Aanspraak op intrekkingskosten.

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Kosten    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: MAK09-0222

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de consument de bij haar in rekening gebrachte intrekkingskosten verschuldigd is.   De consument heeft een bedrag van € 1.147,17 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft op 5 oktober 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Bij schriftelijke overeenkomst van 7 maart 2008 heeft de consument aan de ondernemer opdracht verstrekt om te bemiddelen bij de verkoop van haar woning. Aangezien zij niet tevreden was met de door de ondernemer verrichte diensten heeft zij op 5 oktober 2009 haar opdracht ingetrokken. Op 8 oktober 2009 heeft de consument van de ondernemer de intrekkingsnota ontvangen ten bedrage van totaal € 936,83. De consument is niet bereid om deze nota te betalen omdat de ondernemer onvoldoende activiteiten heeft ontplooid om de verkoop te bevorderen en onvoldoende advies heeft gegeven omtrent de prijsstelling van de woning en een eventuele prijsverlaging.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft het standpunt van de consument gemotiveerd betwist en uiteengezet welke activiteiten door hem zijn verricht tot verkoop van de woning van de consument. Het pand is onder meer op Funda geplaatst en er zijn tenminste negen bezichtigingen geweest. Er hebben verschillende besprekingen plaatsgevonden en er is voor de woning geadverteerd. Ook is er een open huizenroute georganiseerd. Er zijn verschillende biedingen gedaan en met een van de gegadigden zijn onderhandelingen gevoerd, die echter niet tot verkoop hebben geleid omdat de consument het bod te laag vond. Een eventuele prijsverlaging is met de consument besproken, echter zij wilde daarvan niet weten.   Volgens de ondernemer is de consument gehouden tot betaling van de intrekkingsnota. De in deze nota opgenomen advertentiekosten zijn door de ondernemer onderbouwd met de onderliggende nota’s.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op grond van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst tot dienstverlening van 7 maart 2008 is de consument onder meer verplicht tot betaling van een eenmalige startkosten ad € 225,– (exclusief BTW) en de door de ondernemer gemaakte advertentiekosten tot een bedrag van € 400,– (exclusief BTW). Bij intrekking van de opdracht zijn tevens intrekkingskosten verschuldigd van 2‰ van de vraagprijs, die is bepaald op € 143.000,–.   De commissie stelt vast dat de intrekkingsnota ad € 936,83 (inclusief BTW) is opgemaakt overeenkomstig deze afspraken. De consument stelt zich op het standpunt dat zij deze nota niet verschuldigd is omdat de ondernemer is tekortgeschoten in de uitvoering van zijn taak. De commissie kan de consument hierin niet volgen. De op de nota opgevoerde aanmaakkosten ad € 225,– (exclusief BTW) en de advertentiekosten ad totaal € 276,25 (exclusief BTW) zijn kosten die door de ondernemer daadwerkelijk zijn gemaakt en komen reeds om die reden voor vergoeding in aanmerking. Met betrekking tot de intrekkingskosten wordt overwogen dat naar het oordeel van de commissie niet valt in te zien dat de ondernemer daarop geen aanspraak zou kunnen maken. De door de ondernemer ontplooide activiteiten zijn door de consument niet wezenlijk weerlegd, behoudens de gang van zaken rondom de gevoerde onderhandelingen met bieder B. en de besproken mogelijkheid tot prijsverlaging. Zelfs indien echter wordt uitgegaan van de op deze onderdelen door de consument geschetste gang van zaken, kan niet worden gesteld dat sprake is van een zodanig tekortschieten van de zijde van de ondernemer dat sprake is van een aan hem toerekenbare tekortkoming. Dat ondanks de door de ondernemer verrichte inspanningen de woning niet is verkocht is een omstandigheid die niet aan hem kan worden toegerekend. Hooguit kan aan hem worden tegengeworpen dat hij niet direct bij intrekking van de opdracht de woning van Funda heeft gehaald. Nu echter na een uitdrukkelijk verzoek daartoe de ondernemer de woning alsnog van Funda heeft verwijderd en overigens niet is gesteld of gebleken dat de consument hiervan nadeel heeft ondervonden, brengt dit de commissie niet tot een ander oordeel.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Met betrekking tot de omvang van de vordering stelt de commissie vast dat naast de intrekkingsnota van € 936,83 nog open staat de nota van de openhuizen route van € 221,34. In haar brief van 13 januari 2010 heeft de consument geschreven dat zij de verschuldigdheid van deze nota erkent. Dit betekent dat de consument in totaal een bedrag van € 1.158,17 aan de ondernemer verschuldigd is. In haar klachtbrief aan de commissie van 16 november 2009 is echter vermeld dat er nog een bedrag van € 1.147,17 open staat, hetgeen door de ondernemer niet is betwist. De commissie zal daarom in haar advies uitgaan van het door de consument genoemde bedrag, welk bedrag in depot is gestort.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 1.147,17 doorbetaald aan de ondernemer.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 22 januari 2010.