Zorgaanbieder heeft niet onzorgvuldig gehandeld bij het doen van aangifte en bij het beëindigen van de behandelrelatie

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 104287

De uitspraak:

In het geschil tussen

Cliënt en Parnassia Groep BV, gevestigd te Den Haag,(verder te noemen: de zorginstelling).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 14 december 2017 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De cliënt is in persoon ter zitting verschenen. De zorginstelling werd vertegenwoordigd door [naam], juridisch adviseur, [naam], kwaliteitsfunctionaris en [naam], psychiater en manager zorg bij Palier, een onderdeel van de Parnassiagroep
 
Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de wijze van behandeling door de zorginstelling en het bekend maken van gegevens, waaronder onjuiste gegevens, aan derden.

Standpunt van cliënt.

Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Daaronder in het bijzonder de beslissing van de klachtencommissie van de zorginstelling van 7 juli 2015, waaruit de klachten van de cliënt kenbaar zijn. In die beslissing wordt verwezen naar een klaagschrift van de cliënt, maar dat klaagschrift is door de cliënt niet overgelegd. Evenmin heeft de cliënt een gemotiveerde klacht aan de geschillencommissie overgelegd, anders dan het klachtenformulier dat de commissie op 7 juli 2016 heeft ontvangen en zijn brief van 7 september 2016 waaruit niet anders valt af te leiden dan dat hij het met de beoordeling van de klachtencommissie niet eens is. Bij deze stand van zaken gaat de commissie ervan uit dat zij dient te oordelen op basis van de klachten, zoals in de beslissing van de klachtencommissie omschreven onder punten 1. en 2. Blijkens de toelichting ter zitting ligt daarbij de nadruk op hetgeen hierna zal worden weergegeven.

In de kern komt het standpunt van cliënt, zoals ter zitting nader toegelicht, op het volgende neer.

Ten eerste: De zorginstelling heeft volkomen onterecht aangifte gedaan bij de politie. De cliënt betwist dat er sprake is geweest van een bedreiging. De aangifte is door het OM geseponeerd. De cliënt stelt dat hij door de handelwijze van de zorginstelling tot op heden schade ondervindt.

Ten tweede: De cliënt heeft één dag op het politiebureau vastgezeten en heeft aldaar lichamelijk letsel opgelopen. Door deze actie heeft hij reputatieschade ondervonden: hij is gestigmatiseerd door zijn omgeving en heeft hij geen omgang meer met zijn kinderen. Voorts is zijn telefoon gedurende één maand in beslag genomen en heeft hij medische kosten moeten maken.

De zorginstelling heeft haar beroepsgeheim geschonden door de medische gegevens van de cliënt te delen met politie en gemeente.

Ten derde: De cliënt heeft van zijn huisarts begrepen dat de zorginstelling hem niet meer in behandeling wil nemen nadat hij deze klacht heeft ingediend. De medicatie krijgt hij nu via zijn huisarts. Cliënt wil graag de behandeling bij de zorginstelling voortzetten alleen niet meer bij de persoon die hem in het verleden heeft behandeld.

De cliënt verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding vast te stellen.

Standpunt van de zorginstelling

Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie in de eerste plaats naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.

De zorginstelling verwijst naar de uitspraak van de klachtencommissie.
Cliënt heeft zich tot de zorginstelling gewend met het verzoek om tot behandeling over te gaan. De zorginstelling heeft met cliënt een drietal gesprekken gevoerd en meerdere malen een behandelaanbod gedaan. Cliënt was hiertoe niet bereid. Omdat cliënt opname weigert is het niet mogelijk geweest om een goede diagnose te stellen. De zorginstelling heeft medio 2014 de behandeling van cliënt bij de MJD stopgezet nadat cliënt niet op meerdere uitnodigingen heeft gereageerd en heeft vervolgens ook de behandeling bij de forensische poli stopgezet wegens gebrek aan samenwerking. Het doel van cliënt was een uitkering te krijgen maar hij kon daarvoor de juiste papieren niet overleggen. De medische behandeling kwam niet van de grond vanwege het ontbreken van medewerking van cliënt. Omdat de cliënt de naam van de apotheek weigerde te geven, kon de medicatie niet naar een apotheek worden overgezet.

De zorginstelling heeft na uitvoerig overleg binnen het team aangifte gedaan bij politie ter zake van bedreiging nadat de zorginstelling van cliënt een dreigmail had ontvangen waarin hij aangaf dat hij in het bezit was van een vuurwapen en dat hij slachtoffers zou maken als hij niet dringend geld en medicatie zou krijgen. Voordat deze aangifte was gedaan had cliënt al vanwege een bedreiging van een ambtenaar van de dienst DSW van de gemeente een toegangsverbod gekregen. 

Ter zitting heeft de zorginstelling haar standpunt toegelicht.
Cliënt is meermalen uitgenodigd voor een gesprek. Omdat zijn verstandhouding met de aan hem toegewezen consulent niet optimaal was heeft de zorgmanager/psychiater hem persoonlijk uitgenodigd voor een gesprek over voortzetting van de behandeling. De cliënt is echter nimmer verschenen. Voor zover bekend zijn geen medische gegevens aan de politie overgelegd.

Met betrekking tot de aangifte merkte de zorginstelling op dat het heus niet zo is dat bij elke vorm van ongewenst gedrag aangifte wordt gedaan, maar bij serieuze gewelduitingen of bedreigingen wel. Daarvan was sprake; daarbij was aan de orde dat er een wapen gebruikt zou worden.

De zorginstelling verzoekt de vordering van cliënt af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie begrijpt dat de klacht van cliënt zich voornamelijk toespitst op de schending van het beroepsgeheim door de zorginstelling en de aangifte ter zake van bedreiging.

Naar het oordeel van de commissie heeft de zorginstelling niet onzorgvuldig gehandeld bij het doen van de aangifte. Op dat moment bestond er voor de zorginstelling een serieuze aanleiding hiervoor gelet op de inhoud van de e-mail, die de cliënt overigens niet betwist, en de omstandigheid dat er al een toegangsverbod in verband met bedreiging van een gemeentelijke ambtenaar door de gemeente was uitgevaardigd. Zelfs als bij deze aangifte medische gegevens uit het patiëntendossier zouden zijn overgelegd, hetgeen de zorginstelling ter zitting heeft betwist, acht de commissie een onzorgvuldig handelen zijdens de zorginstelling niet aanwezig. Daarbij overweegt zij dat in een dergelijke situatie het maatschappelijk belang, te weten het voorkomen van gewelddadig optreden waarbij slachtoffers kunnen vallen, prevaleert boven het belang van de patiënt, ook als achteraf blijkt dat er sprake was van een loze bedreiging. De commissie wijst de vordering terzake van schadevergoeding, voor zover er al sprake zou zijn geweest van schade, als gevolg van deze aangifte af.

De cliënt heeft gevraagd om de behandeling voort te zetten door een andere behandelaar. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorginstelling niet onzorgvuldig gehandeld door de behandelrelatie te beëindigen. De zorginstelling heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat veelvuldig is getracht met de cliënt afspraken te maken maar dat cliënt nimmer op de voorgestelde tijdstippen is verschenen. De cliënt heeft dit niet betwist. Nu de cliënt meermalen geen medewerking heeft willen verlenen aan het door de zorginstelling voorgestelde behandeltraject kan de zorginstelling geen onzorgvuldigheid worden verweten. Bij dit alles komt dat door middel van de tussenkomst van de huisarts in de continuering van de medicatie wordt voorzien.

Op grond van het vorenstaande, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, kan niet gesteld worden dat er sprake is van nalatig en verwijtbaar handelen door de zorginstelling en zijn de klachten naar het oordeel van de commissie ongegrond.

Derhalve dient als volgt te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klachten van cliënt ongegrond.

Aldus beslist op 14 februari 2017 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg.