Zorgaanbieder handelt zeer onzorgvuldig en onrechtmatig bij verzoek om bemoeizorg

De Geschillencommissie




Commissie: Publieke Gezondheid    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 35788/44863

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil gaat over het handelen van de zorgaanbieder in het kader van bemoeizorg waarbij wettelijke kaders zijn genegeerd en de geheimhoudingsplicht is geschonden. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat hij zich onbevoegd en onrechtmatig heeft gemengd in een familiekwestie over een nalatenschap. De zorgaanbieder vindt dat volgens de geldende procedures en op een professionele manier is gehandeld. Na een huisbezoek bij de cliënte is contact opgenomen met de huisarts en vervolgens is het onderzoek gesloten. De commissie oordeelt dat het gerechtvaardigd doel bij het, zonder toestemming van de cliënte, opnemen van contact met de huisarts ontbrak. Ook heeft de zorgaanbieder zeer onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld door zich mee te laten slepen in een familiekwestie. De e-mailcorrespondentie tussen de zorgaanbieder en de pleegbroer van de cliënte is na het sluiten van het onderzoek, buiten het medeweten van de cliënte om, nog anderhalf jaar doorgegaan. Hierin zijn uitlatingen over de cliënte gedaan die niet door de beugel kunnen. De zorgaanbieder is op alle manieren tekortgeschoten in zijn zorgplicht en heeft op geen enkele manier gehandeld zoals van een zorgverlener verwacht mag worden. De klacht is gegrond en de zorgaanbieder moet de cliënte een schadevergoeding van € 4.500,– betalen.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]

en

GGD Kennemerland onderdeel van de Veiligheidsregio Kennemerland, gevestigd te Haarlem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021 te Amsterdam.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen en hebben hun standpunt toegelicht.

De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam] (Clustermanager Maatschappelijke Zorg) en [naam] (jurist).

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft het handelen van de zorgaanbieder in het kader van bemoeizorg waarbij wettelijke kaders zijn genegeerd en de geheimhoudingsplicht is geschonden. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat hij zich onbevoegd en onrechtmatig heeft gemengd in een familiekwestie aangaande een nalatenschap.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De pleegmoeder van de cliënte is op 1 juni 2018 overleden. Tot executeur over de nalatenschap van de pleegmoeder is de pleegbroer van de cliënte benoemd. Er zijn vier erfgenamen gerechtigd tot de nalatenschap van de pleegmoeder. De cliënte had al zeven jaar geen contact meer met de pleegbroer en de communicatie over de nalatenschap verliep zeer moeizaam. De cliënte ontdekte dat de pleegbroer, zonder de cliënte daarin te kennen, het huis van de pleegmoeder via Facebook te koop had aangeboden. De cliënte maakte bezwaar en vroeg om transparantie en verkoop middels een makelaar. De cliënte heeft de pleegbroer e-mails gestuurd waarin zij haar ongenoegen over de gang van zaken kenbaar heeft gemaakt en tevens familieproblemen uit het verleden naar boven heeft gehaald. De pleegbroer was hier niet van gediend en heeft de zorgaanbieder verzocht om bemoeizorg in te zetten omdat de cliënte overlast zou veroorzaken binnen de familie.

Op 19 maart 2019 werd de cliënte bezocht door [naam medewerkster], medewerkster bij de zorgaanbieder. De cliënte heeft [naam medewerkster] te kennen gegeven geen prijs te stellen op de bemoeizorg. Op 21 maart 2019 heeft [naam medewerkster], dit keer vergezeld van een collega, nogmaals een bezoek gebracht aan de cliënte waarbij de cliënte haar mededeling geen prijs te stellen op hulp heeft herhaald. De bemoeizorg werd niet ingezet en de zaak werd gesloten maar de cliënte heeft geconstateerd dat [naam medewerkster] desondanks veelvuldig contact heeft gehad met haar pleegbroer en privé-informatie over de cliënte met de pleegbroer heeft gedeeld en zich negatief over haar heeft uitgelaten. Ook heeft [naam medewerkster] zonder toestemming van de cliënte contact opgenomen met haar huisarts.

De e-mailwisseling met [naam medewerkster] heeft de pleegbroer ingebracht in de rechtszaak rond de erfeniskwestie. De cliënte werd hierin afgeschilderd als ‘gek’ en ‘geestesziek’.
De cliënte stelt dat de zorgaanbieder zich voor het karretje van de pleegbroer heeft laten spannen en zich ten onrechte en onbevoegd heeft gemengd in een privékwestie aangaande een nalatenschap.
Ondanks herhaalde verzoeken heeft de zorgaanbieder geweigerd de cliënte de e-mailwisseling met de pleegbroer toe te sturen. Pas nadat de cliënte een klacht had ingediend bij de Ombudsman heeft zij die stukken ontvangen. Hieruit blijkt dat de zorgaanbieder ver buiten zijn boekje is gegaan. De cliënte verwijt de zorgaanbieder smaad en laster, het delen van niet op waarheid gebaseerde medische gegevens en het samenspannen met een familielid tegen de cliënte.

Samengevat verwijt de cliënte de zorgaanbieder:
1. De onzorgvuldige wijze van afhandelen van de melding;
2. Het zonder toestemming contact opnemen met de huisarts van de cliënte;
3. Het langdurig onderhouden van contact (per e-mail) met de pleegbroer en het delen van privé informatie over de cliënte.

Als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder heeft de cliënte schade geleden. De cliënte heeft een advocaat in de arm moeten nemen om de pleegbroer een halt toe te roepen. In de juridische procedure rond de erfeniskwestie heeft zij middels een advocaat verweer moeten voeren tegen de aantijgingen uit de e-mails van de zorgaanbieder die door de pleegbroer waren overgelegd. De cliënte vordert dan ook een schadevergoeding van € 4.500,– onder meer ter dekking van die advocaatkosten.
Daarnaast verlangt de cliënte een excuusbrief van de zorgaanbieder aan de pleegbroer, de overige erfgenamen, de huisarts en de rechtbank Middelburg en Maastricht waar de diverse procedures lopen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In februari 2019 heeft het Meldpunt Zorg en Overlast van de zorgaanbieder een melding ontvangen van de pleegbroer van de cliënte waarbij hij zijn zorgen uitsprak over haar geestelijk welzijn. Na een vooronderzoek heeft [naam medewerkster], medewerkster van de zorgaanbieder, op 19 maart 2019 een vooraankondiging van een bezoek bij de cliënte in de brievenbus gedaan. Hierop deed klaagster de deur open en gaf aan geen prijs te stellen op enige bemoeienis van de zorgaanbieder maar heeft daarbij haar familiegeschiedenis en de kwestie rondom de nalatenschap wel toegelicht. Op 21 maart 2019 heeft [naam medewerkster] tezamen met een collega een huisbezoek aan de cliënte afgelegd maar de cliënte herhaalde haar mededeling dat zij geen prijs stelde op hulp. De zorgaanbieder heeft contact opgenomen met de huisarts van de cliënte hetgeen past in de procedure die voor bemoeizorg geldt zoals opgenomen in de ‘Handreiking Bemoeizorg’. Van het delen van medische gegevens is daarbij geen sprake geweest.
Naar aanleiding van beide huisbezoeken heeft de zorgaanbieder vastgesteld dat de cliënte geen gevaar voor zichzelf of anderen vormde, dat er geen sprake was van overlast en geen grond voor een gedwongen opname. Daarnaast waren er geen eerdere klachten van zorg of overlast bekend. Daarmee heeft de zorgaanbieder zijn bemoeienis gestopt en het onderzoek gesloten. Op 5 april 2019 is een en ander per e-mail aan de pleegbroer te kennen gegeven.
De zorgaanbieder stelt dat de melding overeenkomstig de vigerende procedures is afgehandeld.

Na de terugkoppeling van de resultaten van het door de zorgaanbieder uitgevoerde onderzoek aan de pleegbroer heeft de pleegbroer [naam medewerkster] diverse keren per e-mail met vragen benaderd. Deze e-mails zijn door [naam medewerkster] met gepaste terughoudendheid beantwoord. In een e-mail van 19 september 2019 heeft[naam medewerkster] de pleegbroer te kennen gegeven dat zij om redenen van privacy geen gegevens over de cliënte mocht en kon delen. In die e-mail is een passage opgenomen die onhandig en ongelukkig is geformuleerd en niet opgenomen had mogen worden (‘dat de rechter al snel zal zien hoe de vork in de steel zit als de cliënte bij een rechtsgeding het woord voert’).
Bij brief van 12 mei 2020 heeft [naam] (clustermanager en leidinggevende van [naam medewerkster]) haar verontschuldigingen hierover aan de cliënte aangeboden.
Na ontvangst van nog een aantal e-mails heeft [naam medewerkster] per e-mail van 20 augustus 2020 aan de pleegbroer meegedeeld geen correspondentie meer met de pleegbroer te voeren omdat het onderzoek was afgesloten en het een familiekwestie betrof waar de zorgaanbieder buiten stond en niets mee te maken wilde hebben. Het mailverkeer is vervolgens gestopt.

De zorgaanbieder merkt op dat na de melding in februari/maart 2019 werd geconstateerd dat de klacht voortkwam uit onenigheid en onvrede rondom de afwikkeling van een nalatenschap. De melding kon volgens de zorgaanbieder niet los worden gezien van de familiegeschiedenis en de kwestie rondom de nalatenschap maar de zorgaanbieder stelt met nadruk geen partij te zijn in die kwestie. De cliënte en de pleegbroer hebben na het sluiten van het dossier nog contact opgenomen met de zorgaanbieder en de zorgaanbieder heeft daarop gereageerd. De zorgaanbieder geeft aan dat de kwestie heeft geresulteerd in een aantal beweringen en beschuldigingen van de cliënte aan het adres van[naam medewerkster] die naar de mening van de zorgaanbieder ongepast en onbehoorlijk zijn.

De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat is gehandeld volgens de geldende procedures en op een wijze die van een professionele zorgaanbieder mag worden verwacht.
Het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding dient te worden afgewezen nu de oorsprong van de claim is gelegen in de familierechtelijke sfeer rondom de afwikkeling van een nalatenschap waarin de zorgaanbieder geen partij is.

Beoordeling van het geschil
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld bij de afhandeling van de melding Zorg en Overlast betreffende de cliënte.

De commissie heeft het volgende overwogen.

De reactie van de zorgaanbieder na de ontvangst van de zorgmelding
De commissie constateert dat de zorgaanbieder aanvankelijk juist heeft gereageerd op de melding van de pleegbroer omtrent zorgen rond de cliënte. [Naam medewerkster], medewerkster van de zorgaanbieder heeft op 19 maart 2019 een brief ter aankondiging van een huisbezoek bij de cliënte in de brievenbus gedaan. Op dat moment opende de cliënte de deur en heeft de cliënte na het toelichten van haar familiegeschiedenis aangegeven geen prijs te stellen op hulp of bemoeizorg. Bij het huisbezoek op 21 maart 2019 heeft de cliënte, aan de deur, haar mededeling geen prijs te stellen op hulp of zorg herhaald waarna de zorgaanbieder heeft besloten geen hulp in te zetten en het dossier te sluiten.
Tot zover kan de commissie zich vinden in het handelen van de zorgaanbieder.

Zonder toestemming contact opnemen met de huisarts van de cliënte
Dat de zorgaanbieder heeft gemeend op 19 of 20 maart 2019 contact op te mogen nemen met de huisarts van de cliënte zonder haar toestemming begrijpt de commissie niet. In de ‘Handreiking gegevensuitwisseling bemoeizorg’ is opgenomen dat er een gerechtvaardigd doel moet zijn voor het uitwisselen van gegevens betreffende de cliënt. Het opnemen van contact met de huisarts na de ontvangst van een melding mag geen automatisme zijn. De zorgaanbieder heeft te kennen gegeven dat werd vastgesteld dat de cliënte geen gevaar voor zichzelf of anderen vormde, dat er geen sprake was van overlast en geen grond voor een gedwongen opname. Daarnaast waren er geen eerdere klachten van zorg of overlast bekend. Het gerechtvaardigd doel tot het opnemen van contact met de huisarts zonder de toestemming van de cliënte ontbrak dan ook waarmee de zorgaanbieder onzorgvuldig en onrechtmatig jegens de cliënte heeft gehandeld.

Het contact met de melder (de pleegbroer).
Ten aanzien van het door de zorgaanbieder onderhouden van contacten met de melder, de pleegbroer van de cliënte, kan de commissie niet anders constateren dan dat de zorgaanbieder wat dit betreft van het begin af aan volstrekt uit de bocht is gevlogen. Na het afgeven van de brief aan de cliënte op 19 maart 2019 heeft [naam medewerkster], medewerkster van de zorgaanbieder, de pleegbroer op 20 maart 2019 een e-mail gestuurd waarin de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de cliënte ernstig werd geschonden. Aannames betreffende de psychische gesteldheid van de cliënte werden geuit en informatie over de nalatenschapskwestie werd gedeeld. Daarbij was de e-mail van een vertrouwelijke en amicale toon die zeer in strijd is met de professionele afstand die de zorgaanbieder had behoren te bewaren.
In de e-mail van 5 april 2019 heeft [naam medewerkster] vervolgens aan de pleegbroer te kennen gegeven dat er geen grond was om de cliënte met dwang op te nemen. Ook in die e-mail werd de geheimhoudingsplicht jegens de cliënte op grove wijze geschonden.
De zorgaanbieder heeft gesteld het dossier van de cliënte per 5 april 2019 te hebben gesloten aangezien werd vastgesteld dat de cliënte geen gevaar voor zichzelf of anderen vormde, dat er geen sprake was van overlast en geen grond voor een gedwongen opname.
De commissie constateert echter dat de e-mailcorrespondentie tussen [naam medewerkster] en de pleegbroer desondanks, buiten medeweten van de cliënte om, nog bijna anderhalf jaar, namelijk tot 20 augustus 2020, is gecontinueerd in welke periode meer dan 50 e-mails zijn gewisseld en er kennelijk ook telefoongesprekken zijn gevoerd, zo begrijpt de commissie uit de overgelegde correspondentie. Keer op keer werd de cliënte hierin weggezet als een geesteszieke vrouw met waanideeën. Zo is in de e-mails onder meer opgenomen:

Ik heb de huisarts inmiddels gesproken. Zij… vermoedt achterdocht/ wanen/ licht psychotisch gedrag”.
“Zij kan zich naar de buitenwereld heel goed gedragen en presenteren”
“Ik speelde het verhaal een beetje mee met haar”
“In de bijlagen blijkt wederom dat (de cliënte) een zieke vrouw is, met waansystemen.”
“…Maar ik kan mij voorstellen, mocht de zaak voorkomen, een rechter al snel ziet hoe de vork in de steel zit, als (de cliënte) zelf aanwezig is en (deels) het woord doet

De commissie is van oordeel dat dit soort uitlatingen volstrekt niet door de beugel kunnen en op geen enkele wijze getuigen van zorg voor de cliënte of enige mate van professionaliteit.
Van een organisatie als de zorgaanbieder mag verwacht worden dat te allen tijde de professionele distantie wordt bewaard en geheimhouding van privé-informatie wordt gewaarborgd.

De zorgaanbieder had moeten volstaan met een ontvangstbevestiging van de zorgmelding aan de pleegbroer en vervolgens met een bericht op 5 april 2019 dat geen bemoeizorg zou worden ingezet.
Dat de zorgaanbieder stelt te hebben moeten reageren op na 5 april 2019 ontvangen berichten vormt geen enkele rechtvaardiging voor het aanhouden van langdurig en intensief contact met de pleegbroer. De zorgaanbieder had zich moeten beperken tot een herhaling van het bericht dat op 5 april 2019 het dossier was gesloten. De zorgaanbieder heeft tot 20 augustus 2020 echter het tegenovergestelde gedaan en zich laten meeslepen in een familiekwestie waar de zorgaanbieder verre van had moeten blijven en hierin zelfs partij gekozen ten faveure van de pleegbroer en ten koste van de cliënte. Hiermee heeft de zorgaanbieder zeer onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld.

De commissie rekent het de zorgaanbieder zwaar aan dat een medewerkster binnen zijn organisatie, zo lang, zonder ingrijpen, zo ontoelaatbaar en grensoverschrijdend en schadelijk heeft kunnen handelen en dit handelen gedurende anderhalf jaar heeft kunnen continueren.
De commissie spreekt haar zorgen uit over het feit dat de vertegenwoordigers van de zorgaanbieder het standpunt van het verwerpelijk handelen van de medewerkster (ter zitting) niet onderschrijven. De commissie acht het zeer kwalijk dat niet wordt erkend dat iemand van de organisatie van de zorgaanbieder ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dit getuigt niet van enig ethisch besef.

Concluderend is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder, met uitzondering van de eerste reactie op de zorgmelding van de pleegbroer, op alle manieren is tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens de cliënte en op geen enkele wijze heeft gehandeld zoals van een zorgverlener mag worden verwacht.
De commissie verklaart de klacht van de cliënte in alle onderdelen gegrond.

Schadevergoeding
De cliënte heeft gemotiveerd en onderbouwd aangetoond dat zij als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder advocaatkosten heeft moeten maken om zich te verweren in de procedure rond de nalatenschapskwestie met haar familieleden. De pleegbroer heeft immers de uitvoerige e-mail correspondentie met de zorgaanbieder, waarin de cliënte werd afgeschilderd als een geesteszieke vrouw, ingebracht in die procedure. De cliënte heeft de inhoud van die e-mails door middel van juridische bijstand moeten ontkrachten.
Het causaal verband ten aanzien van de gevorderde advocaatkosten van € 4.500,– is daarmee voldoende aangetoond. Daarbij is de commissie van oordeel dat het door de cliënte gevorderde bedrag alleszins redelijk is te noemen gelet op de door haar geleden schade zodat de commissie het gevorderde bedrag van € 4.500,– zal toewijzen.

Voorts dient aan de cliënte het griffierecht te worden gerestitueerd.

Ten aanzien van de door de cliënte verlangde excuusbrief merkt de commissie op dat het opleggen van een verplichting hiertoe niet tot haar competenties behoort zodat de commissie dat verzoek niet kan toewijzen.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen één maand na verzending van deze uitspraak een vergoeding van € 4.500,– aan de cliënte dient te voldoen;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden terzake van het klachtengeld;
– wijst af het meer of anders verzochte.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. Th.N.J. van Rijmenam en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 28 mei 2021.