Zowel BV als privé persoon tekenen opdracht.

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Opdracht    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV09-0248

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage

De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de door beide partijen ondertekende opdrachtovereenkomsten en het intakeformulier, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).

De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.   Verloop van de procedure   Bij brief van 22 september 2009 heeft [naam advocaat] (hierna ook te noemen: de advocaat) namens [naam advocatenkantoor] een geschil aanhangig gemaakt tegen [naam verweerster]. De advocaat vordert hierbij onder meer betaling van de openstaande declaraties ter grootte van € 4.734,55. Namens de commissie is verweerster verzocht schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierop heeft verweerster schriftelijk haar verweer kenbaar gemaakt. De advocaat is in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van verweerster. De reactie van de advocaat is ter kennisgeving doorgezonden aan verweerster.   Standpunt eiseres   De advocaat wenst de declaraties, die verweerster ondanks herhaalde betalingsherinneringen niet heeft voldaan, ter incasso aan de commissie voor te leggen. De advocaat heeft aan verweerster rechtsbijstand verleend in diverse civielrechtelijke geschillen. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat declaraties verzonden die (deels) onbetaald zijn gebleven. Mitsdien verzoekt de advocaat de commissie verweerster te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van in totaal € 4.734,55 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende declaraties alsmede de kosten van onderhavige procedure.   Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het op het volgende neer. Onder verwijzing naar de overgelegde stukken, waaronder het intakeformulier alsmede de opdrachtovereenkomsten, stelt de advocaat dat verweerster hoofdelijk aansprakelijk is voor de declaraties. Uit de overgelegde opdrachtovereenkomsten kan worden afgeleid dat verweerster zich bewust was dat zij privé mee ondertekende, naast de aldaar genoemde BV’s. Bovendien is verweerster diverse malen gewezen op haar aansprakelijkheid.   Standpunt verweerster   Voor het standpunt van verweerster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer op het volgende neer. Volgens verweerster is zij niet hoofdelijk aansprakelijk voor de declaraties van de advocaat. De declaraties staan op naam van een van de drie B.V.’s. Op de opdrachtovereenkomsten dan wel intakelijsten staat niet vermeld dat verweerster in privé aansprakelijk is.   Verweerster verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.   Behandeling   Op 14 april 2010 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters, bijgestaan door [naam secretaris] fungerend als secretaris.   Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Beide partijen zijn ter zitting verschenen. Verweerster is ter zitting bijgestaan door haar echtgenoot, [naam echtgenoot].   Beoordeling van het geschil in conventie en reconventie   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   Allereerst dient de vraag te worden beantwoord wie als wederpartij van eiseres dient te worden aangemerkt. Bij brief van 22 september 2009 heeft de advocaat een declaratiegeschil aanhangig gemaakt tegen verweerster. Daarbij heeft de advocaat een intakeformulier/checklist en twee opdrachtovereenkomsten overgelegd. De commissie stelt in dat verband vast dat het intakeformulier/checklist van 26 april 2007 is gesloten tussen [naam kantoorgenoot advocaat] (namens [naam rechtsvoorganger], de rechtsvoorganger van eiseres) enerzijds en [bedrijfsnaam 1], [bedrijfsnaam 2], [bedrijfsnaam 3]. alsmede [naam verweerster] privé anderzijds. Verder stelt de commissie vast dat [naam verweerster] de overeenkomst van opdracht van 14 mei 2008 heeft ondertekend in de hoedanigheid van privépersoon. Immers, de handtekeningen van verweerster in de hoedanigheid van statutair bestuurder van [bedrijfsnaam 3]. en [bedrijfsnaam 4]. ontbreken in de daarvoor bestemde ruimte op de opdrachtovereenkomst. Tevens staat in de aanhef van deze opdrachtovereenkomst mevrouw T.M. Heuvelmans-Smith apart vermeld. De aanhef van de opdrachtovereenkomst vermeld immers: ”de cliënt, opdrachtgever: naam: [bedrijfsnaam 3]., [bedrijfsnaam 4]. en [naam verweerster]”. Bij brief van 14 mei 2008 heeft [naam kantoorgenoot], kantoorgenoot van de advocaat, aan verweerster meegedeeld dat in de opdrachtovereenkomst verweerster als cliënte en als betalingsverantwoordelijke van zijn declaraties is opgenomen. Ook in de opdrachtovereenkomst van 29 mei 2008 en de daaraan ten grondslag liggende brief van [naam kantoorgenoot], gedateerd 29 mei 2008, wordt verweerster aangemerkt als privépersoon. Immers, in deze brief heeft [naam kantoorgenoot] verweerster erop gewezen dat hij verweerster ziet als privépersoon.   Gelet op het vorenoverwogene alsmede de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat verweerster in privé aansprakelijk kan worden gehouden voor de openstaande declaraties van de advocaat. De stelling van verweerster dat de declaraties telkens zijn gericht aan een van de drie B.V.’s kan daar niet aan afdoen.   De advocaat heeft onder meer verzocht verweerster te veroordelen tot betaling van de openstaande declaraties van € 4.734,55. Naar het oordeel van de commissie ligt deze vordering van de advocaat voor toewijzing gereed. Vast is komen te staan dat verweerster zowel in de overgelegde stukken als tijdens de mondelinge behandeling van de zaak geen inhoudelijke klacht jegens de advocaat heeft geformuleerd. Evenmin heeft verweerster de (hoogte van de) vordering van de advocaat (gemotiveerd) weersproken.  De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat inzake de onderhavige zaak als zodanig heeft gehandeld. De commissie is voor wat betreft de kosten van de door de advocaat verrichte werkzaamheden niet gebleken dat de advocaat bij het opstellen van zijn declaraties is afgeweken van het tussen partijen onderling overeengekomen uurtarief, dan wel dat de hoogte of de omvang van de declaraties gelet op de verrichte werkzaamheden bovenmatig of buitenproportioneel is. Gelet op het vorenstaande, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting wordt de vordering van de advocaat om verweerster te veroordelen tot betaling van € 4.734,55 toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening. De advocaat heeft verzocht verweerster te veroordelen in de kosten van dit geding. De commissie verstaat het verzoek van de advocaat aldus dat hij verzoekt verweerster te veroordelen in de arbitragekosten. Voor zover de advocaat heeft bedoeld te vorderen de kosten van juridische bijstand overweegt de commissie dat ingevolge artikel 36 van het Reglement van de commissie de in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld om aan de wederpartij te voldoen de kosten van deskundigen en getuigen en de door de commissie begrote kosten van juridische bijstand van de wederpartij. Nu de advocaat zijn vordering op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zal de commissie zijn verzoek afwijzen. De commissie merkt nog op dat de achtergrond van deze bepaling is dat de procedure bij de commissie laagdrempelig en eenvoudig dient te zijn, waarbij geen proceskostenveroordeling past en dat deze slechts bij hoge uitzondering zal worden toegewezen.   De commissie zal verweerster als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 89,25 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerster te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten aan de advocaat.   Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking nu dat niet tot een andere beslissing kan leiden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie veroordeelt verweerster om aan de advocaat te voldoen een bedrag van € 4.734,55 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening.  

De commissie veroordeelt verweerster in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van de advocaat vastgesteld op € 89,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters.

De commissie wijst het meer of anders verzochte af.

Deze uitspraak is aldus gewezen te Utrecht op 27 april 2010.