Ziekenhuis schoot niet tekort in de behandeling

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 122647

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De KNO-arts is niet verplicht om te rapporteren aan artsen nu deze niet de verwijzende artsen zijn. Klaagster heeft zelf ingestemd met second opinion door arts uit hetzelfde ziekenhuis. Er heeft een begrijpelijke diagnose plaatsgevonden. Voor de Commissie is niet na te gaan of bejegening heeft plaatsgevonden zoals door klaagster is aangegeven.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [woonplaats], en Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te Den Haag, verder te noemen: het ziekenhuis, gemachtigde: [naam].

Verdere behandeling van het geschil
Op 3 mei 2019 heeft de commissie klaagster ontvankelijk verklaard in haar klacht.

Het geschil is ter zitting inhoudelijk behandeld op 4 oktober 2019 te Zwolle. Partijen zijn niet opgeroepen voor deze zitting omdat zij hebben aangegeven een mondelinge behandeling niet op prijs te stellen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de diagnose, behandeling en bejegening van klaagster door de drie KNO-artsen van het ziekenhuis.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het vragenformulier d.d. 24 januari 2019. In de kern komt de klachten van klaagster op het volgende neer.

Klaagster voelt zich benadeeld door de handelwijze van drie verschillende KNO-artsen, van de afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde (KNO) van het ziekenhuis. Klaagster heeft al jaren last van een constante druk en pijn aan zowel haar neus als hoofd, waardoor zij niet door haar neus kan ademhalen. De huisarts heeft klaagster vervolgens doorverwezen naar een KNO-arts.

De eerste KNO-arts ([naam 1e KNO-arts]) bij wie klaagster zich onder behandeling heeft laten stellen, is na een door haar ingesteld onderzoek tot de conclusie gekomen dat de oorzaak kon zijn gelegen in te grote neusschelpen en een cyste. Voor de cyste heeft klaagster zich tot haar tandarts gewend, die vervolgens heeft gevraagd om overhandiging van de CT-scan.

De KNO-arts heeft volgens klaagster geweigerd hieraan medewerking te verlenen. Ook de huisarts van klaagster heeft geen terugkoppeling ontvangen van de KNO-arts, hetgeen klaagster de KNO-arts verwijt.

Klaagster heeft haar KNO-arts voorts verzocht om een doorverwijzing naar een plastisch chirurg. De KNO-arts heeft hieraan evenmin haar medewerking willen verlenen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat dit een belachelijk idee zou zijn. Wel is klaagster voor een second opinion doorverwezen naar een ander KNO-arts. Dit bleek echter een bevriende collega van [naam 1e KNO-arts] te zijn, terwijl een second opinion dient te worden uitgevoerd door een onafhankelijk arts. Wat daar ook van zij, de tweede KNO-arts is tot de conclusie gekomen dat er helemaal niets mis zou zijn met de neusschelpen, maar dat het allemaal maar tussen de oren van klaagster zat. Verder wordt deze KNO-arts verweten dat hij klaagster onprettig en onheus heeft bejegend. Klaagster heeft het gevoel dat zij belachelijk werd gemaakt, terwijl zij zich juist kwetsbaar heeft opgesteld.

Uiteindelijk is klaagster terecht gekomen bij een derde KNO-arts ([naam 3e KNO-arts]). Ook deze arts heeft de klachten van klaagster onvoldoende serieus genomen en klaagster het idee willen geven dat zij last zou hebben van een geestelijke ziekte. Ook deze arts heeft nagelaten om klaagster door te verwijzen naar een plastisch chirurg.

Uiteindelijk heeft klaagster zich op eigen initiatief gewend tot een plastisch chirurg ([naam plastisch chirurg]). Deze arts heeft in tegenstelling tot de KNO-artsen van het ziekenhuis wel geluisterd naar klaagster en is al snel tot de conclusie gekomen dat het neustussenschot van klaagster scheef stond. Op 21 augustus 2018 is klaagster hieraan geopereerd en na deze ingreep is zij volledig vrij van klachten.

Nu de KNO-artsen niet hebben gehandeld, zoals van hen verwacht mocht worden verwacht en zij bovendien (steeds) de verkeerde diagnose hebben gesteld, heeft klaagster onnodig veel kosten moeten maken. Klaagster wenst daarom aanspraak te maken op een schadevergoeding van € 5.785,‑‑. Dit bedrag bestaat enerzijds uit een bedrag van € 385,– aan eigen risico (onnodige medicatie, CT-scan, etc.) en anderzijds uit de kosten ad € 5.400,– met betrekking tot haar operatie.

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar het verweer van het ziekenhuis d.d. 11 maart 2019. In de kern komt het verweer van het ziekenhuis op de klachten van klaagster op het volgende neer.

Het ziekenhuis heeft geen brief aan de tandarts van klaagster gestuurd omdat klaagster niet door haar tandarts is verwezen en de praktijk is dat de arts naar wie een patiënt is doorverwezen,  de verwijzend arts – in dit geval de huisarts – informeert. Het verwijt dat de huisarts van klaagster niet (direct) is geïnformeerd is op zichzelf juist, maar de reden daarvan was dat klaagster zich nog in een behandeltraject bevond, terwijl geen (wettelijke) verplichting bestaat om de verwijzend arts na ieder consult te informeren.

Het is onjuist dat de “second opinion” niet door een onafhankelijk arts zou zijn verricht. Klaagster heeft gebeld met haar zorgverzekering en aangegeven dat zij graag een verwijzing wilde naar een plastisch chirurg om te kijken of ze meer zouden kunnen betekenen ten aanzien van de scheve neus. Aan klaagster is toen aangeboden dat haar klachten eerst door een andere KNO-arts, tevens rhinoloog zouden kunnen worden beoordeeld.

Klaagster stemde daarmee in zonder dat daaraan een discussie over de nu kennelijk gewenste eventuele onafhankelijkheid vooraf ging. Strikt genomen betekent een second opinion dat de mening van een andere deskundige wordt gevraagd, hetgeen is gebeurd.

De betrokken artsen herkennen zich in het geheel niet in klaagsters beschrijving van de consulten. De consulten zijn in goede harmonie verlopen waarbij de door klaagster in haar klacht gebezigde bewoordingen niet zijn gebruikt. Nu partijen verschillende percepties hebben van wat zich feitelijk heeft voorgedaan, moeten de door klaagster gestelde gebeurtenissen als niet bewezen worden beschouwd.

Dat klaagster ten onrechte niet is verwezen naar een plastisch chirurg is niet terecht. Daartoe is op goede gronden besloten op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek door drie terzake deskundige KNO-artsen.

De door klaagster gestelde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat uit niets blijkt dat deze schade een (rechtstreeks) gevolg is van de door klaagster aan het ziekenhuis gemaakte verwijten. Causaal verband tussen het vermeend onzorgvuldig handelen en de schade ontbreekt.

Het ziekenhuis verzoekt de commissie de klachten af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. Het criterium is krachtens vaste jurisprudentie dat de door het ziekenhuis bij de uitvoering van die overeenkomst betrokken behandelaar  – arts –  heeft gehandeld overeenkomstig datgene wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot mag worden verwacht. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en klaagster moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

De commissie dient thans de vraag te beantwoorden of het ziekenhuis tekort is geschoten in de behandeling van klaagster.

De commissie zal de klachten puntsgewijs bespreken.

De eerste klacht van klaagster ziet op het niet (tijdig) verstrekken van informatie (CT-scan en terugkoppeling) aan de tandarts en de huisarts. Na afronding van een behandeling rapporteert de arts naar wie een patiënt is doorverwezen aan de verwijzende arts. Omdat klaagster nog onder behandeling was bij het ziekenhuis, had de terugkoppeling naar de huisarts nog niet plaatsgevonden. De KNO-arts was niet verplicht om aan de tandarts te rapporteren nu dit niet de verwijzend arts was. De klacht is ongegrond.

De tweede klacht van klaagster betreft de “second opinion” door een volgens klaagster niet onafhankelijk arts. Uit de overgelegde stukken maakt de commissie op dat, toen klaagster een doorverwijzing wilde naar een plastisch chirurg, er is voorgesteld dat klaagster eerst zou worden gezien door een andere KNO-arts.

Klaagster heeft met dat voorstel ingestemd wetende dat het hier een arts uit hetzelfde ziekenhuis betrof. Als klaagster vond dat het in dat geval geen onafhankelijk arts betreft, had zij dat toen kenbaar kunnen en moeten maken. De klacht is ongegrond.

De derde klacht van klaagster betreft de bejegening van klaagster tijdens de consulten. Dat klaagster op de wijze zoals door haar omschreven is bejegend, is door het ziekenhuis betwist. Voor de commissie is niet na te gaan wat er tijdens de consulten is gezegd. De door klaagster gestelde bejegening is dan ook niet komen vast te staan, hetgeen meebrengt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

De vierde klacht van klaagster ziet op het niet doorverwijzen van klaagster naar een plastisch chirurg. Uit het medisch dossier dat is overgelegd blijkt dat bij klaagster de diagnose “empty nose syndrome” is gesteld en dat op basis van die diagnose een uitgebreide analyse heeft plaatsgevonden. De commissie acht de diagnose op basis van de klachten begrijpelijk. Een verwijzing naar een plastisch chirurg was ook naar het oordeel van de commissie, gelet op de klachten van klaagster, niet opportuun. Ook als klaagster thans door een operatie van haar klachten af is, betekent dit niet dat de KNO-artsen niet hebben gehandeld zoals van redelijk handelende en redelijk bekwame artsen verwacht mag worden. Met name niet omdat er zich contra-indicaties voor dit operatieve ingrijpen voordeden, zodat de door de hier betrokken artsen destijds voorgestane behandeling de commissie begrijpelijk en juist voorkomt. De klacht is ongegrond.

Uit het voorgaande volgt dat de klachten van klaagster ongegrond zijn. De door klaagster verlangde schadevergoeding wordt dan ook afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klachten ongegrond;
  • wijst de verlangde schadevergoeding af

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. C.M.E. van der Hoeven, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch en de heer J. Donga, leden, op 4 oktober 2019 in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris.