Commissie: Commissie
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: tussenadvies
Uitkomst: aanvullende informatie nodig
Referentiecode:
222423/248468
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument vordert een schadevergoeding van €460,33 voor taxikosten die zijn gemaakt nadat een trein door een stroomstoring niet verder reed. Volgens de consument gaf een medewerker van de ondernemer op het station foutieve instructies en werd voorgesteld een taxi te nemen om op tijd een boot te halen met een groep van 17 personen. De ondernemer weigert de kosten te vergoeden en stelt dat er geen rechtsgrond of toezegging is geweest.
De commissie oordeelt dat het nog onvoldoende duidelijk is of er daadwerkelijk een toezegging is gedaan door medewerkers van de ondernemer. Daarom wordt de ondernemer verplicht om binnen vier weken schriftelijk verslag uit te brengen van een intern onderzoek naar het gesprek aan de infobalie. De consument krijgt daarna twee weken om hierop te reageren. Op basis van deze stukken zal de commissie een definitief bindend advies uitbrengen. Verdere beslissingen worden aangehouden.
De volledige uitspraak
TUSSENADVIES
van de Geschillencommissie Openbaar Vervoer
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft een verzoek om schadevergoeding.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Door een stroomstoring reedt de trein niet naar [plaatsnaam]. Door foutieve instructies van de medewerker op [plaatsnaam], die wij opgevolgd hebben wil de [ondernemer] ons nu niet compenseren voor de kosten die we hebben gemaakt op tijd in [plaatsnaam] te zijn voor afvaart van onze boot aldaar met 17 personen. Wij hebben op voorstel van [ondernemer] een taxi besteld en willen de kosten daarvan vergoed zien. Het gaat om bedrag van € 460,33.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat eenieder zijn eigen schade draagt. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken als er een rechtsgrond bestaat om deze schade op een ander af te wentelen, dat wil zeggen als een ander voor deze schade aansprakelijk is. Dat is hier niet het geval. [Ondernemer] is op grond van de wet niet aansprakelijk voor schade als gevolg van vertragingen dan wel schade veroorzaakt door welke afwijking van de dienstregeling dan ook.
Het uitgangspunt dat [ondernemer] geen vertragingsschade vergoedt, leidt uitzondering op het moment dat [ondernemer] uitdrukkelijk heeft toegezegd de schade te zullen vergoeden. Van een rechtens afdwingbare toezegging door [ondernemer] om de taxikosten te vergoeden is in het onderhavige geval echter geen sprake. [Consument] heeft ook geen bewijs overgelegd van een dergelijke toezegging. Hij stelt dat ‘een medewerker aan de balie in [plaatsnaam]’ hem heeft gezegd dat [ondernemer] achteraf de taxikosten zou vergoeden. Personeel is op de hoogte van het [ondernemer]-beleid dat [ondernemer] bepaalt of en welk vervangend vervoer wordt ingezet (zie ook hierna) en dat [ondernemer] geen taxikosten vergoedt behoudens zeer uitzonderlijke gevallen of als een reiziger gestrand is als gevolg van een vertraging van de laatste [ondernemer]-trein op een dag en daardoor niet meer thuis kan komen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
[Ondernemer] heeft betwist dat aan de consument zou zijn toegezegd dat de taxikosten vergoed zouden worden. Wel is duidelijk geworden dat de consument heeft gesproken met twee medewerkers van [ondernemer] bij de infobalie in het station aan [plaatsnaam]. De commissie stelt [ondernemer] in de gelegenheid na te gaan welke medewerkers destijds deze info balie bedienden en bij hen navraag te doen over het verloop van het gesprek.Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
[Ondernemer] dient binnen vier weken na datum verzending bindend advies aan de commissie schriftelijk verslag te doen van het hiervoor bedoelde onderzoek.De hiervoor verlangde aanvullende informatie wordt na ontvangst door de commissie in afschrift aan de consument gezonden. Deze wordt in de gelegenheid gesteld daarop binnen twee weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken. De commissie zal vervolgens zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, mr. P. Vonk en mr. M.A. Keulen, leden, op 16 april 2024.