Zorgaanbieder handelt zoals verwacht mag worden, klacht ongegrond

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 200344/211699

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De commissie verklaart de klacht van de cliënte – die zij heeft ingediend naar aanleiding van het medisch handelen van de zorgaanbieder na een val van een paard waarbij schade aan haar pols is ontstaan – ongegrond. De zorgaanbieder heeft bij de diagnose van de pols, de behandeling van de pols en gedurende de nazorg gehandeld, zoals van een redelijk handelend zorgverlener in vergelijkbare omstandigheden mag worden verwacht.

De uitspraak

In het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Meander Medisch Centrum, gevestigd te Amersfoort
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
Ontvankelijkheid
De zorgaanbieder heeft de commissie verzocht de cliënte niet te ontvangen in haar klacht op de grond dat niet eerst de interne klachtprocedure bij de zorgaanbieder zelf is doorlopen.

De commissie stelt vast dat de cliënte op 31 maart 2022 een e-mail heeft gestuurd naar klachten@meandermc.nl, waartoe zij zich wendt met een klacht over de wijze waarop zij is geopereerd aan de pols. De zorgaanbieder heeft deze e-mail vervolgens doorgestuurd naar verzekeraar MediRisk voor een beoordeling of de zorgaanbieder aansprakelijk is. MediRisk heeft aansprakelijkheid vervolgens afgewezen. De commissie is van oordeel dat deze gang van zaken niet anders geduid kan worden dan het indienen van een interne klacht en het doorlopen van het traject daarvan.
Dat de zorgaanbieder besloten heeft de klacht door te sturen naar MediRisk en dit – zo is ter zitting naar voren gebracht door de zorgaanbieder – een ander traject is dan de interne klachtprocedure kan de cliënte niet worden tegengeworpen nu het evident haar bedoeling was een klacht in te dienen.

Het verzoek van de zorgaanbieder tot het niet ontvangen van de cliënte in de klacht wordt afgewezen.

De klacht
De cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder omdat niet adequaat gehandeld zou zijn naar aanleiding van haar polsbreuk op 30 november 2021. Er zou onvoldoende onderzocht zijn wat er mis is in en rond de pols. Er is alleen een röntgenfoto gemaakt en er is niet geconstateerd dat er schade aan de weke delen was ontstaan, dat een zenuw in de verdrukking zat, dat een luxatie van het DRUJ gewricht aan de orde was en dat sprake was van TFCC letsel. Bovendien is er niet goed naar de cliënte geluisterd, slecht met haar gecommuniceerd en is er alleen oog geweest voor de breuk en niet voor andere complicaties in de pols. Tot slot is er niet adequaat gereageerd op de pijn die ze op 30 november 2021 en nadien heeft gehad.

Verweer van aanbieder
De zorgaanbieder heeft betwist dat hij tekort is geschoten bij het onderzoek naar de pols en dat niet adequaat gehandeld zou zijn in dat kader en in het kader van de pijn die de cliënte ervaren zou hebben. Ook heeft de zorgaanbieder betwist dat niet naar de cliënte is geluisterd en dat slecht met de cliënte gecommuniceerd is.

Beoordelingskader
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – de zorgaanbieder – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Beoordeling
De commissie stelt het volgende vast. De cliënte heeft op 30 november een polsbreuk opgelopen en is op die dag op de SEH van de zorgaanbieder geweest voor onderzoek. Daarbij is een breuk geconstateerd en is de pols diezelfde dag gereponeerd onder plaatselijke verdoving waarna wederom röntgenfoto’s zijn gemaakt. Er is onderzoek gedaan naar zenuwschade blijkens het medisch dossier. De volgende dag is er een afspraak geweest met de cliënte en is een CT-scan gemaakt waaruit (tevens) bleek dat een operatie zou moeten volgen. Op 7 december 2021 is geopereerd en is de beweeglijkheid van de pols gecontroleerd en het DRUJ-gewricht getest. Nadien is contact geweest tussen de cliënte en de zorgaanbieder in verband met de (aanhoudende) pijnklachten en de zorgen van de cliënte voor eventueel TFCC letsel. De behandelend arts van de zorgaanbieder heeft blijkens het medisch dossier wederom uitleg gegeven over de complexiteit van de breuk en de gevolgen die dat met zich mee kan brengen. Tevens is uitgelegd dat indien sprake is van TFCC letsel, de behandeling daarvan in eerste instantie conservatief zou zijn. Er heeft op 7 februari 2022 een controle plaatsgevonden waarna gipsbehandeling werd geadviseerd zodat de TFCC regio zou worden ontlast en in het geval er nog steeds pijn zou zijn, zou een tweede operatie kunnen volgen. De cliënte is nadien in behandeling gegaan bij een andere zorgaanbieder.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder volledig conform de richtlijnen heeft gehandeld en niet tekort is geschoten in de diagnostiek en behandeling van de pols. De CT-scan die is uitgevoerd is een extra, aanvullende diagnostiek die niet vereist was en waarop de uitgebreidheid van het letsel goed te beoordelen is. Hoewel dat niet in het summiere OK-verslag staat blijkt uit het dossier dat onderzoek is gedaan naar het functioneren van de pols, hetgeen essentieel is.
Ook tijdens de nazorg heeft de zorgaanbieder gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk handelend hulpverlener. Hierbij is aandacht geweest voor TFCC letsel en de stand van het DRUJ gewricht waarvoor diagnostiek is verricht. Ook is een handchirurg geconsulteerd. Deze heeft in eerste instantie conservatief beleid geadviseerd, hetgeen is gecommuniceerd met de cliënte. De commissie merkt op dat hetgeen [naam handchirurg] naar voren heeft gebracht in haar verslag niet aan de commissie voorligt.

Dat de zorgaanbieder gedurende de behandeling en de nazorg tekort zou zijn geschoten in de communicatie en in de bestrijding van de pijn die de cliënte ervaarde is – gelet op hetgeen de zorgaanbieder heeft aangevoerd en hiervoor kort is weergegeven – niet aannemelijk gemaakt.

Nu de zorgaanbieder niet tekort is geschoten en de zorgaanbieder gehandeld heeft zoals van een redelijk handelend zorgverlener in vergelijkbare omstandigheden mag worden verwacht zal de klacht ongegrond worden verklaard.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. B. van Wageningen, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 22 augustus 2023.