Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
67802/86231
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte heeft MCPTSS. Tijdens haar jarenlange behandeling door de zorgaanbieder heeft zij veel diagnoses gekregen, maar die hebben geen betrekking op het echte probleem. Volgens de cliënte is de zorgaanbieder tekort geschoten door haar niet goed te helpen bij het verwerken van haar trauma’s, wat tot veel problemen heeft geleid. De zorgaanbieder stelt dat het feit dat de cliënte het oneens is met de uitkomsten van onderzoeken, niet betekent dat deze onderzoeken niet goed zijn uitgevoerd. Daarnaast is er meerdere keren gekeken naar een mogelijke overplaatsing, maar is dit in het belang van, en in overleg met de cliënte niet doorgezet. De commissie oordeelt dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de periode waarin de cliënte gedwongen opgenomen is geweest. In deze klachten is de cliënte niet-ontvankelijk. Verder is het niet duidelijk geworden dat de zorgaanbieder fouten heeft gemaakt in de behandeling. De zorgaanbieder heeft goed onderbouwd dat de behandeling moeizaam op gang komt door de complexe problematiek en de wensen van de cliënte zelf. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]en
Stichting GGZ inGeest, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2021 te Den Haag.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling ter zitting. Zij zijn daarom niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de behandeling.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte heeft gesteld dat zij al meer dan 10 jaar door de zorgaanbieder niet wordt geholpen met haar psychische problemen rond MCPTSS. Ondanks het feit dat zij aangeeft welke klachten zij ervaart en welke hulp zij nodig heeft, wordt dit door de zorgaanbieder genegeerd. Cliënte heeft tot op heden 35 diagnoses gekregen die geen betrekking hebben gehad op haar eigenlijke probleem.
Cliënte stelt dat de behandeling door de zorgaanbieder tekort is geschoten. De psycholoog en behandelaar hebben de behandeling gericht op het vaststellen van autisme waardoor MCPTSS totaal niet in beeld is en daarna aangegeven dat cliënte uitbehandeld is. Cliënte is meerdere keren onder dwang opgenomen. Hierdoor is haar leven totaal veranderd. Cliënte heeft diverse trauma’s opgelopen die niet bespreekbaar zijn met de zorgaanbieder. Er is tot op heden niet door behandelaar, psycholoog, psychiater of geneesheer directeur verantwoordelijkheid genomen voor de opgelopen trauma’s. Er staat alleen een melding in haar medisch dossier dat cliënte de gedwongen opname in 2016 als traumatisch heeft ervaren.
Bij de behandeling is sprake geweest van pappen en nathouden en er is niet gekeken naar de lange termijn. Er is niet gewerkt aan herstel tijdens en na de RM. Volgens medewerkers moest cliënte letterlijk haar tijd uitzitten. De problematiek is niet geheel besproken waardoor er een zeer onvolledig beeld is vastgelegd. Er is geen aandacht geweest voor alertheid, herbeleving, nachtmerries, vermijden, angsten en stress, hartpijn, migraine en benauwdheid. Controles zijn zeer zelden gedaan en er is niet gerapporteerd over de pijnklachten van cliënte en haar nachtrust. De signalen die te maken hebben met MCPTSS zijn niet besproken of aangepakt. Verder heeft cliënte onder dwang grote hoeveelheden medicatie toegediend gekregen die niet goed was voor MCPTSS. De RM is aangevraagd op basis van de verkeerde diagnose
De zorgaanbieder heeft cliënte op 17 februari 2021 voor het eerst meegedeeld dat het specialisme ontbreekt om haar verder adequaat te behandelen en dat er wordt gekeken naar een andere zorgaanbieder. Gedurende 2 jaar heeft cliënte in de instelling verbleven terwijl geen specialistische behandeling voorhanden was. Cliënte is nimmer doorverwezen naar een andere wel gespecialiseerde zorgaanbieder. Tot op heden wordt cliënte nog steeds begeleid door de zorgaanbieder zonder uitzicht op verandering van behandeling of wonen.
Cliënte vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding van € 25.000,–. Vanwege het niet behandelen van MCPTSS heeft cliënte veel schade geleden. Het dagelijks leven is ontwricht: uithuisplaatsing, boedelruiming, geen werk. Cliënte is zeer beperkt in haar dagelijks leven door alle chronische klachten van stress, herbelevingen, stemmingswisselingen en nachtmerries. Zij is vermoeid, heeft pijnklachten en levert een dagelijkse strijd met de ongewenste signalen die op haar af komen. Cliënte staat nu ten onrechte geregistreerd als persoon met dwang opname, dwang medicatie, zware psychiatrische problematiek bij ggz, contacten met politie en rechtbank. Hierdoor heeft zij geen kansen meer in de samenleving om aan werk te komen. Haar kinderen zijn uit huis geplaatst. De zorgaanbieder heeft geen ondersteuning gegeven om het contact met haar kinderen te bewerkstelligen.
Cliënte wordt door geen enkele instantie meer gehoord en begrepen, hierdoor staat zij er alleen voor met een onbehandelde MCPTSS in coronatijd.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte heeft in de afgelopen jaren al meerdere klachten ingediend. De klacht van cliënte spitst zich thans met name toe op het stellen van te veel diagnoses. De signalen die te maken hebben met MCPTSS zouden niet erkend worden. Daarnaast stelt cliënte dat de zorgaanbieder niet specialistisch genoeg is en dat er niet is gekeken naar een andere plek voor haar.
Dat cliënte het niet eens is met de uitkomst van de door de zorgaanbieder uitgevoerde onderzoeken, maakt nog niet dat de onderzoeken niet goed zijn uitgevoerd en betekent ook niet dat de bevindingen en conclusies van de behandelaren niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. De behandeling is niet optimaal van de grond gekomen door de verstoorde behandelrelatie, het feit dat er geen sprake is van contactgroei tussen de behandelaren en cliënte en door het gebrek aan zelfinzicht bij cliënte. Er is sprake van complexe problematiek bij cliënte. De behandelaren hebben qua behandeling genoeg aangereikt waarvan zij dachten dat dit binnen de mogelijkheden van cliënte lag. Zij hebben cliënte bij herhaling méér behandeltijd per week hebben aangeboden, maar cliënte heeft dit vaak op emotionele wijze afgewezen. Ook is er in de herfst van 2020 een herstelplan (stress-reductie) gemaakt door o.a. een diëtiste en een bewegings-/ontspanningsagoog in te schakelen. Dat ging even redelijk, maar op het moment dat van cliënte initiatief werd verlangd haakte zij af.
Met betrekking tot de stelling van cliënte dat de zorgaanbieder niet specialistisch genoeg is, en dat er niet is gekeken naar een andere (externe) plek voor haar, stelt de zorgaanbieder dat nooit is besloten dat cliënte moest worden overgeplaatst. De uitkomst van het Moreel Beraad was wel dat de zorgaanbieder cliënte mogelijk meer behulpzaam zou kunnen zijn in het uitkijken naar een andere plek met traumaspecialisme, maar de conclusie was dat cliënte zoveel intensiteit van de behandeling niet zou kunnen dragen. Bovendien zijn deze plekken in coronatijd (en mogelijk ook niet daarna) niet voorhanden. Cliënte heeft eerst verbleven op de kliniek [naam kliniek 1]. Dat is een afdeling die gespecialiseerd is in crisissituaties (en is dus altijd voor beperkte duur). Cliënte wilde daar echter niet weg, zij wantrouwde alle klinieken van de zorgaanbieder. Cliënte is daarna gedwongen overgeplaatst naar de kliniek [naam kliniek 2], vanwege het specialisme daar: langdurende zorg en de aanwezigheid van een GZ-psycholoog die EMDR/traumabehandelingen kan geven.
De behandelaren zijn gestart met een onderzoek naar de traumabehandeling (en voorbereiding op EMDR) voor cliënte. Daartoe zijn twee instellingen benaderd voor het behandelen van haar traumaproblematiek, echter de behandelaren vonden in de tussentijd haar emotionele draagkracht niet voldoende om de specifieke traumabehandelingen aan te kunnen. Uit het dossier blijkt ook dat de traumabehandeling van de chronische PTSS van cliënte bij herhaling stagneert. Bovendien blijkt uit het eindoordeel van 7 oktober 2020 dat de psycholoog de mogelijkheden van een aantal traumaklinieken met cliënte heeft besproken, maar zij deze nog niet had aangeschreven omdat cliënte zelf ook aangaf dat zij intensieve traumabehandeling te stressvol vindt en in een eventuele volgende kliniek ook geen behandelcontact met nieuwe behandelaren/begeleiders meer wilde opbouwen.
Cliënte heeft meermalen inzage gekregen in haar medisch dossier. Cliënte heeft echter nooit een officieel verzoek ingediend tot verwijdering van het dossier. Indien cliënte verwijdering van haar dossier wenst, kan zij een officieel verzoek daartoe indienen bij de behandelaar op grond van artikel 7:455 BW.
De zorgaanbieder is van mening dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen jegens cliënte, of een tekortschieten in het nakomen van de behandelovereenkomst met haar. Haar klachten zijn serieus genomen en zorgvuldig onderzocht.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie om de klacht van cliënte ongegrond te verklaren en het schadevergoedingsverzoek af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Op grond van de behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst met cliënte.
Cliënte klaagt over het feit dat er in de jaren dat zij onder behandeling is bij de zorgaanbieder veel diagnoses zijn gesteld die geen betrekking hebben op haar eigenlijke probleem te weten MCPTSS. De zorgaanbieder is volgens cliënte tekort geschoten in de behandeling door de signalen die te maken hebben met MCPTSS niet op te pakken en haar onvoldoende hulp te bieden bij het verwerken van haar trauma’s uit het verleden.
De zorgaanbieder heeft dit betwist.
De commissie overweegt dat de klachten van cliënte zeer algemeen van aard zijn en betrekking hebben op een periode van ruim 10 jaar.
De commissie heeft op basis van de stukken vastgesteld dat cliënte meermalen gedwongen opgenomen is geweest met een rechterlijke machtiging. Voor zover de klachten van de cliënte zien op de periode dat cliënte gedwongen opgenomen is geweest, is de commissie niet bevoegd hierover een oordeel te geven. Op grond van het bepaalde in de wet BOPZ, die tot 2020 van kracht was, is uitsluitend de rechtbank bevoegd hierover te oordelen. Cliënte is gelet hierop niet ontvankelijk in haar klachten die betrekking hebben op deze periode.
Ook overigens is de commissie van oordeel dat de cliënte onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven waaruit zou blijken dat de zorgaanbieder fouten heeft gemaakt bij de behandeling. De cliënte heeft in haar stukken gesteld dat de zorgaanbieder geen behandeling met betrekking tot de MCPTSS- klachten en haar traumaklachten heeft aangeboden. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd aangegeven dat de behandeling vanwege de complexe problematiek bij cliënte niet optimaal van de grond is gekomen maar dat de behandeling wel is gegeven. Voorts heeft de zorgaanbieder gesteld dat cliënte zelf ook heeft aangegeven dat zij intensieve traumabehandeling te stressvol vindt en in een eventuele volgende kliniek ook geen behandelcontact met nieuwe behandelaren/begeleiders meer wil opbouwen.
Op basis van de door de partijen overgelegde stukken kan de commissie in redelijkheid niet tot het oordeel komen dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam hulpverlener in dezelfde omstandigheid zou hebben gehandeld. De commissie verklaart de klachten ongegrond.
Nu de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst, komt aan cliënte geen aanspraak op schadevergoeding toe. De door haar verlangde vergoeding zal worden afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
– verklaart cliënte niet ontvankelijk in haar klachten die betrekking hebben op de periode dat cliënte met een rechterlijke machtiging is opgenomen in de instelling;
– verklaart de overige klachten ongegrond;
– wijst al het gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Knap (psychiater), de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 6 december 2021.