Commissie: Makelaardij
Categorie: Courtage
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
39517
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de door de ondernemer in opdracht van de consument geleverde diensten in het kader van de overeenkomst tot bemiddeling bij verkoop van een woning en de in rekening gebrachte intrekkingskosten. Door de consument is een bedrag van € 2.500,– in depot gestort bij de commissie. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer vraagt na het intrekken van de bemiddelingsopdracht in januari 2010, intrekkingskosten en courtage. De ondernemer eist courtage omdat mijn plan is, om mijn ex man in de nabije toekomst uit te kopen. De uitkoop komt zeker niet door bemiddeling van de makelaar tot stand en ik wens dan ook geen courtage te betalen. Bemiddelingskosten zijn reeds voldaan. De akte van verdeling is nog niet gepasseerd. Ik heb de opstartkosten á € 141,– betaald en de intrekkingskosten á € 538,– zijn ook betaald. Ik vind eigenlijk wel dat de makelaar genoeg aan mij verdiend heeft, zij hebben tenslotte niets voor mij kunnen betekenen in die 6 maanden dat het te koop stond. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. In juli 2009 is de opdracht tot bemiddeling bij verkoop gegeven door de consument en haar echtgenoot. Daarop zijn de NVM-voorwaarden van toepassing. Er was sprake van een echtscheidingssituatie. Er zijn in totaal ongeveer 10 bezichtigingen geweest waarover met beide aanstaande ex-echtgenoten contact werd onderhouden. Op 22 januari 2010 heeft de consument gemeld dat zij de opdracht wilde intrekken omdat de intentie was dat zij met haar nieuwe partner in de woning zou blijven wonen. Ik heb toen gezegd dat zij bij toedeling van de woning aan haar, ook courtage verschuldigd was. Zij bleek niet op de hoogte te zijn en ging er van uit alleen intrekkingskosten verschuldigd te zijn. Er is geen sprake van dat wij zowel intrekkingskosten als courtage rekenen. Als de aanspraak op courtage door de commissie wordt gehonoreerd dan zal hetgeen betaald is aan intrekkingskosten worden verrekend. Er mag dan nog geen toedeling hebben plaatsgevonden maar de consument heeft wel meegewerkt aan een handeling als gevolg waarvan toebedeling zal plaatsvinden aan haar. Ik beroep mij op de beslissing van de geschillencommissie in een soortgelijk geval. Het betreft de zaak met nummer MAK07-0002. Beoordeling van het geschil Ter zitting heeft de ondernemer aan de hand van stukken van het kadaster, aangetoond dat toebedeling aan de consument inmiddels is geëffectueerd op 25 mei 2010. Krachtens art. 13 lid 1, eerste volzin, is de consument courtage verschuldigd indien tijdens de looptijd van de bemiddelingsopdracht “een overeenkomst met betrekking tot de onroerende zaak tot stand komt”. Krachtens de tweede volzin wordt onder de “totstandkoming van een overeenkomst” tevens verstaan het door de opdrachtgever “meewerken aan een handeling als gevolg waarvan de onroerende zaak … wordt toebedeeld aan de opdrachtgever”, en in verband daarmee de uitvoering van de opdracht geen verdere voortgang vindt. Naar de letter betekent dit reeds dat nu de consument tijdens de looptijd van de opdracht heeft meegewerkt aan een handeling als gevolg waarvan de onroerende zaak, zij het enkele maanden later, aan haar werd toebedeeld, in verband waarmee de uitvoering van de opdracht geen verdere voortgang vond, courtage verschuldigd was, zulks nog geheel afgezien van lid 3 van genoemd artikel. Daarnaast bepaalt art. 13 lid 3, dat als de ondernemer genoegzaam bewijst dat de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst – de toedeling aan de consument – het gevolg is van zijn dienstverlening aan de consument of haar gewezen echtgenote tijdens de looptijd van de gezamenlijke opdracht, dus van zijn dienstverlening zoals die tot 15 mei 2006 is uitgevoerd, heeft hij recht op courtage. Die courtage is naar het oordeel van de commissie dan te berekenen over de waarde van het aandeel waarvan de toebedeling plaatsvindt. De consument was reeds eigenaar van de onverdeelde helft van de woning zodat slechts sprake is van toebedeling van de (andere) helft. De commissie neemt dan de helft van de laatste vraagprijs als maatstaf voor berekening van de courtage. De courtage beloopt dan 2 % over € 130.000,–, derhalve € 2.600,– te inclusief BTW. In mindering daarop komt het bedrag van € 538,– inclusief BTW zoals door de ondernemer ook erkend is. Niet in mindering komen de opstartkosten die ingevolge de overeenkomst immers in alle gevallen verschuldigd zijn. Er resteert dan een aanspraak van de ondernemer van € 2.062,–. Een redelijke uitleg van deze bepalingen brengt met zich, dat indien de consument in de wijze van uitvoering van de opdracht terecht aanleiding vond om de opdracht in te trekken, de ondernemer niet te allen tijde volledige aanspraak op de courtage kan maken. De commissie ziet echter geen redenen om de courtage te matigen. Uit de uitvoerig door de ondernemer geschetste gang van zaken blijkt van een intensieve bemoeienis van de ondernemer met de pogingen om tot verkoop van de woning van de gewezen echtlieden te geraken. De consument heeft die bemoeienissen niet weersproken. Aan de stelling dat de ondernemer niets heeft kunnen betekenen komt dan, bij gebreke van inhoudelijke onderbouwing, geen betekenis toe. Derhalve wordt volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klacht ongegrond. Bepaalt dat van het in depot gestorte bedrag van € 2.500,–, een bedrag van € 2.062,– aan de ondernemer wordt overgemaakt waarna het restant van € 438,– aan de consument zal worden gerestitueerd. Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 3 september 2010.