Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
7678/19935
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is onder algehele anesthesie geopereerd aan een dubbele liesbreuk. Toen de cliënt wakker werd uit de narcose had hij pijn aan zijn tong, mond, keel en huig. Aangezien de pijnklachten ondanks voorgeschreven medicatie aanhielden, is de cliënt meerdere malen onderzocht. De cliënt zou worden verwezen naar de pijnpoli, maar daar was men niet bekend met een verwijzing. De cliënt klaagt over slechte begeleiding en behandeling door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder geeft aan dat er geen afwijkingen werden gevonden. De anesthesioloog heeft daarom voorgesteld om de pijnpoli te bezoeken. Hij heeft telefonisch contact opgenomen met de huisarts en ook schriftelijk verzocht om de cliënt door te verwijzen. Op het moment dat de cliënt een afspraak had, had de pijnpoli de verwijzing van de huisarts nog niet ontvangen. De commissie oordeelt dat de cliënt na melding van zijn pijnklachten zorgvuldig is geholpen en begeleid. De cliënt is meerdere malen gezien. Ook heeft er een MRI-scan plaatsgevonden om de oorzaak van de klachten te achterhalen. Het kan de zorgaanbieder niet worden verweten dat de cliënt de verwijsbrief niet heeft afgewacht en zich vervolgens met zijn pijnklachten tot een ander ziekenhuis heeft gewend. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]en
Stichting LangeLand Ziekenhuis, gevestigd te Zoetermeer
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2021 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen en hebben hun standpunt nader toegelicht. Ter zitting werd de cliënt vergezeld door zijn stiefvader, [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], anesthesioloog en [naam], juridisch medewerker.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de wijze waarop de cliënt na een pijnklacht als gevolg van een ingreep is behandeld en begeleid door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is op 10 januari 2018 onder algehele anesthesie geopereerd aan een dubbele liesbreuk. Die operatie is goed verlopen maar toen de cliënt wakker werd uit de narcose had hij erg veel last van zijn tong, mond, keel en huig. Toen hij dit had aangegeven werd de cliënt verteld dat een pijnlijke huig op kon treden na een intubatie en werd de cliënt door de kno-arts van de zorgaanbieder Prednison voorgeschreven. Aangezien de cliënt klachten aan zijn tong bleef ervaren heeft hij zich na enkele weken weer bij de zorgaanbieder gemeld en werd eerst telefonisch en later op de polikliniek te woord gestaan door mevrouw van der H., anesthesioloog. Aanvankelijk toonde zij begrip en zegde haar medewerking toe. Zij zou ervoor zorgen dat de cliënt verder geholpen zou worden en zij zou hem haar aantekeningen uit zijn dossier toesturen. Een later gesprek op 13 maart 2018 liep echter totaal uit de hand en ontaardde in een woede-uitbarsting aan de zijde van de arts. Nadien heeft de cliënt niets meer van arts van der H. vernomen maar heeft hij wel excuses van de zorgaanbieder ontvangen voor de woede-uitbarsting. Hiermee waren echter de vrijwel onhoudbare pijnklachten aan de tong van de cliënt nog niet opgelost.
De cliënt zou door [naam andere anesthesioloog] (hierna te noemen: de anesthesioloog) worden verwezen naar de pijnpoli van [naam ziekenhuis 1], maar toen hij zich daar meldde was men niet bekend met een verwijzing. De cliënt heeft zich vervolgens tot [naam ziekenhuis 2] gewend waar hij uitstekend is geholpen voor zijn pijnklachten. De cliënt voelt zich slecht begeleid en behandeld door de zorgaanbieder en verlangt een erkenning van zijn klacht. Voorts wenst de cliënt alsnog de aantekeningen die anesthesioloog mevrouw van der H. in zijn dossier heeft gemaakt te ontvangen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt onderging op 10 januari 2018 een laparoscopische liesbreukoperatie onder algehele anesthesie. Op 15 januari 2018 is hij door een collega van de anesthesioloog op de poli gezien wegens pijn- en slikklachten. De cliënt had op dat moment een gezwollen en rode huig en na overleg met de kno-arts is hem Prednison voorgeschreven. Op 22 januari 2018 heeft de cliënt zich weer gemeld bij de kno-arts maar deze kon geen afwijkingen vinden. Op 22 februari 2018 is de cliënt door een andere kno-arts beoordeeld maar ook deze kon geen afwijkingen vinden. Zekerheidshalve werd een MRI van de mondbodem gemaakt maar ook daar waren geen afwijkingen op te zien. Naast beoordelingen door de kno-arts heeft de cliënt ook meerdere malen contact gehad met anesthesioloog mevrouw van der H. Het laatste gesprek tussen de cliënt en mevrouw van der H. op 13 maart 2018 verliep uiterst moeizaam. Op diezelfde dag heeft mevrouw van der H. zich ziekgemeld en enkele maanden later is zij plotseling overleden.
De zorgaanbieder heeft de cliënt namens de vakgroep anesthesiologie excuses gemaakt voor het handelen en de uitlatingen van mevrouw van der H.
Op 11 december 2018 heeft de cliënt een brief gestuurd aan de vakgroep om te laten weten dat hij nog steeds pijnklachten ondervond. Pas toen kwam de anesthesioloog erachter dat hij de anesthesioloog was geweest tijdens de operatie van de cliënt. Aangezien de cliënt steeds contact had gehad met mevrouw van der H. ging de anesthesioloog ervan uit dat de intubatie door haar was uitgevoerd. De vakgroep heeft de cliënt uitgenodigd voor een gesprek dat plaatsvond op 11 januari 2019 met de anesthesioloog en een collega. De anesthesioloog kon de cliënt op dat moment uit zijn eigen herinnering en aantekeningen laten weten dat de intubatie en anesthesie op 10 januari 2018 probleemloos waren verlopen. De huigklachten van de cliënt waren op dat moment voorbij maar de cliënt ervoer wel nog continu pijn onder zijn tong. Omdat onderzoeken geen oorzaak voor die pijn hadden gegeven heeft de anesthesioloog de cliënt voorgesteld om naar de pijnpoli in [naam ziekenhuis 1] te gaan (het ziekenhuis van de zorgaanbieder heeft geen eigen pijnpoli). De cliënt stemde hiermee in. De anesthesioloog heeft direct na het gesprek op 11 januari 2019 telefonisch contact opgenomen met de huisarts van de cliënt en hem op de hoogte gebracht van het voorstel om de cliënt de pijnpoli van [naam ziekenhuis 1] te laten bezoeken. Daarna heeft de anesthesioloog de huisarts ook nog schriftelijk verzocht de cliënt naar deze pijnpoli te verwijzen.
De cliënt had de anesthesioloog echter niet verteld dat hij op 17 januari 2019 al een afspraak bij de pijnpoli van [naam ziekenhuis 1] had vanwege aanhoudende liesklachten. Op die datum had de arts in de pijnpoli de verwijsbrief van de huisarts nog niet ontvangen zodat zij er niet van op de hoogte was dat de cliënt ook andere pijnklachten had. Zij heeft wel kort naar de tong van de cliënt gekeken.
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat hij alles in het werk heeft gesteld om de cliënt zo goed mogelijk te helpen. De zorgaanbieder betreurt het dat de contacten tussen de cliënt en mevrouw van der H. zo moeizaam zijn verlopen en biedt daar nogmaals zijn excuses voor aan. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is op de pijnpoli bij [naam ziekenhuis 1] vanwege een consult in verband met andere klachten van de cliënt, niet goed onderzoek gedaan naar de pijnklachten die de cliënt ondervond in zijn mond, wat echter niet inhoudt dat de cliënt niet goed zou zijn verwezen.
Beoordeling van het geschil
Op 10 januari 2018 is de cliënt geopereerd aan een dubbele liesbreuk onder algehele anesthesie, uitgevoerd door de anesthesioloog. De cliënt heeft sindsdien pijnklachten aan mond en tong voor welke klachten de anesthesioloog de cliënt heeft verwezen naar de pijnpoli.
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht jegens de cliënt.
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – in dit geval de anesthesioloog – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de anesthesioloog bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.
De commissie overweegt dat de cliënt direct na het melden van zijn pijnklachten aan de mond in januari en februari 2018 door de zorgaanbieder op zorgvuldige wijze is geholpen en begeleid: de cliënt is meerdere malen gezien op de afdelingen anesthesiologie en kno en van de cliënt is van de mondbodem een MRI gemaakt om de oorzaak van zijn klachten te kunnen achterhalen. Daarop richt de klacht van de cliënt zich niet. Ter zitting heeft de cliënt te kennen gegeven dat zijn klacht zich concentreert op het traject om zijn pijnklachten te verhelpen hetgeen hem ook was toegezegd, eerst door mevrouw van der H. en vervolgens door de anesthesioloog. Afspraken zijn echter niet nagekomen.
De commissie overweegt dat door een treurige samenloop van omstandigheden de cliënt pas in januari 2019, derhalve een jaar na zijn ingreep aan de liesbreuk, in contact is gekomen met de anesthesioloog die op 10 januari 2018 de anesthesie had uitgevoerd en vervolgens toen pas is verwezen naar de pijnpoli van [naam ziekenhuis 1]. Geen van partijen kan daarvan een verwijt worden gemaakt: de ziekte en het plotselinge overlijden van mevrouw van der H. en de veronderstelling van de zorgaanbieder dat zij degene was die de anesthesie bij de cliënt had verzorgd hebben tot deze vertraging geleid. Het ziekenhuis kende op dat moment nog geen elektronisch patiëntendossier. De zorgaanbieder was niet op de hoogte van de inhoud van de gesprekken tussen de cliënt en mevrouw van der H. en haar mondelinge toezeggingen aan de cliënt.
De commissie is van oordeel dat de anesthesioloog, althans de zorgaanbieder, vanaf december 2018 adequaat heeft gereageerd op het hernieuwde verzoek om hulp van de cliënt. De cliënt werd uitgenodigd voor een gesprek op 11 januari 2019 waarin werd afgesproken dat de cliënt zou worden doorverwezen naar de pijnpoli van [naam ziekenhuis 1]. Dat men daar op 17 januari 2019 nog niet bekend was met de mondklachten van de cliënt kan de zorgaanbieder niet verweten worden; tijdens het gesprek op 11 januari 2019 had de cliënt niet gemeld dat hij, vanwege aanhoudende liesklachten en na verwijzing door de chirurg, al op 17 januari 2019 een afspraak had op diezelfde pijnpoli.
Hoewel de anesthesioloog direct na het gesprek met de cliënt op 11 januari 2019 telefonisch contact had opgenomen met de huisarts van de cliënt en hem van het voorstel tot het bezoek aan de pijnpoli op de hoogte had gebracht was de brief met het verzoek om doorverwijzing op 17 januari 2019 nog niet via de huisarts door de pijnpoli ontvangen. Dit kan, gelet op het korte tijdsbestek van zes dagen, de zorgaanbieder niet worden verweten. Dat de cliënt de verwijsbrief vervolgens niet heeft afgewacht en zich met zijn pijnklachten tot [naam ziekenhuis 2] heeft gewend is een eigen keuze van de cliënt en kan evenmin aan de zorgaanbieder worden tegengeworpen.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zorgvuldig jegens de cliënt heeft gehandeld en acht zijn klacht ongegrond.
Ten aanzien van de door mevrouw van der H. aan de cliënt toegezegde toezending van aantekeningen uit zijn dossier heeft de zorgaanbieder ter zitting te kennen gegeven dat die mondelinge toezegging hem (door de ziekte en het overlijden van mevrouw van der H.) niet bekend was. Ter zitting heeft de zorgaanbieder toegezegd die aantekeningen, mochten die in het dossier van de cliënt worden aangetroffen, alsnog aan de cliënt toe te zullen sturen. De commissie gaat ervan uit dat de zorgaanbieder die toezegging zal nakomen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. S. Greuters en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 3 september 2021.