Wisseling oude gasmeter toegestaan

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Omvang levering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 25818

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de per 21 februari 2006 door de ondernemer bij de consument geplaatste gasmeter van het type G4.

De consument heeft de klacht op 8 september 2008 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

In februari 2006 heeft de ondernemer de gasmeter in mijn woning vervangen; de aanwezige G2.5 gasmeter is vervangen door een G4 gasmeter. Dat is gebeurd zonder overleg met mij en zonder mij daarover vooraf te informeren. Sedertdien is mijn gasverbruik aantoonbaar excessief gestegen, met ongeveer 70%. Ik twijfel niet aan het juist functioneren van de gasmeter zodat een ijking zinloos is. Ik twijfel aan de juiste registratie door de nieuwe gasmeter van het type G4. De G4 gasmeter is voor mijn specifieke situatie met een extreem laag verbruik van circa 133 m3 per jaar en met gasdebieten van 0.01-1.5 m3/uur niet geschikt voor het nauwkeurig registreren van het gasverbruik. Ik betaal daardoor zo’n € 55,– op jaarbasis teveel.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De veronderstelling van de ondernemer dat sprake zou zijn geweest van slijtage aan mijn oude G2.5 gasmeter is onwaarschijnlijk; dat zou betekenen dat mijn gasverbruik ook op mijn oude adres met de aldaar geplaatste meter niet zou kloppen. Overigens is een excessieve stijging van het verbruik met 68% ook niet goed te rijmen met een proces van slijtage dat jaar in jaar uit geleidelijk zou verlopen. Daar zou dan een geleidelijk oplopende trend in moeten zijn te ontdekken. Bij navraag bij de leverancier van de gasmeter geldt een foutmarge van 6% en niet van bijna 70%. De oude gasmeter dateerde uit 1966 en was van het merk Wilson. Die gasmeter staat niet op een lijst van afgekeurde meters. De huidige G4 gasmeter is niet geschikt voor het meten van laagverbruik. Ik ben overigens niet de enige met dit probleem. Zo’n 10% van de huishoudens zouden gebaat zijn bij een G2.5 gasmeter. Dat er bedrijfseconomisch geen marktvraag zou zijn naar een G2.5 gasmeter is onzin. De ondernemer bepaalt door zijn keuze juist de marktwerking door de gasmeter eruit te halen en te vervangen door een G4 gasmeter. Een G4 gasmeter is ook niet gunstiger zoals de ondernemer in zijn verweerschrift stelt. De door de ondernemer verschafte grafieken gaan overigens over een andere meter die niet bij mij is geïnstalleerd. Ik wil een correcte meter en niet zozeer een meter die voor mij het meest gunstig zou zijn.

De consument verlangt dat de ondernemer hetzij zijn huidige G4 gasmeter vervangt door een gasmeter van het oorspronkelijke type G2.5 dan wel overgaat tot het valideren van de huidige G4 gasmeter.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer is immer bevoegd om zijn meters uit te wisselen. De G4 gasmeter is thans de kleinste huishoudelijke meter uit het huidige assortiment van de ondernemer. De G2.5 gasmeter heeft de ondernemer niet meer in zijn assortiment omdat daar weinig tot geen marktvraag voor is. Wellicht is die gasmeter nog ergens te vinden, maar de meter heeft hoge exploitatielasten tot gevolg. De G4 gasmeter is geplaatst op 21 februari 2006 en voldoet aan de daaraan gestelde regelingen/wettelijke vereisten. Het verbruik van de consument is van 0,01 m3/uur tot 1,5 m3/uur. Het laagste debiet is veel lager dan de Qmin van zowel de G2.5 als de G4 gasmeter, namelijk respectievelijk 0,025 en 0,040 m3/uur.
Om de laagste waarde 0,01 m3/uur met de nauwkeurigheid van 0,1% te bepalen moet de meter 1 m3 verbruik registreren en dit duurt bij 0,01 m3/uur 100 uur, dus een ijking op dit debiet is een zeer tijdrovende bezigheid. Bij een klein debiet per uur worden de verliezen over de schuiven groter, zodat de gasmeter te weinig registreert en de afwijking groter wordt ten gunste van de klant. Het interne gaslek in de meter wordt relatief groter bij een kleiner debiet. De ondernemer acht het aannemelijk dat de verliezen van de schuiven van de G2.5 gasmeter te wijten zijn aan slijtage en dat de vervangen gasmeter in het verleden te weinig doorgestroomd gas heeft geregistreerd. Meters worden vervangen vanwege populatie-afkeur of vanwege de leeftijd.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument heeft overigens de keuze om bij andere meetbedrijven een gasmeter te kiezen en bij hem thuis te laten installeren. Als het maar gaat om een gecertificeerd meetbedrijf kan hij daar kiezen uit het assortiment. De ondernemer heeft de consument bij het vervangen van de meter niet op die keuzemogelijkheid gewezen. Ook twijfelt de ondernemer over het verbruik van de consument; uit de door de consument verschafte gegevens blijkt dat zijn verbruik nogal eens wisselt. Het door de consument genoemde verschil van zo’n 70% is in werkelijkheid niet zo groot als hij dat doet voorkomen. Slijtage kan wel degelijk een rol spelen nu de vervangen gasmeter van de consument al ruim 40 jaar oud was. Vervanging gebeurt meestal na 30 jaar. De G4 gasmeter is wel degelijk geschikt om het verbruik van de consument te meten. Alleen al met de waakvlam verbruikt de consument 50 m3. Het hogere verbruik dat de consument thans stelt te hebben ligt niet aan de meter.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden is de ondernemer gerechtigd om tot vervanging van de gasmeter van de consument over te gaan, zeker nu het ging om een al ruim 40 jaar oude gasmeter. Daarnaast kunnen uiteraard ook bedrijfseconomische motieven aan een door de ondernemer gewenste wisseling/vervanging ten grondslag liggen. Nu de consument het functioneren, beter gezegd het registreren, van de gasmeter in twijfel trekt, rust op hem in eerste instantie de bewijslast van die stelling. Het onomstotelijke bewijs c.q. het voldoende aannemelijk zijn van de stelling van de consument dat de G4 gasmeter zijn verbruik niet juist zou registreren acht de commissie niet geleverd. Eens te meer omdat de ondernemer de stellingen van de consument gemotiveerd heeft bestreden en de consument daarnaast een ijking van de G4 gasmeter van de hand heeft gewezen. Bij gebreke van het "harde" bewijs kan de commissie derhalve niet tot de conclusie komen dat de G4 gasmeter niet naar behoren functioneert en registreert. Dat betekent dat de klacht van de consument inhoudelijk ongegrond wordt bevonden.

Wel is het zo dat de ondernemer eerst ter zitting heeft verklaard dat het de consument vrij zou staan om zelf een gasmeter uit te kiezen bij een erkend meetbedrijf. Die keuze is de consument destijds niet voorgehouden en dat acht de commissie onzorgvuldig van de ondernemer. In dat opzicht acht de commissie de klacht van de consument dan ook gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie acht de klacht gegrond voor wat betreft de zorgvuldigheid van de ondernemer bij het informeren van de consument. De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 10 juni 2009.