Ambulancepersoneel heeft terecht gehandeld

De Geschillencommissie




Commissie: Ambulancezorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 134176/161598

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Nadat de cliënt een ambulance heeft gebeld wegens rugpijn, heeft de ambulance hem niet naar het ziekenhuis vervoerd. Achteraf bleek dat hij een klapvoet heeft opgelopen. Hij wenst schadevergoeding. Volgens de zorgaanbieder heeft het ambulancepersoneel juist gehandeld. Er was geen blijk van klachten die zouden kunnen duiden op de ziekte. De commissie oordeelt dat het ambulancepersoneel terecht heeft gehandeld. Uit de ritgegevens van de ambulance en het verslag van de neuroloog kan worden afgeleid dat de cliënt nog geen last had van verschijnselen die horen bij een klapvoet toen de ambulance er was. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Ambulance Amsterdam B.V., gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Beide partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt nader toe te lichten.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de weigering om de cliënt met een ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren en een verzoek tot toekenning van schadevergoeding.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft op 18 mei 2021 naar het alarmnummer 112 gebeld in verband met onverdraaglijke rugpijn. De cliënt verbleef op dat moment in het kantoortje achter de winkel van zijn vrouw in Amsterdam. Hij was in Amsterdam, omdat hij zijn kinderen uit school zou halen. De ambulance is gekomen, maar heeft de cliënt niet meegenomen naar het ziekenhuis. Achteraf is gebleken dat de cliënt het Cauda equina syndroom heeft. Hij heeft een klapvoet opgelopen. De cliënt meent dat dit voorkomen had kunnen worden als hij op 18 mei 2021 met de ambulance naar het ziekenhuis was vervoerd. De klapvoet gaat niet meer over. De cliënt wenst een schadevergoeding van € 20.000,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder meent dat het ambulancepersoneel zorgvuldig heeft gehandeld en terecht heeft besloten de cliënt niet naar het ziekenhuis te vervoeren. De zorgaanbieder wijst erop dat de cliënt direct bij aankomst van de ambulancemedewerkers begon met schreeuwen en schelden, afwisselend in het Nederlands en in het Arabisch, en dat het daardoor en vanwege de taalbarrière niet mogelijk was een anamnese af te nemen en lichamelijk onderzoek te doen. Wel werd het duidelijk dat de cliënt zeer veel rugpijn had, dat hij daarvoor ’s ochtends bij de huisarts was geweest en de volgende dag een afspraak had bij de neuroloog. De cliënt heeft geen klachten geuit over uitvalverschijnselen, sensibiliteit stoornissen of incontinentie (klachten die zouden kunnen duiden op het Cauda syndroom) en het ambulanceteam heeft geen uitvalverschijnselen waargenomen. Er was dan ook geen indicatie voor ambulancevervoer naar het ziekenhuis. Het ambulanceteam heeft de cliënt geadviseerd zijn huisarts opnieuw te bellen en heeft ook aangeboden om zelf de huisarts voor hem te bellen.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Beoordelingskader
Tussen de cliënt en de zorgaanbieder is op 18 mei 2021 een overeenkomst betreffende het verlenen van ambulancezorg tot stand is gekomen. Deze overeenkomst is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van deze overeenkomst moet de zorgaanbieder – en ieder die hij heeft ingeschakeld bij de uitvoering van de voor hem uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, zoals in dit geval de desbetreffende ambulancemedewerkers – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Tot deze professionele standaard behoort onder meer het Landelijk Protocol Ambulancezorg, dat de ambulancemedewerker ondersteuning biedt bij het nemen van een beslissing over passende zorg voor een individuele patiënt in een specifieke situatie.

De ambulancemedewerker beslist mede aan de hand van dit protocol over de spoedeisendheid van de hulpvraag en de noodzaak van ambulancevervoer. De commissie dient te beoordelen of de ambulancemedewerkers van de zorgaanbieder hebben voldaan aan de hiervoor omschreven zorgplicht.

Beoordeling
Uit de overgelegde ritgegevens blijkt dat de ambulancemedewerkers een half uur ter plekke zijn geweest. Zij hebben getracht zich een beeld te vormen van de situatie, wat niet goed lukte door gebrek aan medewerking van de cliënt. Zij hebben geen uitvalverschijnselen geconstateerd. Uit de door de cliënt overgelegde medische gegevens blijkt dat ook de neuroloog een dag later, op 19 mei 2021, geen uitvalverschijnselen constateerde. Het verslag van de neuroloog vermeldt dat op 19 mei 2021 in verband met ernstig toegenomen pijnklachten tot een operatie werd besloten. Uit die bevindingen blijkt niet dat sprake was van een spoedeisend karakter. Pas later, op 6 juli 2021, heeft de neuroloog een klapvoet geconstateerd.

Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat er op 18 mei 2021 sprake is geweest van uitvalverschijnselen of dat de ambulancemedewerkers anderszins rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat de cliënt het Cauda equina syndroom had. Ernstige rugpijn als zodanig is geen reden voor vervoer per ambulance naar het ziekenhuis. Het is ook niet gebleken dat het uitblijven van ambulancevervoer heeft geleid tot medisch nadelige gevolgen voor de cliënt.

De ambulancemedewerkers hebben op 18 mei 2021 dan ook terecht en in overeenstemming met hun verplichtingen als goed hulpverlener de beslissing genomen om de cliënt niet naar het ziekenhuis te vervoeren.

Gezien deze conclusie komt de commissie niet toe aan de beoordeling van de door de cliënt gestelde schade.

Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P. Haasbeek, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. P.G. Muller, secretaris, op 12 mei 2022.