
Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
149643/174695
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht gaat over een dagvaarding die door de advocaat is ingediend namens de cliënte. De cliënte stelt dat zij geen concept heeft ontvangen en dat zij geen akkoord zou hebben gegeven op de dagvaarding. De cliënte stelt dat de advocaat niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan en wenst de openstaande facturen niet te betalen. De advocaat stelt alle werkzaamheden te hebben verricht op uitdrukkelijke opdracht van de cliënte en dat alle kosten die daarmee gemoeid zouden zijn uitgebreid zijn besproken. De commissie oordeelt dat – zo blijkt uit de stukken – de advocaat ervan uit mocht gaan dat de betreffende werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte stelt dat de advocaat de cliënte geen inzage heeft gegeven in de kort geding-dagvaarding alvorens deze is ingediend. De cliënte zou nooit akkoord zijn gegaan met het concept en het uitreiken van de dagvaarding aan de wederpartij. De advocaat heeft de cliënte nimmer geïnformeerd over het lopende hoger beroep en ook niet geïnformeerd over de behandeling van het hoger beroep op 23 november 2021. De advocaat heeft bovendien de uitspraak van 23 november 2021 en de factuur van de advocaat van € 1.148,72 aan de cliënte gestuurd.
De cliënte schrok toen zij een brief van [deurwaarder] in de brievenbus kreeg voor het betalen van de factuur van de advocaat. Dit zou vóór 25 december 2021 moeten geschieden. De cliënte heeft de gerechtsdeurwaarder uitgelegd dat de advocaat op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zal worden gesteld voor de factuurkosten van € 1.148,72.
De cliënte voert verder aan dat de advocaat nimmer op de klachten van de cliënte heeft gereageerd.
De cliënte is van oordeel dat de advocaat niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan en verzoekt de commissie te bepalen dat de factuur niet hoeft te worden betaald.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat heeft de cliënte bijgestaan in een procedure in hoger beroep betreffende een overeenkomst die de cliënte met [bureau] had voor het meten van geluidsoverlast. De kortgedingrechter heeft op 29 juli 2021 het vonnis uitgesproken. De cliënte had tot 27 augustus 2021 de mogelijkheid hoger beroep in te stellen. De cliënte heeft op 16 augustus 2021 per e-mailbericht contact gezocht met de advocaat, waarin de cliënte kenbaar heeft gemaakt hoger beroep te willen instellen tegen het vonnis. In dit e-mailbericht heeft de cliënte vermeld dat zij zich bewust is van de kosten die daarmee gemoeid zouden zijn en ook van de kosten die aan de orde zouden kunnen zijn als zij in het ongelijk zou worden gesteld. De advocaat heeft de cliënte uitgenodigd voor een intakegesprek op 19 augustus 2021.
De cliënte heeft vlak voor het intakegesprek het vonnis, de dagvaarding in eerste aanleg en de redenen voor het hoger beroep toegestuurd. Dit alles besloeg zo’n 130 pagina’s. De advocaat heeft vervolgens een intakegesprek gehad die twee uur duurde. Het vonnis en de dagvaarding zijn uitgebreid besproken. De advocaat heeft de cliënte meermaals medegedeeld dat zij goed moest nadenken of zij daadwerkelijk hoger beroep wilde instellen. Na het intakegesprek heeft de advocaat bij brief van 20 augustus 2021 de opdracht van de cliënte om in hoger beroep te gaan bevestigd. De advocaat heeft wederom kenbaar gemaakt dat de relevante stukken zo snel mogelijk door de cliënte moesten worden aangeleverd gelet op de beperkte tijd die er over was om hoger beroep in te stellen. De advocaat heeft de cliënte bovendien gewezen op extra deurwaarderskosten en op tijdige betaling van haar griffierechtnota en eigen bijdrage. De cliënte is op 23 augustus 2021 akkoord gegaan met de opdracht en de algemene voorwaarden.
De cliënte heeft vervolgens niet adequaat gehandeld met het toesturen van stukken. De advocaat heeft pas op 25 augustus 2021 allerlei stukken verstrekt gedurende de dag. In totaal betrof het 15 e-mailberichten met bijlagen. Door deze gang van zaken heeft de advocaat besloten een korte dagvaarding door de deurwaarder te laten uitreiken om de hoger beroepstermijn te kunnen halen.
Op 27 augustus 2021 heeft de cliënte een e-mailbericht gestuurd aan de advocaat waarin zij over een mogelijke bodemprocedure begint, iets wat ze daarvoor nimmer met de advocaat heeft besproken. In het e-mailbericht wordt het advies gevraagd aan de advocaat omtrent het doorzetten van de procedure in hoger beroep. De advocaat heeft gelijk gereageerd op 27 augustus 2021 en erop gewezen dat zij een beslissing moet nemen over het al dan niet in hoger beroep gaan tegen het vonnis. De cliënte heeft daar direct weer op gereageerd, maar heeft niet laten weten dat het hoger beroep niet moest worden ingesteld. Ze heeft slechts een vraag gesteld die buiten de opdracht van de advocaat viel. Nadat de cliënte vervolgens de advocaat heeft laten weten dat de termijn is verstreken voor het instellen van hoger beroep, heeft de advocaat laten weten dat de termijn op 27 augustus 2021 zou verstrijken en dat de advocaat een deurwaarder de opdracht heeft gegeven om de korte dagvaarding aan de wederpartij van de cliënte uit te reiken. De cliënte heeft hierop gereageerd met: “bedankt voor uw terugkoppeling.”
De advocaat heeft nadien veelvuldig contact gehad met de cliënte aangaande de procedure in hoger beroep. Op 10 september 2021 heeft de cliënte kenbaar gemaakt – nadat de advocaat een nota voor het griffierecht had gestuurd – geen hoger beroep meer te willen. De cliënte heeft niet kunnen aantonen dat zij eerder kenbaar heeft gemaakt dat de procedure in hoger beroep moest worden stopgezet. Vervolgens heeft de advocaat gecorrespondeerd over het al dan niet intrekken van het hoger beroep waarna de advocaat het gerechtshof uiteindelijk heeft laten weten wat de situatie was en dat het gerechtshof de cliënte niet-ontvankelijk kan verklaren indien zij het griffierecht niet voldoet. De advocaat heeft de cliënte laten weten dat kosten in rekening zullen worden gebracht. De cliënte heeft laten weten de kosten niet te zullen betalen, omdat de advocaat een grond had aangevoerd in de dagvaarding waar de cliënte niet achter stond.
De advocaat verzoekt primair de cliënte niet te ontvangen in haar klacht, omdat zij de commissie – kort gezegd – onjuist heeft geïnformeerd. Daarnaast verzoekt de advocaat om de cliënte op te dragen dat de vordering van € 3.778,17 binnen 14 dagen aan de advocaat wordt betaald en te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De cliënte stelt dat zij geen akkoord zou hebben gegeven voor het voeren van de procedure in hoger beroep en dat de advocaat haar geen concept van de hoger beroep dagvaarding heeft gestuurd. De advocaat heeft dit betwist en de gang van zaken uitgebreid besproken in het verweerschrift. De commissie is van oordeel dat op basis van de bij het verweerschrift gevoegde stukken duidelijk blijkt dat de advocaat ervan uit mocht gaan dat de procedure in hoger beroep aanhangig moest worden gemaakt en moest worden doorgezet. De cliënte heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd en zodoende niet aannemelijk gemaakt dat anders zou moeten worden geoordeeld.
De commissie is verder van oordeel dat uit de stukken blijkt dat de cliënte kennis heeft genomen van de uitspraak van het gerechtshof van 23 november 2021 en dat ook is gebleken dat zij kennis heeft genomen van de factuur van de advocaat, zodat haar stelling dat zij met deze stukken niet bekend was geen doel treft en haar niet kan baten.
De commissie is tot slot van oordeel dat de advocaat voldoende gerespondeerd heeft op de interne klacht van de cliënte. De cliënte is uitgenodigd voor een gesprek, maar heeft daar zelf geen gevolg aan willen geven. Dit kan de advocaat niet tegengeworpen worden. Ook is onvoldoende gebleken dat de interne klacht niet voortvarend is opgepakt door de advocaat.
Gelet op het voorgaande heeft de advocaat aan op haar rustende inspanningsverplichting voldaan. De klachten van de cliënte zullen ongegrond worden verklaard, haar verzoek zal worden afgewezen en tot slot zal het verzoek van de advocaat worden toegewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
• verklaart de klachten van de cliënte ongegrond en wijst het door de cliënte verzochte af;
• bepaalt dat de cliënte de vordering van € 3.778,17 aan de advocaat dient te voldoen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, mevrouw mr. H.M.J. van den Hurk, de heer mr. P. Rijpstra, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 18 januari 2023.