Behandeling die de cliënt van de zorgaanbieder heeft ontvangen en de wijze van beëindiging van die behandeling

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 123816

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Cliënt is niet ontslagen maar doorverwezen vanwege taalbarrière. Geen sprake van wijziging van de diagnose noch van onheuse bejegening door de zorgaanbieder. Geen verwijtbaar handelen van de zorgaanbieder.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], gemachtigde [naam] advocaat en Stichting GGZ Centraal, gevestigd te Amersfoort, (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Partijen hebben aangegeven af te zien van het bijwonen van de zitting. Het geschil is zonder partijen ter zitting behandeld op 18 november 2019 te Den Haag. 

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. Het geschil betreft de behandeling die de cliënt van de zorgaanbieder heeft ontvangen en de wijze van beëindiging van die behandeling.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken en in het bijzonder naar de brief van de gemachtigde van de cliënt van 4 juli 2019. De cliënt is vanaf 2012 vijf jaar in behandeling geweest bij de zorgaanbieder (locatie de Meregaard), zowel klinisch als ambulant. Op 28 maart 2017 werd de behandeling van de cliënt bij de Meregaard beëindigd en werd hij doorverwezen naar I-PSY (interculturele psychiatrie). De cliënt heeft zeven klachtonderdelen geformuleerd jegens de zorgaanbieder die samengevat en in de kern als volgt luiden.

  1. De cliënt is ontslagen van zijn behandeling vanwege een taalbarrière, dit hoewel de taal eerder geen probleem was.
  2. De cliënt werd doorverwezen naar I-PSY hoewel bekend was dat I-PSY de cliënt niet kon of wilde behandelen.
  3. De diagnose van de cliënt werd buiten zijn medeweten gewijzigd of vervalst van schizofrenie naar een schizo-affectieve stoornis.
  4. De cliënt voelde zich in maart 2017 onheus bejegend door zijn behandelaren.
  5. De cliënt werd tijdens een intakegesprek in december 2017 onbeschoft behandeld; hem werd in een kort gesprek verweten dat het hem te doen was om een UWV uitkering in plaats van een psychiatrische behandeling.
  6. Aan de cliënt werd niet meteen het complete behandeldossier verstrekt.
  7. De cliënt heeft thans geen behandelaar. Omdat de zorgaanbieder de klachten van de cliënt ontkent heeft hij weinig vertrouwen in het door haar voorgestelde behandeltraject.

In het klachtenformulier van 25 maart 2019 stelt de cliënt dat het geschil betrekking heeft op de behandelperiode van 2017 tot heden. Voorts heeft hij vermeld dat hij als gevolg van de genoemde klachten voor een bedrag van € 20.000 schade heeft geleden.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken, met name het verweer van 19 augustus 2019. De zorgaanbieder volgt daarin de door de cliënt genoemde zeven klachtonderdelen. Alvorens in te gaan op de klachtonderdelen merkt de zorgaanbieder op dat de cliënt heeft gemeld dat het geschil ziet op de behandelperiode van 2017 tot heden. De cliënt is in maart 2017 met ontslag gegaan en heeft zich in december 2017 gemeld voor een nieuwe intake waarna doorverwijzing heeft plaatsgevonden. In de periode daarna is er geen behandelcontact meer geweest.

Het standpunt van de zorgaanbieder luidt samengevat en in de kern als volgt.

  1. Het is onjuist dat de cliënt van verdere behandeling is ontslagen vanwege een taalbarrière. Wel bleek dat na vijf jaar van behandeling er onvoldoende resultaat werd bereikt en verdere diagnostische onderzoeken niet mogelijk waren enerzijds vanwege een taalprobleem, anderzijds door mogelijke culturele of andere factoren. Bij de zorgaanbieder waren geen mogelijkheden meer voor een doelmatige behandeling om welke reden de cliënt werd doorverwezen naar I-PSY.
  2. In maart 2017 werden de redenen voor ontslag met de cliënt en zijn partner besproken en ook de doorverwijzing naar I-PSY via de huisarts. De cliënt was daar op dat moment mee akkoord. De cliënt wilde voor langere tijd teruggaan naar Turkije om een toekomst aldaar te onderzoeken. Redenen van afwijzing bij I-PSY waren bij de zorgaanbieder niet bekend.
  3. De diagnose van de cliënt is niet gewijzigd of vervalst. Een diagnose kan in de loop der tijd om verschillende redenen worden bijgesteld. Bij de aanvang van een behandeling worden een hoofddiagnose en eventuele nevendiagnoses in het elektronisch patiëntendossier opgenomen. 

Gedurende de behandeling van de cliënt bij de zorgaanbieder was sprake van een depressieve stoornis, een schizo-affectieve stoornis van het depressieve type, een depressieve stoornis met psychotische kenmerken en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, afhankelijke en narcistische trekken. In 2013 had mevrouw [naam] een schizo-affectieve stoornis al als nevendiagnose genoemd.

  1. De betrokken behandelaren van de cliënt hebben de overtuiging dat sprake was van een respectvolle vertrouwensrelatie.
  2. De betrokken behandelaren hebben in het gesprek van 13 december 2017 gemerkt dat de cliënt niet tevreden was over de situatie maar zij herkennen de beleving van de cliënt dat sprake zou zijn van een lelijke behandeling niet. Het vermoeden bestaat dat de klachten van de cliënt over de zorgaanbieder zijn begonnen naar aanleiding van zijn vrees dat de beëindiging van de behandeling bij de zorgaanbieder consequenties had voor de procedure bij het UWV. Op een later moment wilde de cliënt hierover helaas niet meer in gesprek met de behandelaren.
  3. Voor de zorgaanbieder was het lang onduidelijk welke informatie door de cliënt was opgevraagd en welke informatie reeds was ontvangen. De zorgaanbieder betreurt het dat een gesprek hierover niet eerder tot stand is gekomen. Het is juist dat een kopie van het medisch dossier eerder aan de cliënt had moeten worden verstrekt. Het contact hierover verliep echter moeizaam, eerst door verblijf van de cliënt in Turkije en vervolgens omdat de cliënt het dossier dat voor hem klaarlag niet meenam. De cliënt heeft het volledige dossier op 4 april 2019 opgehaald.
  4. Zoekende naar een passend behandelaanbod voor de cliënt was doorverwijzing op verschillende momenten geïndiceerd. De zorgaanbieder heeft de cliënt een behandelaanbod gedaan welk aanbod de cliënt heeft afgewezen. Nog steeds is de zorgaanbieder bereid om samen met de cliënt te onderzoeken of behandeling binnen een andere instelling binnen de organisatie haalbaar is.

De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen nu niet is gesteld waaruit de schade bestaat en de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst die zij had met de cliënt. 

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat de zorgaanbieder is tekort geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet de zorgaanbieder verder kunnen worden toegerekend en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. Bij de beoordeling van het geschil zal de commissie de volgorde van de door de cliënt naar voren gebrachte zeven klachtonderdelen volgen.

  1. De cliënt is ontslagen van zijn behandeling vanwege een taalbarrière, dit hoewel de taal eerder geen probleem was.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de beperkte beheersing van de Nederlandse taal vanaf het begin van de behandeling van de cliënt in 2012 werd gesignaleerd en een rol heeft gespeeld (brief van 29 augustus 2012 van de zorgaanbieder aan I-PSY) maar niet heeft geleid tot zijn ontslag. Aanvankelijk leek de taalbarrière van de cliënt overbrugbaar mede doordat de (Nederlands sprekende) partner van de cliënt hem ondersteunde. De behandelingen leidden echter tot onvoldoende verbetering van de depressieve en psychotische klachten van de cliënt om welke reden gezocht werd naar een intensievere therapie. De hiervoor benodigde diagnostische onderzoeken bleken niet uitvoerbaar aangezien de cliënt de Nederlandse taal onvoldoende machtig was. De zorgaanbieder heeft vervolgens bij brief van 28 maart 2017 aan de huisarts van de cliënt geadviseerd hem aan te melden bij I-PSY waar de cliënt geholpen kon worden door een Turkse behandelaar. Gezien deze gang van zaken komt de commissie tot de conclusie dat de cliënt niet is ontslagen maar doorverwezen. De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

  1. De cliënt werd doorverwezen naar I-PSY hoewel bekend was dat I-PSY de cliënt niet kon of wilde behandelen.

De zorgaanbieder heeft gesteld dat zij de doorverwijzing naar I-PSY met de cliënt heeft besproken en vervolgens een verwijsbrief aan de huisarts heeft gezonden (brief van 28 maart 2017). De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder hiermee voldaan heeft aan haar zorgplicht. Niet is gebleken of aangetoond dat de zorgaanbieder wist of kon weten dat I-PSY de cliënt niet kon of wilde behandelen. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

  1. De diagnose van de cliënt werd buiten zijn medeweten gewijzigd of vervalst van schizofrenie naar een schizo-affectieve stoornis.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat vanaf de aanvang van de behandeling van de cliënt verschillende stoornissen aan de orde zijn gekomen. Gedurende de behandelperiode van de cliënt zijn op verschillende momenten verschillende hoofd- en nevendiagnoses overwogen. In het najaar van 2012 werd de cliënt opgenomen vanwege een ernstige depressie met vitale en psychotische kenmerken. In de brief van 16 mei 2013 van psycholoog mevrouw [naam] is opgenomen dat de cliënt kampte met een depressie met psychotische symptomen. Een schizo-affectieve stoornis werd door haar al als nevendiagnose genoemd. Uit de brief van de zorgaanbieder aan de huisarts van de cliënt van 30 juli 2015 blijkt dat de cliënt leed aan een schizo-affectieve stoornis van het depressieve type en niet nader genoemde persoonlijkheidsstoornissen. De commissie is van oordeel dat er geen sprake is van een wijziging van de diagnose. Ten behoeve van de cliënt en met het oog op zijn begeleiding en behandeling zijn verschillende diagnoses onderzocht. De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond. 

  1. De cliënt voelde zich in maart 2017 onheus bejegend door zijn behandelaren.

Uit de stukken is niet gebleken van een onheuse bejegening van de cliënt zodat de commissie de klacht niet zal toewijzen.

  1. De cliënt werd tijdens een intakegesprek in december 2017 onbeschoft behandeld; hem werd in een kort gesprek verweten dat het hem te doen was om een UWV uitkering in plaats van een psychiatrische behandeling.

Van een onheuse bejegening of onbeschofte behandeling van de cliënt is uit de overgelegde stukken niet gebleken. In de brief van 15 april 2019 heeft de zorgaanbieder te kennen gegeven dat uit het medisch dossier blijkt dat een uitgebreid diagnostisch intakeproces heeft plaatsgevonden waarvan de bevindingen en adviezen met de cliënt en zijn partner zijn besproken. Aan de huisarts van de cliënt is hierover op 22 januari 2018 een brief gestuurd waarvan de cliënt een kopie heeft ontvangen. Aangezien de zorgaanbieder de klacht van de cliënt onderbouwd heeft weersproken acht de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.

  1. Aan de cliënt werd niet meteen het complete behandeldossier verstrekt.

De commissie constateert dat op verschillende momenten delen van het medisch dossier aan de cliënt ter beschikking zijn gesteld. De commissie heeft de indruk dat het volledige dossier wellicht eerder had kunnen worden overhandigd maar dit bemoeilijkt werd door een verblijf van zes maanden van de cliënt in Turkije. Aangezien het volledige dossier uiteindelijk aan de cliënt ter beschikking is gesteld acht de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.

  1. De cliënt heeft thans geen behandelaar. Omdat de zorgaanbieder de klachten van de cliënt ontkent heeft hij weinig vertrouwen in het door haar voorgestelde behandeltraject.

De zorgaanbieder heeft de cliënt op meerdere momenten een behandelaanbod gedaan welk aanbod zowel in de brief van 15 april 2019 als in het verweerschrift van 19 augustus 2019 wordt herhaald. De cliënt heeft dit aanbod afgewezen. Aangezien de zorgaanbieder nog immer bereid is om met de cliënt een behandeltraject te onderzoeken acht de commissie ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Concluderend is de commissie van oordeel dat geen sprake is van verwijtbaar handelen van de zorgaanbieder jegens de cliënt of een tekort schieten in het nakomen van de behandelovereenkomst. 

Aangezien de commissie de door de cliënt naar voren gebrachte klachtonderdelen ongegrond acht wordt het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klacht van de cliënt ongegrond;
  • wijst af het verzoek tot het bepalen van schadevergoeding. 

Aldus op 18 november 2019 beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, en mevrouw dr. N.D. Veen en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mr. J.C. Quint, plaatsvervangend secretaris.