Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
30388/40407
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klaagster klaagt over de nalatige zorgverlening aan haar vader. Volgens haar werd het ontlastingspatroon van haar vader niet in de gaten gehouden, waardoor hij last had van ernstige obstipatie. Ook klaagt de klaagster dat de zorgaanbieder haar een bezoekregeling heeft opgelegd, waar zij het niet mee eens is. De zorgaanbieder stelt dat het ontlastingspatroon van de vader dagelijks werd bijgehouden en genoteerd. Daarnaast veroorzaakte de klaagster veel onrust op de afdeling waar haar vader verbleef. Dit resulteerde in overlast voor de medewerkers en andere bewoners. Daarom is ervoor gekozen om een bezoekregeling op te leggen van één bezoek per dag. De commissie oordeelt dat het ontlastingspatroon van de vader van de klaagster wel is bijgehouden. Dit blijkt uit het overzicht dat de zorgaanbieder heeft overlegd. In het overzicht was geen duidelijke aanwijzing voor obstipatie, dus dat dit later wel is vastgesteld kan de zorgaanbieder niet aangerekend worden. Daarnaast oordeelt de commissie dat de bezoekregeling in het belang van een goede zorgverlening aan de vader van de klaagster noodzakelijk was. De klachten zijn ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
Klaagster, wonende te [woonplaats],
en
Stichting Zorg 3.0, gevestigd te Amersfoort, (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021 te Utrecht. Verschenen zijn: [naam] (klaagster), mevrouw [naam] (advocaat van de zorgaanbieder) en mevrouw [naam] (clustermanager van de zorgaanbieder).
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de zorgverlening aan de vader van klaagster door de zorgaanbieder, alsmede de bezoekregeling die aan klaagster is opgelegd.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klacht richt zich tegen [naam], teammanager bij de zorgaanbieder. Op 21 september 2019 is de vader van klaagster met spoed overgebracht naar de eerste hulp van het [naam ziekenhuis] te Amersfoort, dit wegens nalatigheid in de zorg van de zorgaanbieder. Hij had al weken geen ontlasting gehad en had bijna een darmperforatie. Het ontlastingspatroon was niet in de gaten gehouden. Klaagster trof haar vader in zeer slechte toestand aan op de afdeling waar hij verbleef. Op 21 oktober 2019 werd de vader van klaagster teruggebracht naar het verpleeghuis. Het ziekenhuis had laten weten dat zowel de vader van klaagster als klaagster zelf hartelijk zou worden ontvangen op de afdeling. Bij aankomst vertelde [de teammanager] dat klaagster niet welkom was op de afdeling en kwam ze, zonder een voorafgaande waarschuwing, met de mededeling dat haar een maatregel was opgelegd, in die zin dat klaagster alleen op de door [de teammanager] vastgelegde tijden op bezoek mocht komen. Als gevolg hiervan kon klaagster haar vader amper bezoeken en kon ze hem ook niet helpen met eten, wat zij altijd deed omdat haar vader slikproblemen heeft. Hierbij is helemaal geen rekening gehouden met het belang van de vader van klaagster die het niet begreep, verdrietig was en vaak vroeg waar zijn dochter bleef. Dit is maanden volgehouden. Ook is er geen evaluatiebespreking tussendoor gedaan. Daarnaast is er zonder aanwezigheid van de familie een zorgleefplan opgesteld, waarbij [de teammanager] aanwezig was. De hiervoor genoemde maatregel is daarin vastgelegd. Deze maatregel gold ook op de nieuwe locatie waarnaar de vader van klaagster was overgeplaatst. Klaagster is van mening dat [de teammanager] onjuist en verwijtbaar heeft gehandeld.
Klaagster verzoekt een schadevergoeding van € 1.800,– van de zorgaanbieder.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft klaagster onder meer nog aangevoerd dat de bezoekregeling uit het niets aan haar is opgelegd. Deze is ook nog eens in het zorgleefplan gezet en doorgezet naar het tehuis waarnaar de vader van klaagster werd overgeplaatst. Daarnaast is de bezoekregeling niet geëvalueerd.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft zich steeds ingespannen om de zorg aan de vader van klaagster zo goed als mogelijk vorm te geven. De zorgverlening is steeds adequaat, tijdig en verantwoord geweest. Er is gehandeld in overeenstemming met de op de zorgaanbieder rustende verplichtingen en er is dan ook geen verwijt te maken.
Het ontlastingspatroon van de vader van klaagster werd wel degelijk goed in de gaten gehouden. De defecatie werd bijna dagelijks bijgehouden en genoteerd. Ook de dagen voorafgaand aan 20 september 2019 en op 20 september 2019 zelf is de defecatie gecontroleerd.
Er is geen sprake geweest van een onheuse bejegening jegens klaagster of onheuse aankondiging van de maatregel. Klaagster veroorzaakte veel onrust op de afdeling waar haar vader verbleef. De zorgaanbieder achtte dit niet in het belang van de vader van klaagster, de andere bewoners en het zorgpersoneel. In oktober 2019 hadden zich al drie zorgmedewerkers ziekgemeld, onder meer in verband met het gedrag van klaagster. Klaagster schold het zorgpersoneel regelmatig uit, bedreigde hen, noemde hen kut en sloeg met deuren. Ook sloeg klaagster behandeladviezen in de wind en kwam zij op bezoek bij haar vader wanneer het haar uitkwam en intervenieerde zij daardoor in de zorg aan haar vader. Toen duidelijk werd dat de vader van klaagster na zijn ziekenhuisopname op 21 oktober 2019 zou terug keren naar [locatie verpleeghuis], is besloten het bezoek van klaagster aan haar vader te beperken tot eenmaal per dag. Dit om het zorgpersoneel te beschermen en de zorg aan de vader van klaagster niet te belemmeren. Dit is tijdens een gesprek op een rustige wijze aan klaagster kenbaar gemaakt.
Klaagster is in het geheel niet weggehouden bij haar vader. Zij veroorzaakte veel onrust op de afdeling waar haar vader verbleef. Zij is hierop meerdere keren aangesproken en is verzocht haar gedrag aan te passen en de huisregels binnen [locatie verpleeghuis] te respecteren. Zij is wel degelijk gewaarschuwd dat haar gedrag niet aanvaardbaar is, maar heeft hieraan geen gevolg gegeven. Klaagster bleef ondanks verschillende waarschuwingen het personeel schofferen en de zorgverlening aan haar vader doorkruisen, waardoor de bezoektijden zijn beperkt tot eenmaal per dag. Klaagster is verzocht de zorgmedewerkers niet te beledigen en te bedreigen, zorgmedewerkers niet te vertellen wat zij wel of niet moeten doen en uitsluitend tijdens afgesproken bezoekuren haar vader te bezoeken.
De bezoekregeling is niet tussentijds geëvalueerd, omdat klaagster niet openstond voor het evalueren daarvan. Na overplaatsing naar locatie [locatie nieuwe verpleeghuis] was er voor de zorgaanbieder ook geen aanleiding om de bezoekregeling alsnog te evalueren. De bezoekregeling is voor onbepaalde tijd aan klaagster gegeven. De zorgaanbieder heeft de bezoekregeling niet doorgevoerd naar de nieuwe locatie [locatie nieuwe verpleeghuis]. Deze locatie is geïnformeerd over de zorgverlening aan de vader van klaagster, waaronder de bezoekregeling. Het is aan de nieuwe instelling om de bezoekregeling al dan niet te handhaven. Overigens is de bezoekregeling na de overname van de verzorging van de vader van klaagster vanaf 25 november 2019 niet gecontinueerd.
Het zorgleefplan is niet opgesteld zonder medeweten en zonder toestemming van de familie. Op 18 september 2019 heeft er een overleg plaatsgevonden in aanwezigheid van klaagster, mede teneinde het zorgleefplan definitief vast te stellen. Dit is een aantal keren aangepast waarbij klaagster ook betrokken is geweest of voor is uitgenodigd. De afspraken over de bezoekregeling met klaagster behoren tot het zorgleefplan, omdat deze afspraken van invloed zijn op de sociale participatie van de vader van klaagster.
De zorgaanbieder concludeert dat de klachten van klaagster ongegrond zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de zorgaanbieder onder meer nog aangevoerd dat de obstipatie van de vader van klaagster naar alle waarschijnlijkheid niet is ontstaan door faeces maar door het falen van de darmen. De bezoekregeling is opgenomen in het zorgleefplan en dit zorgleefplan is overgedragen aan het verpleeghuis [locatie nieuwe verpleeghuis], waarnaar de vader van klaagster werd overgeplaatst. De bezoekregeling is in [locatie nieuwe verpleeghuis] niet toegepast; klaagster kon op ieder gewenst moment van de dag haar vader bezoeken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaam¬heden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie is, gelet op de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, van oordeel dat het ontlastingspatroon van de vader van klaagster wel degelijk is bijgehouden. Door de zorgaanbieder is ter onderbouwing daarvan een ‘overzicht defecatie’ overgelegd. Uit dit overzicht kan niet worden afgeleid dat er een duidelijke aanwijzing was voor obstipatie. Dat later wel een verstopping is vastgesteld, maakt niet dat de zorgaanbieder hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Daarbij neemt de commissie ook nog in aanmerking dat het mogelijk is dat de obstipatie van de vader van klaagster niet door faeces is ontstaan maar door het falen van de darmen.
Voorts is de commissie van oordeel dat de bezoekregeling in het belang van een goede zorgverlening aan de vader van klaagster noodzakelijk was. Voldoende aannemelijk is geworden dat het gedrag van klaagster door de verzorgenden als storend, belemmerend en intimiderend werd ervaren. Door middel van de bezoekregeling is geprobeerd om het zorgpersoneel te beschermen en de zorg aan de vader van klaagster niet te belemmeren. Hoewel uit de stukken blijkt dat klaagster vóór het opleggen van de bezoekregeling meerdere malen is gewezen op haar gedrag en is gevraagd de huisregels te respecteren, kan de commissie zich wel voorstellen dat de bezoekregeling voor klaagster ‘uit de lucht kwam vallen’. Na afwezigheid van een maand van de vader van klaagster in het verzorgingstehuis, wegens opname in het ziekenhuis, werd klaagster bij terugkomst geconfronteerd met de bezoekregeling. Het was wellicht beter geweest indien de bezoekregeling niet gelijk bij terugkomst in het verzorgingstehuis werd medegedeeld, maar dat het gesprek waarin de bezoekregeling werd medegedeeld bijvoorbeeld enkele dagen later zou plaatsvinden. Dit ook omdat klaagster niet wenste dat haar vader zou worden teruggeplaatst. Deze laatste overweging van de commissie leidt overigens niet tot een gegrondverklaring van de klacht van klaagster. Het doet namelijk niet af aan de eerdere overweging dat de betreffende bezoekregeling noodzakelijk was.
Voor wat betreft de evaluatie van de bezoekregeling en de voortzetting daarvan wordt als volgt overwogen. Tijdens een gesprek met klaagster op 30 oktober 2019 heeft de zorgaanbieder kenbaar gemaakt dat de bezoekregeling over twee weken zou worden geëvalueerd. Klaagster stond daar echter niet voor open. Gelet hierop valt de zorgaanbieder niet te verwijten dat de bezoekregeling niet is geëvalueerd. Deze bezoekregeling is vervolgens voortgezet tot aan de overplaatsing van de vader van klaagster. Verpleeghuis [locatie nieuwe verpleeghuis], waarnaar de vader van klaagster is overgeplaatst, heeft de bezoekregeling na overplaatsing niet gecontinueerd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klachten ongegrond zijn. Gelet hierop hoeft niet te worden ingegaan op de verzochte schadevergoeding.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten van klaagster ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 18 maart 2021.