Ziekenhuis maakte fouten in communicatie en bejening patiënt

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Informatieverstrekking    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 108606

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt is na een bypassoperatie overgeplaatst naar het ziekenhuis. Na een paar dagen begon de cliënt in toenemende mate klachten te ervaren, maar volgens hem daar is onvoldoende naar geluisterd. Het ziekenhuis is van mening dat er medisch gezien goed is gehandeld, maar dat er in de beleving van de cliënt onvoldoende naar hem is geluisterd. De commissie oordeelt dat er inderdaad medisch gezien geen gegronde klacht is, maar dat de beleving van de cliënt wel onvoldoende door het ziekenhuis is erkend en hij in onvoldoende mate is gerustgesteld.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats]

en 

Tjongerschans BV, gevestigd te Heerenveen

(verder te noemen: het ziekenhuis)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder ook de laatste twee brieven van de cliënt, die per e-mail zijn verzonden.

Het geschil is ter zitting behandeld op 9 juni 2017 te Groningen.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënt werd ter zitting vergezeld door zijn echtgenote. Het ziekenhuis werd ter zitting vertegenwoordigd door [bestuurssecretaris] en [cardioloog]. 

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de handelwijze van het ziekenhuis bij de opname van de cliënt, namelijk het niet adequaat handelen naar aanleiding van de door de cliënt ervaren klachten.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.

Op 4 januari 2016 is de cliënt geopereerd in het Radboud Universitair Medisch Centrum (hierna: Radboud UMC) te Nijmegen. Het betreft een bypassoperatie. Op 8 januari 2016 is de cliënt overgeplaatst naar het ziekenhuis. Na een paar dagen begon de cliënt in ernst toenemende klachten te ervaren. Door de dienstdoende cardiologen is onvoldoende met deze klachten gedaan. Uiteindelijk is op 19 januari 2016 een levensbedreigende situatie ontstaan als de cliënt voor de tweede maal onwel is geworden. Er bleek er sprake te zijn van harttamponnade. De cliënt begrijpt niet hoe het kan zijn dat hem op 18 januari 2016 nog is gezegd dat hij de volgende dag met ontslag kon gaan, ondanks dat hij duidelijk van zijn ervaren klachten liet weten. De cliënt maakte zich ernstig zorgen omdat hij het gevoel had dat er niets met zijn klachten werd gedaan. Hij wil weten hoe het mis heeft kunnen gaan en hij wil graag erkenning. Hij geeft te kennen dat hij op zichzelf vertrouwen heeft in het ziekenhuis en de behandelend artsen. 

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van het ziekenhuis op het volgende neer.

Voor wat betreft het medisch-technische aspect geldt het volgende. Er is adequaat en zorgvuldig gehandeld. De klachten die de cliënt heeft ervaren, zoals ritmestoornissen zijn kenmerkend na een operatie zoals die bij de cliënt heeft plaatsgevonden. De cliënt kreeg daarvoor medicatie. Op 11 januari 2016 is een echocardiogram en een thoraxfoto gemaakt, zoals gebruikelijk is enkele dagen na de operatie. Er zijn dan geen bijzonderheden te zien, waaronder met name het ontbreken van pericardiaal vocht. Er bestaat dan ook geen reden om het echocardiogram in de loop van de week te herhalen. Optreden van pericardiaal vocht is zeldzaam na een operatie zoals de cliënt die heeft ondergaan. Op 18 januari 2016 wordt orthostase gemeten, naar aanleiding waarvan de medicatie wordt aangepast. Op 19 januari 2016 wordt de cliënt onwel bij de toiletgang. Er wordt dan geen orthostase gemeten die het onwel worden zou kunnen verklaren. De verpleegkundig specialist laat met spoed een nieuw echocardiogram maken. Op dat moment bestaat daar voor het eerst sinds het eerste echocardiogram een objectieve aanwijzing voor. Uit dat laatste  echocardiogram blijkt dat er nu wel pericardiaal vocht aanwezig is. De dienstdoend cardioloog overlegt met het Radboud UMC en er wordt besloten tot het aanprikken van het vocht, uit te voeren in het ziekenhuis. Daarna knapt de cliënt snel op. Achteraf bezien zijn de klachten wel voorsignalen voor het eventueel aanwezig zijn van pericardiaal vocht.

Voor wat betreft de bejegening van de cliënt geldt het volgende. Er moet worden geconstateerd dat er in de beleving van de cliënt onvoldoende naar hem is geluisterd. De afdeling heeft haar beleid naar aanleiding van dit geval in die zin aangepast. Het ziekenhuis trekt zich dat aan. Hier is intern veel over gesproken. In de communicatie tussen de verschillende artsen en verpleegkundigen en in het bijzonder tussen de betrokkenen van enerzijds de weekdienst en anderzijds de weekenddienst moet hier meer aandacht voor zijn, alsook in de verslaglegging. Er moet aandacht voor zijn dat er hierover meer intern wordt gesproken en voor wat daarmee wordt gedaan. De subjectieve klachtgevoelens van patiënten moet beter worden gedocumenteerd. Bij aanvang van de opname is er een verplichting om een ontslagdatum vast te stellen. Deze kan worden bijgesteld als daar aanleiding toe bestaat.  In dit specifieke geval is er kennelijk de indruk gewekt dat, hoe de cliënt zich ook voelde, hij “naar huis zou worden gestuurd”. Dit is een miscommunicatie geweest en ook dit trekt het ziekenhuis zich aan.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de behandeling van de cliënt bij het stellen van de diagnose van de cliënt.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. Daarbij geldt in het geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.

De commissie begrijpt dat de klacht van de cliënt zich vooral richt op de bejegening en in mindere mate op het medisch-technisch handelen, mede gelet op het feit dat de cliënt stelt vertrouwen te hebben in het ziekenhuis en de artsen.

Voor zover de klacht zich richt op het medisch-technisch handelen is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Het ziekenhuis heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat het zich bij de behandeling voldoende heeft ingespannen.

Voor zover de klacht zich richt op de bejegening is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Het ziekenhuis heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt in de communicatie. De subjectieve beleving van de cliënt is onvoldoende erkend en hij is in onvoldoende mate gerustgesteld. Het ziekenhuis heeft nooit de concrete intentie gehad om de cliënt te ontslaan en ten onrechte is de suggestie gewekt dat dit wel het geval was.

De cliënt heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij de erkenning van het ziekenhuis van de gemaakte fouten als voldoende genoegdoening ziet. Partijen zijn overeengekomen de brief van de cliënt aan het ziekenhuis van 5 december 2016 nog te bespreken. Zij zullen daartoe een afspraak maken voor een ontmoeting. Na de zitting heeft de commissie een brief van de cliënt ontvangen waarin hij schrijft dat hij afziet van een nader gesprek, zijn vragen zijn tijdens de zitting van de commissie afdoende beantwoord door het ziekenhuis.

Op grond van het voorgaande dient te worden beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt gedeeltelijk gegrond.

Het ziekenhuis dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld. 

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 21 juli 2017.