Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: niet tekortschieten zorgplicht
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
233120/244256
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt stelt zich op het standpunt dat door onjuiste behandeling en onjuiste bejegening door de zorgaanbieder tijdens opname bij de zorgaanbieder haar leven extreem ontregeld is geraakt, met grote schade tot gevolg. De zorgaanbieder stelt dat de verpleging van de Medium Care heeft gehandeld conform hetgeen in het kader van de opname is besproken. Er is zorgend gehandeld, maar niet zorg overnemend, om de zelfredzaamheid van de cliënt te vergroten. De commissie verklaart de klacht ongegrond, omdat naar haar oordeel de zorgaanbieder niet toerekenbaar is tekortgeschoten bij het nemen van de beslissing de cliënt op te nemen. Evenmin is de zorgaanbieder toerekenbaar tekortgeschoten in de verleende zorg, ware het niet dat achteraf gezien de zorgaanbieder niet voldoende geëquipeerd bleek om patiënten qua zwaarte van problematiek zoals bij cliënt, te verzorgen.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De cliënt stelt zich op het standpunt dat door onjuiste behandeling en onjuiste bejegening door de zorgaanbieder tijdens opname bij de zorgaanbieder haar leven extreem ontregeld is geraakt, met grote schade tot gevolg. De zorgaanbieder stelt dat de verpleging van de Medium Care heeft gehandeld conform hetgeen in het kader van de opname is besproken. Er is zorgend gehandeld, maar niet zorg overnemend, om de zelfredzaamheid van de cliënt te vergroten. De commissie verklaart de klacht ongegrond, omdat naar haar oordeel de zorgaanbieder niet toerekenbaar is tekortgeschoten bij het nemen van de beslissing de cliënt op te nemen. Evenmin is de zorgaanbieder toerekenbaar tekortgeschoten in de verleende zorg, ware het niet dat achteraf gezien de zorgaanbieder niet voldoende geëquipeerd bleek om patiënten qua zwaarte van problematiek zoals bij cliënt, te verzorgen.
Beoordeling
Inleiding
De cliënt is op doorverwijzing vanuit een andere zorginstelling op 10 juni 2020 in behandeling gekomen bij de zorgaanbieder. Het betreft aanvankelijk een crisisopname vanwege overprikkeling thuis. De cliënt is bekend met PTSS, post partum depressie en daarna recidiverende depressies, stemmingsklachten en toenemende suïcidaliteit.
Vanaf 9 oktober 2020 is de cliënt behandeld door een psychiater, die ook psychiater op de Medium Care van de zorgaanbieder is. Zij heeft vanaf de aanvang van de behandeling ook de medicatiebegeleiding gedaan.
De cliënt heeft vanaf het begin een ‘Bed op Recept’ (BOR) contract met de zorgaanbieder.
Per 10 september 2021 krijgt de cliënt individuele schematherapie bij een GZ-psycholoog van de zorgaanbieder.
Op eigen verzoek is de cliënt op 6 september 2022 rond 17.00 uur naar de Medium Care van de zorgaanbieder gekomen teneinde haar medicatie in een veilige omgeving af te kunnen bouwen. Tijdens deze opname zijn de klachten van de cliënt over de behandeling door de zorgaanbieder ontstaan.
Op 10 oktober 2022 heeft het laatste consult tussen de cliënt en de behandelend psycholoog plaatsgevonden. De behandelingen met de GZ-psycholoog bij de zorgaanbieder zijn voortgezet.
Op 10 oktober 2023 is de behandeling van klaagster bij de zorgaanbieder beëindigd.
De cliënt is bekend met een Functionele Neurologische Stoornis (FNS).
De klachten van de cliënt
Van dinsdag 6 tot en met zondag 11 september 2022 is de cliënt opgenomen geweest om in een veilige omgeving haar medicatie af te bouwen (Quetiapine). De cliënt is bekend met FNS (functionele neurologische stoornis). Zij weet ook dat als gevolg van medicatieafbouw de FNS kan opspelen met conversieklachten als verlamming van ledematen en spraakproblemen tot gevolg.
De opname
Op het afgesproken moment van opname, dinsdag 6 september om 16.50 uur, was geen arts beschikbaar om het intakegesprek met de cliënt te voeren. Pas om 19.00 uur ’s avonds heeft dit gesprek met een arts in opleiding plaatsgevonden. De arts heeft besloten tot afbouw van de medicatie en slaapdeprivatie. De cliënt was zich bewust van de mogelijke trigger van de FNS bij de afbouw van medicatie, maar door te besluiten de slaapuren van de cliënt met drie uren te bekorten, heeft deze arts willens en wetens haar FNS extra getriggerd.
Na de nacht bleek de cliënt niet meer te kunnen lopen. Haar verzoek om haar eten te geven/brengen is door het personeel tot driemaal toe geweigerd. Af en toe is een arts of verpleegkundige polshoogte komen nemen, echter van de cliënt werd verwacht dat zij zelfredzaam zou zijn, terwijl zij op dat moment niet voor zichtzelf kon zorgen.
Door deze handelwijze zijn de cliënt haar eerste levensbehoeften en sanitaire voorzieningen onthouden.
De cliënt heeft voor deze manier van handelen absoluut geen toestemming gegeven. Dat had wel moeten gebeuren op grond van de zorgstandaard SOLK. Haar rechten zijn geschaad en bovendien is deze wijze van handelen gebaseerd op ernstig verouderde en reeds lang achterhaalde inzichten.
De cliënt is na zes dagen opname vroegtijdig en getraumatiseerd naar huis teruggekeerd. Ze heeft tijdens de opnameperiode voortdurend gevoelens van vernedering en verwaarlozing ervaren. Nu zij de eerste dagen van de opname niet zelfredzaam was, is de bejegening van de behandelaars onjuist geweest en is de zorgplicht jegens haar geschonden. Er is van de zijde van de zorgaanbieder in strijd met de WGBO gehandeld.
Door de behandeling en door de houding van de artsen is de FNS bij de cliënt ernstig toegenomen. Zo erg zelfs, dat zij buitenshuis aangewezen is op een rolstoel en zij geen geluids- en visuele prikkels meer kan verdragen, waardoor zij inmiddels ook haar werk, bedrijf, hobby’s en sociale contacten kwijt is geraakt.
Het gaat de cliënt in deze procedure in de kern om het krijgen van erkenning. Erkenning van de zorgaanbieder dat bij haar de verkeerde behandeling is toegepast.
Verder verlangt de cliënt excuses daarvoor, aanpassing van het beleid van de zorgaanbieder en een tegemoetkoming in de kosten/gederfde inkomsten als gevolg van deze foute behandeling, ter hoogte van € 25.000,-. Deze kosten bestaan onder andere uit gederfde inkomsten tot haar 67e levensjaar, niet opgebouwd pensioen, kosten voor behandeling en de kosten voor benodigde hulpmiddelen.
De reactie van de zorgaanbieder
De reactie op de klachten van de cliënt
Slaapdeprivatie
De cliënt is het niet eens met de manier waarop de medicatieafbouw heeft plaatsgevonden. Ze benoemt dat door de zorgaanbieder is besloten haar slaap terug te brengen, maar dat is niet het doel van de opname geweest, dat was enkel medicatieafbouw. De afspraken over het wekken zijn in overleg met de cliënt gemaakt. Zo is ook te zien in de verpleegkundige voortgangsrapportage van 6 september 2022; daar staat onder ‘Mw. Niet wekken bij wekrondje! Probeert zelf rond 10:00 op te staan.’
Bejegening
Ook de klachten over de bejegening van de cliënt acht de zorgaanbieder niet gegrond. De bejegening door de medewerkers was gericht op de zelfredzaamheid van patiënten. Er is gehandeld naar inzicht van een psychiater en een klinisch psycholoog met ervaring met de stoornissen van de cliënt. De zorgaanbieder verwijst hier naar de Zorgstrategie SOLK waar conversie onder valt, waarin staat geschreven dat “Bij niet-farmacologische behandeling van SOLK en somatoforme stoornis niet anderszins omschreven, maatregelen die een actieve participatie van de patiënt verlangen, zijn aan te bevelen.“
De zorgaanbieder stelt verder dat er op 9 september 2022 een Multi Disciplinair Overleg (MDO) heeft plaatsgevonden waarin bejegeningsafspraken zijn gemaakt, onder andere over het eten. Uit de verpleegkundige voortgangsrapportage blijkt dat de cliënt op deze dag een warme maaltijd op haar kamer heeft gegeten. De verpleging van de Medium Care heeft naar de gemaakte afspraken gehandeld. Er is wel zorgend gehandeld, maar niet zorg overnemend, om de zelfredzaamheid van de cliënt te vergroten.
Een ongrijpbare stoornis als FNS was op het moment van opname van de cliënt overigens nog niet als diagnose bij haar gesteld, zo heeft haar behandelend psychiater gesteld. Dit syndroom en de aanpak daarvan waren op dat moment nog niet algeheel bekend/onderkend.
Schade geen gevolg opname
De zorgaanbieder stelt dat er geen (causaal) verband is tussen de vrijwillige opname van de cliënt op de Medium Care en de geclaimde klachten. Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Er zijn geen tekortkomingen in de behandeling vast te stellen. Enig verband tussen eventueel geleden schade door de cliënt en de door de cliënt vermeende tekortkomingen is niet aangetoond.
De cliënt heeft op 20 september 2022 bij de zorgaanbieder een klacht ingediend op grond van de Wkkgz. Deze klacht is in behandeling genomen en op 26 oktober 2022 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden met de zorgmanager, onafhankelijke klachtenfunctionaris, de cliënt en haar partner. De klacht is bemiddeld, behalve op het punt van de besproken behandelmethodiek. De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënt ervaart dat de klachtbehandeling niet tot een oplossing heeft geleid. De zorgaanbieder heeft dit ook middels een brief van de directie aan de cliënt bericht en haar op de mogelijkheid van de gang naar de commissie gewezen.
Beoordeling van het geschil door de commissie
Behandelingsovereenkomst
Op grond van de behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de wetenschap, richtlijnen en behandelprotocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel aangemerkt als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen.
Om de zorgaanbieder aansprakelijk te kunnen stellen voor schade, zal voldoende aannemelijk moeten worden dat de zorgaanbieder, dan wel de behandelaren of het verplegend personeel van de zorgaanbieder, tekort is geschoten in de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Behandeling en bejegening
De commissie dient eerst de vraag te beantwoorden in hoeverre er concreet verkeerd is gehandeld door de zorgaanbieder.
De commissie heeft stellig de indruk dat het verplegend personeel niet goed heeft begrepen hoe met de cliënt om te gaan. Blijkbaar was er onvoldoende besef dat sprake was van een patiënt met een bijkomende aandoening. De aanpak was volgens de standaardprocedure ‘autonomie bevorderend’. De cliënt is om die reden afwachtend bejegend, zeker aan het begin van de opname. Aan haar verzoeken is niet tegemoetgekomen, waardoor zij op 7 september 2022 tot de avond geen voedsel heeft gekregen.
De cliënt heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat zij tijdens de opname niet de beschikking had over een noodknop, maar wel over een telefoon (met daarin het nummer van de afdeling) waar zij gebruik van had kunnen maken op het moment dat zij niet haar bed uit zou kunnen komen. Onduidelijk is gebleven waarom de cliënt geen telefonisch contact met de afdeling heeft opgenomen om haar hulpverzoek op dat moment te uiten. De cliënt heeft geen enkele keer naar de afdeling gebeld, maar alleen in het (sporadische) persoonlijk contact met de arts en de verpleging haar hulpvraag geuit. Daar is afhoudend op gereageerd, teneinde de zelfredzaamheid van de cliënt te stimuleren. In beginsel zou dat de gebruikelijke behandelmethodiek van de behandelaren en het verplegend personeel van de zorgaanbieder mogen zijn, ware het niet dat het hier gaat om een patiënt met bijkomende problematiek.
De vraag is hier ook of behandelaren/verplegend personeel zich van tevoren hadden moeten realiseren dat de conversieklachten tot een andere aanpak hadden moeten leiden.
Achteraf gezien, met de kennis van nu, kan worden geconcludeerd dat de zorgaanbieder onvoldoende geëquipeerd was om de cliënt adequate zorg te verlenen. De situatie van de cliënt was te zwaar voor de Medium Care afdeling. Dit is ter zitting ook in zoveel woorden door de zorgaanbieder erkend. Omdat het op de afdeling aan de specifieke kennis ontbreekt, is inmiddels besloten patiënten met bijkomende aandoeningen als die van de cliënt, niet meer op de afdeling op te nemen.
De vraag is of de zorgaanbieder op het moment van de opname in september 2022 had moeten weten dat de conversieklachten in die mate zouden kunnen optreden bij de cliënt? Kortom, was het voorzienbaar dat de hevige conversieklachten zich zouden manifesteren?
De commissie beantwoordt deze vraag ontkennend.
Naar het oordeel van de commissie was het op dat moment een verdedigbare keuze om de cliënt op te nemen, omdat alle eerdere opnames (in het kader van bed op recept) van de cliënt zonder problemen zijn verlopen, althans zonder conversie-aanvallen. Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat dit op het moment van besluit tot de opname te licht is ingeschat en daarmee fout is gehandeld.
Terugkijkend met de wetenschap van nu is gebleken dat de zorgaanbieder niet voldoende geëquipeerd is om patiënten qua zwaarte van problematiek zoals bij cliënt, te verzorgen, maar voor het handelen tijdens de opname is de zorgaanbieder geen verwijt te maken.
Het behandeldoel voor de opname was naar het oordeel van de commissie alleen medicatievermindering. Slaapdeprivatie was niet het doel; dit is ook uit de stukken niet gebleken. Evenmin is gebleken dat het handelen en de bejegenen van de cliënt gericht is geweest op slaapvermindering. Daarmee is de afwachtende houding jegens de cliënt, zeker bij de aanvang van de opname, niet als een tekortkoming aan te merken.
De commissie is van oordeel dat op basis van de stukken en de mondelinge behandeling niet kan worden geoordeeld dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst.
De commissie is van oordeel dat de opname, geheel gericht op de afbouw van medicatie van de cliënt, is geschied op vrijwillige basis, omdat de cliënt opgenomen wilde worden om van de medicatie af te komen, dan wel haar medicatiegebruik te verminderen. De behandelend psychiater was bekend met de geestelijke voorgeschiedenis van de cliënt en wilde haar de kans geven om in een veilige omgeving haar van het medicatiegebruik af te helpen.
De cliënt stelt dat door de onjuiste behandeling, slaapdeprivatie, en de onjuiste bejegening van haar (ontbreken van zelfredzaamheid bij de cliënt) haar leven extreem ontregeld is geraakt, zowel fysiek als mentaal, met grote schade tot gevolg.
Gelet op al het vorenstaande komt de commissie tot het oordeel dat de zorgaanbieder heeft gehandeld volgens de professionele standaard. De zorgaanbieder heeft zich voldoende ingespannen cliënt van haar medicatiegebruik af te helpen. Dat dit uiteindelijk niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, kan de zorgaanbieder niet worden verweten.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
Nu de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in de behandeling van cliënt, komt aan cliënt geen aanspraak op schadevergoeding toe. De commissie zal de vordering tot schadevergoeding dan ook afwijzen. Evenmin kan de commissie uitspraak doen over het te voeren beleid door de zorgaanbieder, nu dit buiten haar bevoegdheid valt.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond en wijst af de vordering tot schadevergoeding.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 25 maart 2024.