Zorgvuldigheid in de keuze van kunstlenzen bij aangeboren oogafwijkingen

De Geschillencommissie




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 766767/928137

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt onderging bij FYEO een lensvervangingsoperatie ondanks een aangeboren oogaandoening die de samenwerking tussen haar ogen beïnvloedde. Zij stelt dat de zorgaanbieder nalatig was door geen orthoptist te betrekken, waardoor verkeerde lenzen werden geplaatst en zij blijvende klachten kreeg, zoals slecht nachtzicht, coördinatieproblemen en ernstige droogte in één oog. De zorgaanbieder wees op een zorgvuldig vooronderzoek door een oogarts en optometrist, waarin de oogsamenwerkingsstoornis werd vastgesteld en bewust gekozen werd voor een EDOF-lens in plaats van een trifocale lens. De commissie oordeelde dat er geen verplichting was een orthoptist in te schakelen, omdat de oogarts over de juiste informatie beschikte. Ook was sprake van een verdedigbare behandelkeuze op basis van de destijds beschikbare gegevens, ondanks het teleurstellende resultaat. De cliënt was via gesprekken en toestemmingsformulieren voldoende geïnformeerd over risico’s, restklachten en beperkingen. Hoewel haar klachten ernstig zijn, zag de commissie geen aanwijzingen voor tekortschietend medisch handelen. De zorgaanbieder heeft uit coulance de volledige behandelkosten terugbetaald. De vordering tot schadevergoeding van €25.000 werd afgewezen en de klachten ongegrond verklaard.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

FYEO B.V., gevestigd te Eersel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënt is zelf ter zitting verschenen met haar partner, [naam]. Namens de zorgaanbieder waren ter zitting aanwezig: [naam oogarts 1] (oogarts), [naam] (COO/directeur) en [naam] (klachtenfunctionaris).

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan in het onderzoek en tijdens de behandeling van de cliënt, gezien haar reeds bestaande oogaandoening.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In januari 2023 heeft de cliënt een lensvervangingsoperatie ondergaan bij de zorgaanbieder. Tijdens het vooronderzoek heeft de zorgaanbieder nalatig gehandeld door de medische achtergrond van de cliënt onvoldoende te onderzoeken. De cliënt heeft een aangeboren oogafwijking die de samenwerking tussen haar ogen beïnvloedt. Met contactlenzen functioneerde dit goed en de zorgaanbieder gaf aan dat dit probleemloos te verhelpen zou zijn met de operatie.

De zorgaanbieder heeft echter verzuimd een orthoptist of specialist te betrekken bij het onderzoek. Hierdoor zijn lenzen met een onjuiste sterkte geïmplanteerd. Na zes maanden experimenteren met contactlenzen over de geïmplanteerde lenzen heen heeft de zorgaanbieder een corrigerende laseroperatie uitgevoerd. Helaas resulteerde dit in blijvende problemen:

– Slecht zicht in schemer en donker: de pupil is groter dan de diameter van de geïmplanteerde lens, waardoor de cliënt ’s avonds en ’s nachts slecht ziet.
– Oogcoördinatieproblemen: De samenwerking tussen de ogen is verstoord, wat leidt tot loensen/scheelzien bij het focussen op verschillende afstanden, vooral bij vermoeidheid.
– Ernstig droog rechteroog: Dit veroorzaakt zoveel ongemak, dat de cliënt ’s nachts elk uur moet druppelen om te voorkomen dat haar ooglid aan haar oogbal vastplakt.

De klachten hebben grote impact op het leven van de cliënt. De cliënt heeft haar baan moeten opzeggen en heeft veel tijd, energie en geld besteed aan second opinions en alternatieve behandelingen.

De zorgaanbieder heeft de kosten van de operatie terugbetaald (€ 6.175,00), maar weigert verdere verantwoordelijkheid te nemen voor de aanzienlijke schade die de cliënt heeft geleden en haar blijvende visuele beperkingen. Het is bovendien onzeker hoe het zicht van de cliënt zich in de toekomst zal ontwikkelen.

De cliënt vordert de maximale schadevergoeding van € 25.000, — ter vergoeding van haar fysieke, financiële en emotionele schade.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Vooronderzoek
Tijdens het uitgebreide vooronderzoek heeft de cliënt aangegeven zich beperkt te voelen door het dragen van lenzen en dat zij daarom behandeld wilde worden. Het vooronderzoek is uitgevoerd door een optometrist, gevolgd door een consult bij [naam oogarts 1], waarbij haar visuele behoeften, refractie en ooggezondheid zorgvuldig zijn beoordeeld. Tijdens dit onderzoek werd op basis van orthoptische testen een duidelijke disfunctie in de samenwerking tussen de ogen vastgesteld. Dit was een essentiële factor bij de keuze van de juiste intra-oculaire lens. Tijdens dit consult en een aanvullend telefonisch consult met [naam oogarts 2], die de ingreep heeft verricht, is niet naar voren gekomen dat de amblyopie en de verstoorde samenwerking van de ogen van cliënte een contra-indicatie vormden of dat een extra orthoptisch onderzoek noodzakelijk was. Op basis van deze informatie en in overleg met cliënte is besloten de Vivity-lens te implanteren conform het behandelplan dat was opgesteld door [naam oogarts 1]. Helaas is door een technische fout bij het aanmaken van de nieuwe behandeling in het EPD een deel van het verslag per abuis overschreven.

Informatieverstrekking
Naast informatie over mogelijke neveneffecten en complicaties is tijdens het consult met [naam oogarts 1] in het bijzonder aandacht besteed aan de keuze voor de te implanteren lenzen. Gezien de beperkte binoculaire samenwerking is bewust gekozen voor de Alcon Vivity intra-oculaire lens, een Extended Depth of Focus (EDOF)-lens die een breder scherptebereik biedt zonder de visuele verstoringen die bij een trifocale lens kunnen optreden. Een trifocale lens zou, gezien de aanwezige samenwerkingstoornis tussen de ogen, een verhoogd risico geven op visueel ongemak, contrastverlies en moeilijkheden bij neuro-adaptatie. Tijdens het aanvullend telefonisch consult met [naam oogarts 2] is dit nogmaals besproken en is er ook op gewezen dat het gebruik van een leesbril wellicht nodig zou zijn. Het was de cliënt bekend dat geen garantie kon worden gegeven op een volledig bevredigend resultaat en zij heeft door ondertekening van het toestemmingsformulier verklaard de verstrekte informatie begrepen te hebben en akkoord te gaan met de voorgestelde behandeling.

De behandeling
De behandeling is ongecompliceerd verlopen en ook postoperatief zijn er geen complicaties opgetreden. Er zijn geen aanwijzingen dat een lens met een verkeerde sterkte is geïmplanteerd.

Reststerkte
Reststerkte na een refractieve lensvervangingsoperatie (RLE) komt in circa 10% van de ingrepen voor en kan doorgaans met een aanvullende laserbehandeling worden gecorrigeerd. De kans op een reststerkte is met de cliënt besproken en vastgelegd in het toestemmingsformulier.

Droge ogen
Droge ogen kunnen een neveneffect zijn van een laserbehandeling. De cliënt is hierover via de behandelbrochure én voorafgaand aan de behandeling tijdens het gesprek met de arts geïnformeerd. Door ondertekening van het toestemmingsformulier heeft de cliënt verklaard de informatie begrepen te hebben en akkoord te gaan met de geadviseerde laserbehandeling.

Nazorg
De zorgaanbieder heeft verschillende inspanningen verricht om de klachten van de cliënt te verlichten of te verhelpen, onder meer door het aanmeten van een bandagelens en medicatie in de vorm van druppels. Toen bleek dat deze maatregelen niet het gewenste effect hadden, heeft de zorgaanbieder de cliënt doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek voor de behandeling van droge ogen.

Beëindiging van de behandelingsovereenkomst en de klacht
In september 2024 heeft de cliënt aangegeven het traject bij de zorgaanbieder te willen afsluiten en haar vertrouwen te hebben gesteld in het ziekenhuis waar zij een second opinion heeft ondergaan.

Gezien de impact van de situatie op de cliënt en na een grondige evaluatie van alle beschikbare informatie heeft de zorgaanbieder, conform zijn service- en garantieregeling, besloten het volledige behandelingsbedrag terug te storten zonder daarbij enige aansprakelijkheid te erkennen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Toetsingskader
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie zal de klachten van cliënt, afgezet tegen het hierboven geschetste toetsingskader, beoordelen.

Orthoptist
De cliënt stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder voorafgaand aan de medische ingreep ten onrechte heeft nagelaten een orthoptist bij het onderzoek te betrekken. Volgens de cliënt betreft het onderliggende probleem niet de visuele scherpte van de afzonderlijke ogen, maar de samenwerking tussen beide ogen. Een orthoptist had volgens de cliënt hierin meer duidelijkheid kunnen verschaffen.

De zorgaanbieder heeft daartegen ingebracht dat uit de uitgevoerde binoculaire testen reeds bleek dat sprake was van een afwijking in de samenwerking tussen de ogen. Juist op basis van deze constatering is afgeweken van het gebruikelijke behandeltraject en is gekozen voor een alternatieve behandeling. Naar de mening van de zorgaanbieder zou aanvullend onderzoek door een orthoptist geen nieuwe inzichten hebben opgeleverd noch tot een andere behandelkeuze hebben geleid.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet kan worden verweten dat geen orthoptist bij het preoperatieve onderzoek is betrokken. De relevante informatie met betrekking tot de samenwerking tussen de ogen kan in beginsel ook door een oogarts worden verkregen. In dit geval is dit ook daadwerkelijk gebeurd: de afwijking in de oogsamenwerking was bij de zorgaanbieder bekend en is meegenomen in de besluitvorming over de te volgen behandeling.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Behandeling
Bij de cliënt is een Alcon Vivity intra-oculaire lens geïmplanteerd, een zogenoemde Extended Depth of Focus (EDOF)-lens. De uitvoering van de ingreep zelf is conform de professionele standaard (lege artis) verricht.

Enkele maanden na de behandeling is gebleken dat deze lens niet geschikt was voor de cliënt.

De cliënt stelt ernstige restklachten te hebben overgehouden aan het behandeltraject, waaronder verminderd zicht, ernstige oogdroogheid en coördinatieproblemen. Deze klachten hebben volgens haar een aanzienlijke impact gehad op haar dagelijks functioneren. Zij is van mening dat de ingezette behandeling onjuist is geweest en dat de schade voorkomen had kunnen worden indien in voldoende mate rekening was gehouden met haar bestaande oogaandoening.

De commissie is evenwel van oordeel dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in zijn inspanningsverplichting. De zorgaanbieder heeft voorafgaand aan de behandeling een zorgvuldige afweging gemaakt, mede op basis van de uitkomsten van het vooronderzoek. Gezien de bij de cliënt geconstateerde afwijking in de samenwerking tussen de ogen is bewust afgezien van het plaatsen van een trifocale lens en is gekozen voor een EDOF-lens. De zorgaanbieder had op basis van de beschikbare gegevens de gerechtvaardigde verwachting dat deze lens een passende oplossing zou zijn voor de bestaande hoge plussterkte.

De commissie acht deze behandelkeuze verdedigbaar gelet op de onderzoeksresultaten en de overwegingen van de zorgaanbieder ten tijde van de besluitvorming. Hoewel achteraf is gebleken dat de gekozen lens niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, doet dit niet af aan de zorgvuldigheid van het voorafgaande besluitvormingsproces. Met de huidige kennis zou mogelijk een andere keuze zijn gemaakt, maar dat leidt niet tot het oordeel dat de zorgaanbieder destijds onzorgvuldig heeft gehandeld.

Dat de cliënt ernstige beperkingen ervaart als gevolg van het behandeltraject en dat deze haar dagelijks leven aanzienlijk beïnvloeden, acht de commissie aannemelijk en betreurenswaardig. Niettemin bestaat geen grond voor de conclusie dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de op hem rustende inspanningsverplichting.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Informed consent
Op basis van artikel 7:448 van het Burgerlijk Wetboek heeft een zorgaanbieder de plicht om een cliënt in begrijpelijke taal te informeren over onder andere het voorgenomen onderzoek, de diagnose, de behandelopties, de risico’s en (mogelijke) bijwerkingen. Op basis hiervan kan een cliënt een weloverwogen beslissing maken voor een bepaalde behandeling.

De cliënt is van mening dat zij haar zorgen rondom haar oogaandoening meermaals heeft gedeeld, maar dat de zorgaanbieder hier onvoldoende rekening mee heeft gehouden. Hierdoor heeft de zorgaanbieder een niet-passende behandeling voorgesteld.

Volgens de zorgaanbieder was bij de cliënt wel sprake van informed consent. De zorgaanbieder heeft daarvoor formulieren aangeleverd, geheten “Toestemmingsformulier“. Op dit door de cliënt getekende toestemmingsformulier worden mogelijke restverschijnselen van de lensvervangende behandeling en eventuele aanvullende behandelingen specifiek benoemt, evenals het doel van de behandeling en de besproken algemene risico’s. Verder staat op het formulier dat de cliënt informatie heeft verstrekt over haar oogaandoeningen en algemene aandoeningen en dat aan de cliënt is uitgelegd dat geen absolute resultaatsgarantie kan worden gegeven.

Op grond van dit formulier concludeert de commissie dat de cliënt voldoende is geïnformeerd over de behandeling, de risico’s en complicaties en eventuele vervolgbehandelingen.

In zoverre is de klacht ongegrond.

Rol klachtenfunctionaris
Ten overvloede merkt de commissie op dat het zeer onwenselijk wordt geacht dat een klachtenfunctionaris tijdens de zitting actief het woord voert namens de zorgaanbieder. De commissie acht het voorstelbaar dat een dergelijke rolopvatting afbreuk doet aan de perceptie van cliënten ten aanzien van de onpartijdigheid die van een klachtenfunctionaris mag worden verwacht.

Conclusie
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder voldaan aan zijn inspanningsverplichting.

De zorgaanbieder heeft uit coulance reeds de kosten van de behandeling aan de cliënt vergoed. Voor het overige dient de vordering van de cliënt te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachten van de cliënt ongegrond
– wijst de vordering van de cliënt af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. W. Maat, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 27 juni 2025.

Print/PDF