtengeld aan de consument te vergoeden.

De commissie wijst af het meer of anders gevorderde.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie, beslissend naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaarden:

– verklaart de klachten 1, 2, 5 en 6g van de consument (gedeeltelijk) gegrond en verklaart de overige klachten ongegrond;
– bepaalt dat op de eindafrekening een bedrag van € 406,45 inclusief BTW aan minderwerk moet worden toegepast;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument daarnaast verschuldigd is een bedrag van
€ 1.657,50;
– veroordeelt de ondernemer tot vergoeding aan de consument van het betaalde klachtengeld van € 260,–;
– stelt vast dat aldus een bedrag van € 2.323,95 dient te worden verrekend;
– bepaalt dat, met inachtneming van het bovenstaande, het depotbedrag van € 1.374,94 aan de consument wordt overgeboekt;
– bepaalt dat de ondernemer binnen vier weken na verzending van dit bindend advies aan de consument dient te betalen een bedrag van (€ 2.323,95 minus € 1.374,94 =) € 949,01;
– wijst af het meer of anders verlangde;
– bepaalt dat de ondernemer, overeenkomstig het reglement, aan de commissie behandelingskosten verschuldigd is.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw, bestaande uit mevrouw mr. M.L. Braaksma, voorzitter, de heer C. de Vries en mevrouw mr. C. Muller, leden, op 8 februari 2019 in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.