Bijtincident in hondenpension

Tot het moment van het bijtincident heeft de ondernemer niet veel meer kunnen doen dan zij heeft gedaan. Maar daarna heeft zij onvoldoende aandacht geschonken aan de verwondingen van de hond van de consument. Ook na de behandeling door de dierenarts heeft zij onvoldoende op de hond gelet.

Omdat het steeds goed is gegaan brengt een consument haar hond weer naar het hondenpension. Maar deze keer krijgt ze een telefoontje dat haar hond slachtoffer geworden is van een bijtincident. Ze gaat er mee akkoord dat de dierenarts wordt ingeschakeld en als ze een paar dagen later de hond komt ophalen ziet ze dat de met krammen gehechte wond open is gegaan en één oor er slecht aan toe is. Ze brengt de hond naar haar eigen dierenarts die de wonden opnieuw moet hechten. Een aantal verwondingen moet nog behandeld worden en van het ernstig ontstoken oor moet een deel worden geamputeerd. Het verbaast de dierenarts dat de hond na de eerste behandeling geen kraag heeft omgekregen. Dat had hoe dan ook moeten gebeuren. Al met al moet de hond meerdere malen onder narcose, heeft hij veel pijn, krijgt hij veel medicijnen waaronder diverse antibioticakuren toegediend en zijn er blijvende littekens.

De consument verwijt de ondernemer dat ze onvoldoende toezicht heeft gehouden toen de honden in de wei waren gelaten. De ondernemer weet immers niet wat de aanleiding is en welke hond heeft gebeten. Bovendien is haar hond niet direct naar de dierenarts gebracht. Volgens de consument moet de ondernemer als geen ander weten dat bij bijtwonden altijd direct moet worden opgetreden. Zij had geen dag moeten wachten zoals zij heeft gedaan. Ook had ze bij de dierenarts een opmerking moeten maken dat de hond geen kraag om had. Volgens de consument moet de ondernemer gezien haar professie weten dat de hond aan de hechtingen zou kunnen krabben met alle gevaar voor infecties van dien. Toen de wond openging had de ondernemer moeten ingrijpen. De toestand van de hond was zo slecht dat dit haar niet ontgaan kan zijn.

De consument stelt dat zij door het nalatige handelen van de ondernemer schade heeft geleden. De hoge kosten van de dierenarts waren niet nodig geweest als de ondernemer zich zorgvuldig van haar taken had gekweten. De totale kosten bedragen ruim € 1.100,-. De ondernemer wil de helft van de pensionkosten vergoeden, maar dat vindt de consument niet voldoende. Zij wil dat de ondernemer het merendeel van de kosten voor de dierenarts vergoedt.

De ondernemer vindt dat zij wel aan haar professionele en wettelijke verplichtingen heeft voldaan. Zij kent de hond al enige jaren en heeft hem ingedeeld in een roedel waarvan zij dacht dat de honden goed met elkaar zouden omgaan. De eerste dagen ging dat ook goed. Bij het uitlaten van de honden is er altijd toezicht. Zodra er iets opvallends gebeurt wordt direct ingegrepen. Het incident met blaffende en jankende honden duurde slechts enkele seconden. Het was duidelijk dat er iets met de hond van de consument aan de hand was, maar omdat de hond niet toestond dat er aan zijn kop werd gezeten was niet direct duidelijk of er verwondingen waren. Bovendien ging de hond meteen eten.

Toen de hond de volgende dag met zijn kop schudde vermoedde de ondernemer letsel en is de hond in overleg met de consument naar de dierenarts gebracht. De medische behandeling en de beslissing wel of niet een kap om te doen, behoort tot de competentie van de dierenarts. Uiteraard heeft de ondernemer zich na de behandeling extra om de hond bekommerd en conform de instructies van de dierenarts verzorgd.

De ondernemer weet niet wat de aanleiding voor het incident is geweest en welke hond heeft gebeten. Zij meent dat alles is gedaan om dergelijke incidenten te voorkomen. Haar valt niets te verwijten. Ze is niet aansprakelijk. Dat neemt niet weg dat zij het bijtincident ten zeerste betreurt. Daarom is de rekening voor het pensionverblijf gehalveerd. Dat werd door de consument zeer gewaardeerd.

De commissie oordeelt dat de ondernemer, wat de huisvesting van de hond betreft, zorgvuldig heeft gehandeld. Zij kende de hond en heeft hem in een groep geplaatst die al enkele dagen bestond en waarin het steeds goed was gegaan. Er waren geen signalen dat er iets zou gaan gebeuren. Het incident deed zich plotseling voor en duurde slechts enkele seconden. Anders dan de consument vindt de commissie dat de ondernemer in dat stadium niet meer kon doen. Honden hebben hun eigen aard en gedrag en kunnen zich onberekenbaar gedragen. Het is niet mogelijk iedere hond continu in de gaten te houden, laat staan in zijn gedrag te sturen.

De commissie begrijpt niet goed dat de ondernemer na het bijtincident, bij een oppervlakkige inspectie heeft gelaten, gezien de mogelijke ernst van de verwondingen en het risico van infecties. Ze had op zijn minst het letsel aan het oor moeten zien. De commissie vindt het onwaarschijnlijk dat de hond direct na het bijtincident voor ongeschonden door kon gaan. Dat hij zich niet aan zijn kop wilde laten onderzoeken doet daar niet aan af. Om uitsluitsel te krijgen had de ondernemer de hond sowieso door een dierenarts kunnen laten bekijken, eventueel na eerst met de consument te hebben overlegd. Door pas de volgende dag stappen te ondernemen is zij onvoldoende zorgvuldig geweest.

Met de ondernemer vindt de commissie dat het medisch handelen een zaak van de dierenarts is. Als de consument meent dat er toen fouten zijn gemaakt kan zij de dierenarts hierop aanspreken. De ondernemer staat hier buiten. Niettemin had de ondernemer zich met al haar ervaring met honden beter bewust moeten zijn van het feit dat wonden kunnen gaan jeuken en honden er aan krabben. De hond ging weer terug naar het pension waar de andere honden mogelijk een infectiegevaar zouden kunnen zijn. Ze had actiever moeten meedenken over de risico’s en mogelijkheden en bij de dierenarts kunnen aandringen op het aanbrengen van een kraag.

Toen de consument haar hond kwam ophalen hadden de hechtingen losgelaten. Volgens de commissie had de ondernemer eerder moeten zien dat het met de hond niet goed ging en eerder moeten ingrijpen. Zij heeft echter de consument niet tussentijds ingelicht of de hond weer naar de dierenarts gebracht. Als ze dat wel had gedaan had eerder ingegrepen kunnen worden en waren de infecties en de verwondingen minder ernstig geweest.

Al met al valt de ondernemer wel degelijk het een en ander te verwijten. Niet wat betreft het voorkomen van het incident, maar wel haar optreden daarna. De commissie concludeert dat het eerste dierenartsbezoek een rechtstreeks gevolg van het bijtincident is waarvoor de ondernemer niet aansprakelijk is. De consument kan zich tot de eigenaar van de bijtende hond wenden als die tenminste bekend is. Als de eerste dierenarts zijn werk niet goed heeft gedaan en de consument daardoor bij haar eigen dierenarts extra kosten heeft moeten betalen moet zij hem hiervoor aansprakelijk stellen. De ondernemer is voor deze kosten niet verantwoordelijk.

Of één of meer behandelingen door de tweede dierenarts een rechtstreeks gevolg van het bijtincident waren valt buiten de expertise van de commissie, met uitzondering van de kraag. Wel staat vast dat een deel van de kosten van de tweede dierenarts het gevolg is van het niet tijdig en niet adequaat optreden door de ondernemer. De consument moest de tweede dierenarts in totaal € 795,- betalen. Na aftrek van de kosten voor het consult en de kraag gaat het om € 750,-. Hiervan moet de ondernemer  € 375,- voor haar rekening nemen. Daarvan mag zij de korting op de pensionkosten van € 50,- die zij de consument heeft aangeboden aftrekken.

Geschillencommissie Gezelschapsdieren (Commissie gestopt)