Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: (Immateriele) schade / Informatie / Schade / Zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
132596/153906
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte heeft plastische chirurgie ondergaan bij de zorgaanbieder. Cliënte klaagt erover dat de zorgaanbieder geen noodprotocol handhaaft. Verder klaagt zij over de voorbereiding, ingreep, nazorg, communicatie, voorlichting en het resultaat. De commissie rekent het de zorgaanbieder zwaar aan dat de zorgaanbieder – ondanks herhaald verzoek – het medisch dossier niet heeft gedeeld. De commissie wijst de materiële schadevergoeding af, omdat er geen oorzakelijk verband is tussen de onzorgvuldige handeling door de zorgaanbieder en de schade die cliënte heeft geleden. Wel wijst de commissie een immateriële schadevergoeding toe vanwege de ondervonden psychische klachten en stress die cliënte heeft ondervonden.
De uitspraak
in het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: cliënte)
en
De stichting Boerhaave Medisch Centrum, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan op 13 oktober 2022 te Den Haag.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het resultaat van de behandeling, de complicaties tijdens en na de ingreep en de communicatie met cliënte, haar echtgenoot, de huisarts en het Alrijne Ziekenhuis (hierna te noemen: het ziekenhuis).
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt haar standpunt op het volgende neer.
Op 25 juni 2021 heeft cliënte plastische chirurgie ondergaan. Daarbij zijn de volgende ingrepen uitgevoerd: een dubbele borstprothese- en kapselverwijdering, liposuctie en lipofilling. Tijdens de liposuctie was er sprake van een fors bloedverlies. De behandelaar heeft vanwege dit bloedverlies de operatie even stilgelegd om het medisch dossier te controleren op aanwijzingen hiervoor, en heeft vervolgens de ingreep hervat. Later heeft de behandelaar tijdens de evaluatie aan cliënte meegedeeld dat er voor wat betreft het bloedverlies, sprake was van een uitzonderlijke situatie. Dit heeft bij cliënte de vraag opgeworpen of de behandelaar tijdens de ingreep geen onnodige risico’s heeft genomen. Cliënte heeft als gevolg van een laag hemoglobinegehalte (verder HB-gehalte) een extra nacht in de kliniek moeten verblijven in verband met de toediening van extra vocht en stollingsmedicatie. Vier dagen na de ingreep is cliënte opgenomen in een ziekenhuis.
Cliënte vraagt zich voorts af of de zorgaanbieder bij het uitvoeren van de anamnese niet navraag had moeten doen naar het verloop en eventuele complicaties bij eerdere operaties. Cliënte had eerder een operatie met veel bloedverlies gehad. Tijdens een evaluatiegesprek gaf de behandelaar aan dat deze vraag geen deel van de anamnese uitmaakt, waardoor er geen zicht was op eerdere operaties dan wel complicaties.
Cliënte stelt verder dat de zorg na de ingreep, als ook de communicatie tussen de zorgaanbieder en haar echtgenoot, huisarts en het ziekenhuis zeer moeizaam is verlopen.
Haar echtgenoot heeft na de ingreep van een verpleegkundige gehoord dat de ingreep probleemloos was verlopen terwijl er sprake was van een ernstig bloedverlies.
Na het ontslag uit de kliniek is cliënte mondeling geadviseerd om de huisarts te bezoeken voor een doorverwijzing naar een internist, om een vermoeden van een onderliggende bloedstollingsstoornis, uit te sluiten. Op 28 juni 2021 heeft cliënte een consult gehad bij de huisarts. Uit de algemene ontslagbrieven (drie versies, voor iedere ingreep één) van de zorgaanbieder stond niet de benodigde informatie over het HB-gehalte vermeld.
Op basis van het door de huisarts geïnitieerde bloedonderzoek is cliënte op 29 juni 2021 opgenomen in het ziekenhuis vanwege een zeer laag HB-gehalte. Ook de behandelaars in het ziekenhuis hebben vele keren vergeefs contact opgenomen met de zorgaanbieder over het verloop van de ingreep. Een dag later heeft de arts van afdeling plastische chirurgie pas met de behandelaar van de zorgaanbieder kunnen spreken, waarna er meer duidelijkheid kwam over het verloop van de operatie en de postoperatieve zorg in de kliniek. Echter bleven er ook na deze contacten veel vragen bestaan over het verloop van de behandeling, zoals naar cliënte is gecommuniceerd door de artsen in het ziekenhuis. In de beschrijving van de kliniek staat onder andere dat cliënte ‘mogelijk’ tranexaminezuur gehad zou hebben. In een medische overdracht, waarin het onder meer gaat over toegediende middelen, moet met zekerheid gezegd kunnen worden wat een patiënt toegediend heeft gekregen bij een eerdere ingreep. Dat was hier niet het geval.
Uiteindelijk heeft cliënte twee dagen in het ziekenhuis gelegen, waar zij een bloedtransfusie en een ijzerinfuus heeft gehad, waarna het herstel (gevoelsmatig) pas echt kon beginnen.
Als patiënt heeft cliënte het als zeer onprofessioneel ervaren dat een ziekenhuis niet kon beschikken over de juiste informatie en dus afhankelijk leek te zijn van de beschikbaarheid van de betrokken chirurg. De zorgaanbieder heeft in de nabespreking met cliënte aangegeven niet over een noodprotocol te beschikken.
De onwetendheid en slechte communicatie hebben gemaakt dat cliënte gedurende een aantal weken psychische klachten heeft ervaren, zoals stemmings- als angstklachten. Hoewel zij zich bewust was van het feit dat zij had getekend bekend te zijn met mogelijke complicaties, verwijt cliënte de zorgaanbieder dat de behandelaar tijdens de intake nagenoeg niet geïnformeerd heeft over mogelijke complicaties, met uitzondering van het kleiner uitvallen van de cupmaat. Verder verwijt cliënte de zorgaanbieder dat niet de juiste nazorg als ook communicatie geboden is, welke zij wel verwacht had van een zorgvuldig handelende zorgaanbieder.
Cliënte is daarnaast van mening dat bij de liposuctie op één gebied te veel vet is weggehaald. Dit is door een collega arts van de behandelaar op 8 oktober 2021 ook als dusdanig beoordeeld. Deze arts heeft aangeboden dit gebied te herstellen door middel van een nieuwe liposuctie en lipofilling. Gezien de eerdere bloeding en het beperkte vertrouwen in de zorgaanbieder wenst cliënte deze hersteloperatie in een ziekenhuis laten uitvoeren, op kosten van de zorgaanbieder.
Cliënte merkt naar aanleiding van het verweer van de zorgaanbieder op dat tijdens de intake niet is gesproken over het risico van deuken. Op de website van de zorgaanbieder is meer informatie te vinden dan dat er aan cliënte is verschaft tijdens het eerste consult. De bindweefselmassage heeft zij op (telefonisch) advies van de zorgaanbieder uitgevoerd na haar eigen constatering van de deuk. Daarbij heeft de zorgaanbieder aangegeven dat de mogelijke oorzaak van de deuk ophoping van het littekenweefsel zou kunnen zijn. Een bindweefselmassage heeft echter geen enkel effect gehad op een deuk, daar waar littekenweefsel niet de oorzaak blijkt.
Op 19 juli 2021 heeft cliënte haar eerste klacht verstuurd. Deze brief is bij de zorgaanbieder kwijtgeraakt. Op 30 augustus 2021 heeft cliënte een nieuwe klacht ingestuurd, na overleg met een jurist. Tot op heden heeft zij van de zorgaanbieder niets vernomen, ondanks haar vele contactverzoeken.
Cliënte vordert van de zorgaanbieder ter oplossing van het geschil:
– opstellen noodprotocol door de kliniek;
– terugbetaling kosten (eigen risico) ziekenhuisopname en andere medische kosten (zoals medicatie) na enkele dagen, en bedrag van € 686,66;
– terugbetaling bindweefselbehandeling, een bedrag van € 120,-.;
– vergoeding van de hersteloperatie uitgevoerd door een ander ziekenhuis;
– compensatie voor de stress/psychische klachten door de gang van zaken (verloop na operatie, ontbreken van een afhandeling van de klacht), een bedrag van € 3.500,-.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Het verloop na de behandeling van 25 juni 2021 wordt door de arts betreurd, zowel de nasleep die de opgetreden complicatie heeft gehad als het vervolg. De zorgaanbieder is echter van mening dat de klachten van cliënte als ongegrond moeten worden afgewezen.
Op 2 mei 2021 is cliënte op consult bij zorgaanbieder geweest met het verzoek de borstimplantaten te verwijderen en de borsten te vergroten met lichaamseigen vet (lipofilling) of te vervangen met andere implantaten. De behandelaar heeft een behandelplan opgesteld voor het verwijderen van de implantaten, inclusief eventueel aanwezige kapselvorming, en het opvullen van de borsten met lichaamseigen vet. Als donorlocatie zou hiervoor middels liposuctie vet worden geoogst bij de buitenkant van de bovenbenen, en indien nodig de buikregio. Met cliënte zijn de gangbare risico’s van deze behandeling besproken, waaronder resorptie van het lichaamseigen vet. Op 5 mei 2021 is er nog telefonisch contact tussen arts en cliënte geweest om te bespreken hoeveel lichaamseigen vet er circa zou overblijven na de behandeling. Voorafgaand aan de ingreep heeft de cliënte ingestemd met de uitvoering van de ingreep en bijbehorende risico’s en is hierover volledig ingelicht.
Het behandelplan is op 25 juni 2021 volledig, lege artis en in eerste instantie zonder complicaties uitgevoerd. Later op de dag is toch een complicatie opgetreden, met buitengewoon diffuus bloedverlies. Ter controle heeft cliënte een nacht in de kliniek verbleven. Cliënte is op 26 juni 2021 in goede conditie ontslagen. Vanaf 29 juni 2021 is er contact tussen kliniek, arts en anesthesioloog met het Alrijne ziekenhuis geweest, nadat cliënte daar was opgenomen. Hierbij is de door het ziekenhuis gevraagde informatie uitgewisseld en waar nodig telefonisch toegelicht door arts en/of anesthesioloog. Op 2 juli 2021 is cliënte op controle gekomen, waarbij er geen bijzonderheden werden geconstateerd. Het herstel is conform normaal postoperatief beloop. Wel is de afloop bij het ziekenhuis naar aanleiding van een te laag HB-gehalte besproken en de bloedtransfusie die cliënte heeft ondergaan.
Op 9 juli 2021 heeft cliënte met de behandelend arts de nasleep van de behandeling besproken en aangegeven hier teleurgesteld over te zijn. Op 15 augustus en 18 augustus 2021 heeft cliënte met de behandelend arts en een collega-plastisch chirurg een deuk bij de linker heup besproken, waarbij cliënte het advies heeft gekregen bindweefselmassage te ondergaan. Ook heeft cliënte in deze periode contact gehad met de aan de kliniek verbonden klachtenfunctionaris, waarbij cliënte haar onvrede heeft geuit en er de mogelijkheid van overname van de controles door een andere, aan de kliniek verbonden, plastisch chirurg is besproken. De gebruikelijke controle drie maanden na de behandeling, heeft daarom ook plaats gevonden bij een andere plastisch chirurg. Tijdens deze controle op 8 oktober 2021 is een fraai resultaat geconstateerd, buiten een contourafwijking bij de linker heup. De mogelijkheden van het opvullen van deze deuk middels lipofilling zijn besproken, inclusief de mogelijkheid deze behandeling elders te ondergaan. Op 2 december 2021 vindt er nogmaals een controle plaats, waarbij opnieuw de mogelijkheden van een correctie worden besproken. Ook wordt hierbij de gang naar de geschillencommissie benoemd, waarover op 6 december 2021 telefonisch contact plaatsvindt tussen arts en cliënte.
De opgetreden complicatie heeft zeer vervelende gevolgen gehad voor cliënte. Bij de kliniek zijn meerdere protocollen aanwezig die voorzien op mogelijke complicaties. Cliënte geeft aan dat de arts met cliënte heeft besproken dat deze niet aanwezig zijn. Dit wordt door arts betwist en hiervan wordt ook geen melding gemaakt in het medisch dossier. Tijdens het consult wordt gewezen op de mogelijke risico’s en complicaties en wordt de medische voorgeschiedenis van elke cliënte doorgenomen. Dat er tijdens de behandeling een complicatie heeft plaatsgevonden wordt betreurd door de arts, maar dit is niet alleen geen gevolg van het ontbreken van protocollen om dit tegen te gaan, protocollen zijn wel degelijk aanwezig.
Cliënte geeft aan dat officieel erkend is dat er in een deel van het behandelde gebied te veel vet is weggehaald. Hoewel tijdens de controle op 8 oktober 2021 inderdaad melding wordt gemaakt van een contourafwijking bij de linker heup, wordt hiermee geenszins aangegeven dat het hier een verwijtbare fout van de arts betreft. Onregelmatigheden kunnen optreden na een liposuctie, zoals besproken tijdens het consult op 2 mei 2021. Elders is voor de arts geen bewijs te vinden van deze erkenning. Er is getracht een oplossing te vinden voor cliënte haar onvrede. Op 8 oktober 2021 is uit coulance een herstellende behandeling aangeboden. Hiermee is geenszins, expliciet noch impliciet, aangegeven dat de deuk een verwijtbare fout betreft. Een vergoeding voor een herstellende behandeling elders is daarom niet aan de orde. Vanuit de arts is er sprake van een inspanningsverplichting, en niet van een resultaatverplichting. Door de onvoorspelbaarheid van het menselijk lichaam en hoe elk individu reageert op een plastisch chirurgische behandeling, is het niet mogelijk om een resultaat vooraf te garanderen. Noch uit het medisch dossier, noch uit de door cliënte aangeleverde stukken blijkt dat het tegenvallende resultaat het gevolg is van onzorgvuldig medisch handelen.
Tot slot geeft cliënte aan compensatie te wensen voor de gang van zaken. Zo geeft cliënte aan dat een afhandeling van de klacht ontbreekt. Cliënte heeft op 27 juli 2021 voor het eerst melding gemaakt van haar klacht via het klachtenformulier van de kliniek. Op 19 augustus 2021 heeft cliënte hierover telefonisch contact gehad met de klachtenfunctionaris die verbonden is aan de kliniek. Hierin wordt tevens het vervolg van cliënte haar klacht besproken, waarbij cliënte aangaf af te willen zien van (vervolg)controle bij de behandelend arts. Deze controle is daarom ingepland bij een andere arts en hier heeft cliënte ook gebruik van gemaakt. De zorgaanbieder ziet deze controle als behandeling van de klacht, waarbij met het bespreken van een mogelijke herstellende behandeling ook gevolg is gegeven aan cliënte haar ontevredenheid over het resultaat.
Ook geeft cliënte aan compensatie te wensen voor het verloop van de operatie. Voor arts en kliniek staat vast dat een opgetreden complicatie te betreuren valt. Desondanks geldt dat een complicatie niet noodzakelijk het gevolg is van foutief medisch handelen en arts geeft daarom aan dat dit moet worden afgewezen. De zorg is verleend volgens de geldende professionele standaard. Ook hier blijkt uit het medisch dossier noch uit de door cliënte aangeleverde stukken dat hier geen sprake van is.
Uit het enkele feit dat cliënte niet tevreden is met het resultaat van de door de zorgaanbieder uitgevoerde behandeling(en), volgt geen juridische verplichting om aan haar schadevergoeding te betalen. Nu er geen sprake is geweest van onzorgvuldig handelen, is er geen grond voor vergoeding van schade, die overigens niet is geconcretiseerd en onderbouwd.
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat van onzorgvuldig handelen geen sprake is en wijst het verzoek tot schadevergoeding daarom af
Beoordeling van het geschil
De vaststaande feiten
De commissie gaat voor de beoordeling van het geschil uit van de volgende vaststaande feiten, nu deze niet althans onvoldoende zijn weersproken.
Op 25 juni 2021 heeft cliënte plastische chirurgie ondergaan. Daarbij zijn de volgende ingrepen uitgevoerd: een dubbele borstprothese- en kapselverwijdering, liposuctie en lipofilling. Tijdens de liposuctie was sprake van een fors bloedverlies. De behandelaar heeft vanwege dit bloedverlies de operatie even stilgelegd om het medisch dossier te controleren op aanwijzingen hiervoor, en heeft vervolgens de ingreep hervat. Later heeft de behandelaar tijdens de evaluatie aan cliënte meegedeeld dat er voor wat betreft het bloedverlies, sprake was van een uitzonderlijke situatie. Cliënte heeft als gevolg van een laag hemoglobinegehalte (verder HB-gehalte) een extra nacht in de kliniek moeten verblijven in verband met de toediening van extra vocht en stollingsmedicatie. Na het ontslag uit de kliniek is cliënte mondeling geadviseerd om de huisarts te bezoeken voor een doorverwijzing naar een internist, om een vermoeden van een onderliggende bloedstollingsstoornis, uit te sluiten. Op 28 juni 2021 heeft cliënte een consult gehad bij de huisarts. Op basis van het door de huisarts geïnitieerde bloedonderzoek is cliënte op 29 juni 2021 opgenomen in het ziekenhuis vanwege een zeer laag HB-gehalte. Uiteindelijk heeft cliënte twee dagen in het ziekenhuis gelegen, waar zij een bloedtransfusie en een ijzerinfuus heeft gehad, waarna het herstel kon beginnen.
Juridisch kader
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Ingevolge artikel 454, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek dient een hulpverlener een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere gegevens daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. Een zorgvuldig bijgehouden dossier is van belang voor de kwaliteit en continuïteit van zorg aan de patiënt.
Overwegingen
Cliënte heeft gesteld dat de zorgaanbieder op een aantal onderdelen is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst en heeft een schadevergoeding gevorderd vanwege deze tekortkoming. Daarnaast heeft cliënte geëist dat de zorgaanbieder een noodprotocol opstelt voor complicaties tijdens en na de ingreep.
Ten aanzien van de klachtonderdelen overweegt de commissie het volgende.
Ad 1: noodprotocol
De commissie stelt allereerst dat zij is niet bevoegd te oordelen over het al dan niet opstellen van een noodprotocol. Het betreft hier een organisatorische maatregel die niet rechtstreeks verband houdt met de behandelingsovereenkomst die cliënte met de zorgaanbieder is aangegaan. De taak van de commissie is te oordelen of de zorgaanbieder bij het uitvoeren van de behandelingsovereenkomst heeft gehandeld volgens de daarvoor geldende professionele standaard. Dit onderdeel van de klacht zal derhalve buiten beoordeling blijven.
Ad 2: voorbereiding, ingreep, nazorg.
De kern van het verwijt op dit punt betreft de vraag van cliënte of de zorgaanbieder tijdens de ingreep op 25 juni 2021 geen onnodige risico’s heeft genomen.
Op de zorgaanbieder rust de verplichting om zich adequaat op de ingreep voor te bereiden en daarvan transparant verslag te doen in het medisch dossier. De zorgaanbieder heeft de commissie noch cliënte in de gelegenheid gesteld om bedoelde voorbereiding op de ingreep en de ingreep te toetsen, nu zij ondanks herhaalde verzoeken heeft nagelaten om het medische dossier in deze procedure over te leggen. De zorgaanbieder heeft, anders dan verzocht, een document ingestuurd op 16 december 2022 dat zij – naar het lijkt – voor commissie heeft samengesteld. Hierin wordt gesproken over “een diffuus bloedverlies tijdens de ingreep” en “Bloedverlies: < 100ml. Tijdsduur: ongeveer 140 minuten”, “Patiënt verlaat in goede conditie de OK”. Het document bevat daarnaast noch het anesthesieverslag van de ingreep, terwijl de verzochte loggegevens eveneens ontbreken.
Op basis van de stukken afkomstig van het ziekenhuis, die cliënte heeft overgelegd, stelt de commissie het volgende vast. Cliënte heeft zich op 29 juni 2021 gewend tot de afdeling plastisch chirurgie. De behandelaar heeft contact opgenomen met de zorgaanbieder. De zorgaanbieder zou dezelfde dag het medisch dossier doorsturen. De operateur was niet aanwezig. De dag erop, op 30 juni 2021, heeft de behandelaar in het ziekenhuis gesproken met de operateur. De operateur heeft aangegeven dat de liposuctie bloederig is verlopen. Niet geheel duidelijk is hoeveel het exacte bloedverlies is geweest maar de behandelend arts schat 300 ml tot 400 ml. Het Hb gehalte was na de operatie 4,8. Ten tijde van de opname van cliënte in het ziekenhuis was het Hb gehalte 3,8.
Gezien deze gegevens van het ziekenhuis en gezien het verloop van de toestand bij de cliënte kort na de ingreep lijkt het bloedverlies vermeld in het operatieverslag (minder dan 100 ml) niet overeen te komen met de werkelijkheid. Immers, een bloedverlies van minder dan 100 ml kan, naar het ambtshalve oordeel van de commissie, niet leiden tot een Hb gehalte van 4,8. Evenmin kan gelet op het voorgaande worden aangenomen dat cliënte in goede conditie de operatiekamer heeft verlaten.
Nu de zorgaanbieder, ondanks herhaald verzoek van de commissie, weigerachtig is gebleven inzage te geven in het volledig medisch dossier en dus niet transparant is geweest met betrekking tot de uitvoering van de ingreep heeft de zorgaanbieder de commissie verhinderd om de (voorbereiding, uitvoering en nazorg van de ingreep te toetsen op de daarvoor rechtens vereiste zorgvuldigheid. De voorgaande feiten en omstandigheden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, kunnen de commissie tot geen andere conclusie leiden, dan dat de zorgaanbieder bij de voorbereiding, uitvoering dan wel nazorg van de ingreep niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld, hetgeen haar kan worden verweten. De omstandigheid dat cliënte na de ingreep een nacht langer in de kliniek heeft verbleven en na het ontslag uit de kliniek mondeling is geadviseerd om de huisarts te bezoeken voor een doorverwijzing naar de internist. om een vermoeden van een onderliggende bloedstollingsstoornis uit te sluiten, maakt dit niet anders.
Daarnaast rekent de commissie de zorgaanbieder diens aanhoudende weigerachtigheid – om het medisch dossier met loggegevens te overleggen en daarmee, conform de rechtens op haar rustende verplichting, transparantie te verschaffen over (het verloop van) de voorbereiding, uitvoering en nazorg van de ingreep – zwaar aan.
Ad 3. Communicatie
Cliënte heeft gesteld dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten is in het delen van de gegevens uit het medisch dossier aan haar huisarts en aan de behandelaars in het ziekenhuis. Er is sprake geweest van een complicatie tijdens de liposuctie en cliënte is, naar zij heeft gesteld, tijdens haar postoperatieve behandeling geschaad doordat zowel haar huisarts als de behandelaars in het ziekenhuis niet tijdig konden beschikken over medische gegevens met betrekking tot de complicatie bij de ingreep.
Zoals de commissie onder ‘Ad 2. Voorbereiding, ingreep, nazorg’ heeft vastgesteld, heeft de behandelend arts pas op 30 juni 2021 van de operateur vernomen wat ongeveer het bloedverlies is geweest tijdens de ingreep. Dit stond kennelijk niet, dan wel onjuist, vermeld in het medisch dossier dat de zorgaanbieder volgens haar stelling aan het ziekenhuis heeft gemaild. Of cliënte tijdens de postoperatieve behandeling is geschaad als gevolg de communicatie tussen de behandelaar en respectievelijk het ziekenhuis en de huisarts kan de commissie niet vaststellen. Dat de communicatie niet adequaat is geweest, is voor de commissie op grond van het voorgaande echter voldoende komen vast te staan, zodat dit klachtonderdeel gegrond wordt verklaard.
Ad. 4. Resultaat liposuctie
Cliënte heeft gesteld dat bij de liposuctie op een gebied te veel vet is weggehaald en zij aan de behandelend arts heeft aangegeven hierover teleurgesteld te zijn. Vaststaat, voor zover ten deze van belang, dat op 15 en 18 augustus 2021 de behandelend arts met een collega-plastisch chirurg een deuk bij de linker heup heeft besproken en dat op 8 oktober 2021, drie maanden na de behandeling, de gebruikelijke controle heeft plaatsgevonden door een andere, aan de kliniek verbonden, plastisch chirurg en deze buiten een contourafwijking bij de linker heup een fraai resultaat heeft geconstateerd. Op grond van de door de zorgaanbieder overgelegde foto’s van de uitgevoerde liposuctie valt naar het oordeel van de zorgaanbieder het resultaat van de ingreep binnen de daarvoor gehanteerde marges. De enkele omstandigheid dat cliënte niet tevreden is met eventuele oneffenheden aan haar bovenbeen als gevolg van de liposuctie, betekent zonder nadere concretisering en onderbouwing die ontbreekt, niet dat de behandelaar voor wat betreft het resultaat van de ingreep onzorgvuldig heeft gehandeld.
Het feit dat de borstomvang na verloop van tijd is verminderd is een bekend gegeven. Een garantie dat het lichaamseigen vet in de pockets van de borstprotheses blijft zitten kan niet worden gegeven, omdat de werking van het menselijk lichaam in dit proces een ongewisse factor vormt. Het voorgaande leidt tot de slotsom dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
Ad. 5 Voorlichting bij intake
Cliënte heeft verder gesteld dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het geven van voorlichting bij de intake over complicaties die kunnen ontstaan tijdens de ingreep. Voor zover ten deze van belang geldt dat de behandelaar op 2 mei 2021 de ingreep en de gangbare risico’s van de behandeling, waaronder de resorptie van het lichaamseigen vet, met cliënte heeft besproken en op 5 mei 2021 telefonisch overleg heeft plaatsgevonden over de hoeveelheid lichaamseigen vet die circa zou overblijven na de behandeling.
Daarnaast wordt via de website van de zorgaanbieder, voor wat betreft de complicaties bij liposuctie, gewezen op mogelijke complicaties. Zo staat daar onder liposuctie vermeld:
“Mogelijke complicaties kunnen zijn:
• (…)
• Gevoelsverandering
• Blijvend zichtbare littekens
• Schade aan onderliggende structuren
• Onbevredigend esthetisch resultaat
• Onregelmatigheden
• Slappe huid na liposuctie”.
Voorts staat vast dat cliënte voorafgaand aan de ingreep heeft ingestemd met de uitvoering van de ingreep en bijbehorende risico’s en hierover volledig is ingelicht.
De vraag van cliënte of de mogelijkheid van veel bloedverlies deel diende uit te maken van de anamnese beantwoordt de commissie ontkennend, nu het de taak van de behandelaar is om de cliënte te wijzen op gangbare risico’s en het voorkomen van veel bloedverlies geen gangbaar risico betreft maar een complicatie die zeer zelden voorkomt. Daarnaast ligt het als verplichting op de weg van de cliënte om de behandelaar alle informatie te geven die mogelijkerwijze van belang kan zijn voor de behandeling. Dit geldt in onderhavige situatie ten aanzien van bloedverlies te meer nu cliënte – naar zij heeft aangegeven – er mee bekend was dat zij tijdens een eerdere operatie veel bloed had verloren. Gezien het vorenstaande acht de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad. 6 Klachtbehandeling
Tenslotte heeft cliënte gesteld dat de zorgaanbieder niet heeft gereageerd op haar klachten. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat via de klachtenfunctionaris een consult is aangeboden bij een andere behandelaar om over haar klacht te praten. De commissie maakt uit de stukken op dat cliënte naar aanleiding van haar klachten meermalen met zowel haar behandelaar als met een collega arts over haar klachten heeft gesproken en dat haar uit coulance een herstelingreep is aangeboden. Niet gesteld kan derhalve worden, gelet op het voorgaande, dat de zorgaanbieder niet heeft gereageerd op haar klachten. Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.
Ad 7 Schadevergoeding
De cliënt heeft een schadevergoeding gevorderd van € 3500,- smartengeld, € 686,66 ziekenhuiskosten en een bedrag van € 120,- voor de bindweefselbehandeling en daarnaast vergoeding van de hersteloperatie.
Ter onderbouwing van haar schade heeft de cliënte aangegeven dat de liposuctie, die noodzakelijk was voor de lipofilling van haar borsten na het verwijderen van de prothesen, een lelijk resultaat heeft. In het dagelijks leven ervaart cliënte moeite met in de spiegel kijken, het naakt zijn. Bijna een jaar later is er van de borstomvang vrij weinig over, terwijl de behandelaar telefonisch aangegeven had minimaal 75% van de voormalige omvang te kunnen behouden. Cliënte is op een extra nacontrole geweest bij de zorgaanbieder vanwege het feit dat er nog harde stukken, resten vanuit de liposuctie, in haar borsten zitten. Wanneer deze niet zouden verdwijnen, dan zouden deze weggezogen moeten worden. Op (telefonisch) advies van zorgaanbieder, zonder dat deze het gebied visueel heeft beoordeeld, heeft cliënte een bindweefselmassage ondergaan. Deze bindweefselmassage heeft echter geen enkel effect gehad op een deuk, daar waar littekenweefsel niet de oorzaak is gebleken.
Ook de gang van zaken bij de zorgaanbieder heeft voor psychische klachten en overmatige stress gezorgd. Zij is tijdens haar postoperatieve behandeling geschaad doordat zowel haar huisarts als de behandelaars in het ziekenhuis niet tijdig konden beschikken over medische gegevens met betrekking tot de complicatie bij de ingreep.
De commissie overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat voor de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht (causaal verband).
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder bij het uitvoeren van de ingreep niet zorgvuldig heeft gehandeld. De vraag die moet worden beantwoord is of cliënte vanwege dit handelen van de zorgaanbieder schade heeft geleden (causaal verband). De commissie heeft hiervoor vastgesteld dat het resultaat van de uitgevoerde liposuctie valt binnen de daarvoor gehanteerde marges en dat ook de vermindering van de borstomvang afhankelijk is van factoren waarop geen invloed kan worden uitgeoefend. De opname en de behandeling in het ziekenhuis betreft verzekerde zorg. De wettelijk vastgelegde eigen bijdrage komt naar het oordeel van de commissie voor eigen rekening van cliënte. Of cliënte tijdens de postoperatieve behandeling is geschaad als gevolg van de niet-adequate communicatie tussen de behandelaar en respectievelijk het ziekenhuis en de huisarts heeft de commissie, zoals hiervoor aangegeven, niet kunnen vaststellen. Een en ander leidt de commissie tot de slotsom dat de vordering van de materiële schade, wegens het ontbreken van een causaal verband, dient te worden afgewezen.
Wel acht de commissie het aannemelijk dat cliënte als gevolg van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang beschouwd – psychische klachten en stress heeft ondervonden, hetgeen de zorgaanbieder kan worden toegerekend. De commissie acht op grond daarvan een vergoeding voor immateriële schade gepast, die zij ex aequo et bono vaststelt op € 1000,-. De commissie zal de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding van dit bedrag aan cliënte.
Nu de klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 22 van het reglement, de zorgaanbieder tevens veroordelen tot vergoeding aan cliënte van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Beslissing
De commissie:
– verklaart het klachtonderdeel gegrond voor wat betreft het onderdeel Ad 2.“voorbereiding, ingreep, nazorg”;
– verklaart overige klachtonderdelen ongegrond;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling aan cliënte van een bedrag van € 1000,– aan immateriële schadevergoeding binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling aan cliënte van het klachtengeld ten bedrage van € 52,50 binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 oktober 2022.