Commissie: Zonwering
Categorie: Informatieverstrekking / Product voldoet niet aan verwachtingen(non-conformiteit)
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
120023
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument wilde een scherm waar hij ook bij een regenbui onder kon blijven zitten. Het doek van het nieuwe product dat de ondernemer hem leverde ging na verloop van tijd doorhangen. Het scherm werd gebruikt als permanente terrasoverkapping, waardoor er water in bleef staan. De vraag was of het product geschikt was voor het doel dat de consument bij het aankoopgesprek had aangegeven. Volgens de commissie was dat het geval. De ondernemer had niet behoeven te begrijpen dat de consument het scherm als permanente terrasoverkapping wilde gaan gebruiken. Wel had de ondernemer de consument beter moeten informeren over het gebruik van het nieuwe product door productinformatie te verstrekken.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil en standpunten van partijen
De commissie verwijst naar hetgeen zij dienaangaande in het tussenadvies heeft overwogen.
Verdere beoordeling van het geschil
De commissie blijft bij hetgeen zij heeft opgenomen in het tussenadvies en overweegt in aanvulling daarop het navolgende.
In het tussenadvies heeft de commissie – kort samengevat – overwogen dat zij van belang acht dat wordt vastgesteld wat tussen partijen bij het aangaan van de overeenkomst is besproken ten aanzien van de eigenschappen van het te leveren product en het gebruik dat de consument daarvan zou gaan maken, dit alles in het kader van de vraag of het geleverde beantwoordt aan de overeenkomst.
Dienaangaande heeft de verkoper van de ondernemer verklaard dat het product niet in het assortiment van de ondernemer zat op het moment waarop de consument de ondernemer bezocht. De verkoper kende het product, omdat hij het tijdens een beurs had gezien. Volgens de verkoper vroeg de consument bij gelegenheid van het gesprek in de winkel om een overkapping met een kubistische uitstraling. Volgens de verkoper heeft hij in het verkoopgesprek aan de consument verteld dat deze bij een lichte regenbui onder het scherm kon blijven zitten.
De vertegenwoordiger van de ondernemer heeft vervolgens verklaard dat hij bij de woning van de consument verder heeft gesproken over het te leveren product en dat hij daarbij de consument een tweetal opties heeft voorgehouden, een scherm met een constructie waarin een bocht zat (een product dat de vertegenwoordiger van de ondernemer zelf bezat) en het geleverde product. Volgens de vertegenwoordiger van de ondernemer heeft de consument toen gekozen voor het geleverde product.
De consument bevestigt in grote lijnen deze gang van zaken. Hij heeft daarbij opgemerkt dat hij bij het bezoek aan de winkel met betrekking tot het gebruik van het scherm heeft aangegeven dat hij een product wilde hebben waar hij ook bij regen onder zou kunnen blijven zitten. Zou hij, eventueel met gasten, op het terras zitten en zou het gaan regenen, dan wilde de consument op het terras kunnen blijven zitten. Tijdens het verkoopgesprek heeft de verkoper van de ondernemer verklaard dat dat mogelijk was, aldus de consument.
Op grond van deze verklaringen komt de commissie tot het navolgende oordeel. Voldoende is komen vast te staan dat al in het eerste verkoopgesprek door de consument is aangegeven dat hij een zonwering wilde die bestand was tegen regen. Daarbij is niet expliciet genoeg gecommuniceerd over wat daar nu onder moest worden verstaan. De consument heeft met betrekking tot het gebruik aangegeven dat hij, als hij onder het scherm zat, bij regen onder het scherm moest kunnen blijven zitten. Namens de ondernemer is aangegeven dat het scherm bescherming bood tegen lichte regen.
Naar het oordeel van de commissie heeft de consument daarin een bevestiging gezien van de omstandigheid dat het scherm bestand zou zijn tegen regen. De verkoper van de ondernemer heeft echter redelijkerwijs niet meer begrepen dan dat de consument, wanneer hij door een bui zou worden overvallen, onder het scherm wilde kunnen blijven zitten. Hierdoor is aan de zijde van de consument het misverstand ontstaan dat het zonnescherm geschikt zou zijn om te dienen als permanente terrasoverkapping, een gebruik waarvan de deskundige in zijn rapport heeft opgemerkt dat het daar niet geschikt voor is.
De commissie verwijst voorts naar de derde foto bij de brief van de gemachtigde van de consument van 15 januari 2019. Hierop is de consument te zien die met zijn gezicht gekeerd staat naar het neergelaten zonnescherm. In dat verticale scherm zijn een tweetal naden te zien, waar het doek aan elkaar is gestikt. Deze naden bevinden zich op 1,20 meter van elkaar. Dat is althans de gebruikelijke breedte van doek dat in een dergelijk systeem wordt verwerkt. Wanneer de breedte tussen de twee naden wordt afgetekend en het resultaat daarvan wordt vergeleken met de lengte van het verticale doek, concludeert de commissie dat de uitval van de balk bovenaan tot aan de onderzijde van het doek ongeveer 90 à 100 cm moet zijn. Voor een zonwering geldt als norm voor een deugdelijke afvoer van regenwater dat per meter uitval 23 cm hoogteverschil moet bestaan. Het onderhavige scherm heeft een uitval van 3,5 meter, zodat het verschil tussen het hoogste en het laagste deel van het doek bij volledig uitgedraaid verticaal doek minimaal 3,5 maal 23 cm zou moeten zijn, in totaal 80,5 cm. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het scherm aan die voorwaarde voldoet, zodat het vanuit technisch oogpunt op dit punt geen gebrek vertoont.
De consument heeft op een foto gewezen op de beperkte omvang van een tweetal gaten die zich op de uiteinden van een gootje bevindend dat aan het uiteinde van het horizontaal doek is aangebracht. De commissie merkt op dat die gaten zijn bedoeld om regenwater af te voeren dat na een bui in het gootje is achtergebleven. Noch de goot, noch die gaten, zijn bedoeld om tijdens een bui al het regenwater af te voeren dat op het scherm valt. Bij een steviger bui zal dit water, gelet op het vereiste afschot van 23 cm per meter uitval, met voldoende snelheid naar beneden stromen om vervolgens ter weerzijde van het verticale doek van het horizontale doek af te vallen. Voorwaarde daarbij is dan echter wel dat bij een regenbui minimaal het vereiste afschot van 23 cm per meter uitval wordt bereikt door het verticale doek maximaal te laten zakken.
Op grond van het voorgaande komt de commissie tot het oordeel dat het geleverde product vanuit technisch oogpunt geen gebreken vertoont die het ongeschikt maken voor het doel dat de consument bij het aankoopgesprek heeft aangegeven. Daaruit kon de ondernemer immers opmaken dat de consument een zonwering wilde die, wanneer zich daar mensen onder bevonden, bestand was tegen een regenbui. In dat geval zouden er dus altijd mensen onder het scherm staan om in te kunnen grijpen wanneer de bui extreem zwaar zou zijn en mocht de ondernemer ervan uitgaan dat het scherm, zoals gebruikelijk bij een zonwering, zou worden ingerold wanneer het gebruik daarvan niet nodig zou zijn en/of de consument niet aanwezig. De ondernemer hoefde er op grond van de wens van de consument niet bedacht op te zijn dat deze het scherm als permanente terrasoverkapping wilde benutten, dus ook bij eventuele afwezigheid.
Hoewel de klacht ook ziet op de hoogte waarop het systeem is bevestigd, is ter zitting niet weersproken dat in overleg en ter voorkoming van een noodzakelijke aanpassing van de constructie voor de dakgoot voor deze wijze van bevestigen is gekozen. Wanneer nu wordt vastgesteld dat het scherm ook hoger bevestigd kan worden, levert dat naar het oordeel van de commissie geen tekortschieten op van de ondernemer.
De commissie is van oordeel dat de meest aannemelijke oorzaak van de ondervonden problemen schuilt in een gebruik dat van het scherm is gemaakt op een wijze waarvoor het scherm niet was bedoeld: een permanente terrasoverkapping, waarbij door een onvoldoende uitdraai van het verticaal scherm te veel water op het doek is blijven staan en zich een zak heeft gevormd, waardoor het doek is opgerekt door een te groot gewicht aan water, waartegen ook de voorlijst niet bestand was.
Daar staat echter tegenover dat het product ook voor de ondernemer nieuw was, zodat deze er extra attent op diende te zijn dat hij zich moest oriënteren ten aanzien van het gebruik van het scherm en hij de consument op dat punt ook deugdelijk diende te adviseren, bijvoorbeeld door het aanleveren van een handleiding of andere productinformatie.
Dit alles tegen elkaar afwegend komt de commissie billijkheidshalve tot het oordeel dat – voor zover partijen het niet eens kunnen worden over een alternatief voor het geleverde systeem – de consument de keuze heeft uit een tweetal opties, te weten:
1. de ondernemer vervangt nog één maal het doek van het scherm en zo nodig, vanwege een ontoelaatbare vervorming, ook de voorlijst. Mocht de consument zulks wensen, dan kan de ondernemer daarbij ook de hoogte van het bevestigingspunt van het scherm aanpassen. De ondernemer dient deze werkzaamheden kosteloos uit te voeren.
2. de ondernemer betaalt de consument een tegemoetkoming van € 1.500,–.
Beslist wordt daarom als na te melden.
Beslissing
De consument heeft de keuze tussen de navolgende opties:
1. de ondernemer vervangt nog één maal het doek van het scherm en zo nodig, vanwege een ontoelaatbare vervorming, ook de voorlijst. Mocht de consument zulks wensen, dan kan de ondernemer daarbij ook de hoogte van het bevestigingspunt van het scherm aanpassen. De ondernemer brengt hiervoor geen kosten in rekening.
2. de ondernemer betaalt de consument een tegemoetkoming van € 1.500,–.
De consument bepaalt zijn keuze binnen twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies. De ondernemer handelt overeenkomstig de door de consument gemaakte keuze, bij de keuze voor optie 1 binnen zes weken nadien, bij de keuze voor optie 2 binnen acht dagen nadien. Indien in dat laatste geval betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag waarop de consument zijn keuze kenbaar heeft gemaakt.
Wanneer de consument kiest voor optie 1, dienen partijen elkaar over en weer in de gelegenheid te stellen aan hun verplichtingen uit dit bindend advies te voldoen.
Indien bij de keuze voor optie 1 een en ander door handelen of nalaten van de ondernemer niet binnen de gestelde termijn is geschied, kan de consument zich weer tot de commissie wenden zonder opnieuw klachtengeld te betalen.
Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zonwering, bestaande uit mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, mw. mr. W. van den Berg en de heer W.J.M. van den Berg, leden, op 5 juli 2019.