Commissie: Tuchtcommissie NIVRE
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid / Bevoegdheid commissie
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bevoegdverklaringontvankelijkverklaring
Uitkomst: bevoegdontvankelijk
Referentiecode:
222681/242848
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak betreft een geschil tussen klager en beklaagde over de kwaliteit van de overeenkomst tot behartiging van de belangen van klager in een letselschadekwestie. De beklaagde is van mening dat de commissie niet bevoegd is nu de contractant van klager niet is ingeschreven in het NIVRE-register en de klacht slechts voortkomt uit een overeenkomst. Daarnaast doet de beklaagde een beroep op niet-ontvankelijkheid van de klager vanwege het niet kenbaar maken van de klacht aan de beklaagde en het niet binnen de termijn indienen van de klacht aan het klachtenloket.
Wat is de beslissing?
Volgens de commissie sluit het reglement niet uit dat een klacht kan worden behandeld die voortvloeit uit een overeenkomst. Ook is uit de stukken voldoende duidelijk dat de klager zich richt tot de beklaagde in persoon en niet de vennootschap. Hieruit volgt dat de commissie bevoegd is om de klacht te behandelen. Ook de niet-ontvankelijkheid verweren van beklaagde gaan niet op. Uit de stukken blijkt dat de klager aan de gewezen termijnen heeft voldaan voor het indienen van de klacht.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen omdat de commissie eerst dient te beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van de klacht van klager en of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 3 lid 2 van het reglement Tuchtcommissie NIVRE heeft de beoordeling plaatsgevonden door de voorzitter van de commissie in het bijzijn van de secretaris. De voorzitter heeft op 22 februari 2024 een voorbeslissing genomen inzake de bevoegdheid van de commissie en de ontvankelijkheid van klager.
Onderwerp van het geschil
Klager heeft ten gevolge van een ongeval met ernstig letsel rechtshulp gezocht bij beklaagde. Klager stelt dat de kwaliteit van de geboden rechtshulp dermate slecht was, dat hiermee door beklaagde in strijd met de NIVRE-gedragsregels (artikelen 5 en 6 en is strijd met de artikelen 2 en 3 van het reglement Nationaal Keurmerk Letselschade) is gehandeld.
Beoordeling van het geschil
Samengevat leest de voorzitter van de commissie het verweer van beklaagde ten aanzien van het beroep van onbevoegdheid als volgt.
– De klacht behelst de uitvoering van een overeenkomst tot behartiging van de belangen van klager in een letselschadekwestie.
– De overeenkomst is aangegaan met [beklaagde], een zelfstandig rechtspersoon en niet ingeschreven in het register van de Stichting Nederlands Instituut van Register- Experts, oftewel het NIVRE. Beklaagde is werkzaam bij de vennootschap, maar kan daarmee niet vereenzelvigd worden.
Beklaagde acht de commissie niet bevoegd kennis te nemen van de voorgelegde klachten, nu [beklaagde], de contractant van klager, niet is ingeschreven in het NIVRE-register en klachtbehandeling derhalve buiten de taakstelling van deze commissie valt.
Daarnaast doet beklaagde een beroep op niet-ontvankelijkheid. Klager is op grond van artikel 5 lid 1 van het reglement van de Tuchtcommissie NIVRE niet-ontvankelijk in zijn klacht, omdat klager nooit zijn ongenoegen aan beklaagde in persoon, tevens NIVRE-geregistreerde, kenbaar heeft gemaakt. Hij heeft zich enkel bij het uiten van zijn ongenoegen tot de vennootschap gericht.
Bovendien is klager niet-ontvankelijk in zijn klacht op grond van artikel 5 lid 3 van het reglement van de Tuchtcommissie NIVRE, omdat hij verzuimd heeft binnen drie maanden, na tijdige reactie van beklaagde, zijn klachten voor te leggen aan het klachtenloket NIVRE.
Bevoegdheidsverweer: klachten komen voort uit overeenkomst
Op grond van artikel 3 lid 1 van het reglement Tuchtcommissie NIVRE heeft de commissie tot taak klachten te behandelen over het handelen en/of nalaten van een beklaagde ten tijde van diens NIVRE-registratie of inschrijving in de Kamer van het NIVRE, dat mogelijk in strijd is met de gedragscode en/of Statuten en/of Reglementen van het NIVRE en/of met hetgeen overigens bij een goede beroepsuitoefening door de beklaagde betamelijk is.
Deze toetsingsgronden staan er niet aan in de weg klachten te behandelen die voortvloeien uit een overeenkomst. Het reglement zelf geeft nergens blijk van het uitsluiten van klachten voortvloeiend uit een contractuele relatie. De reikwijdte van het werkterrein van de Tuchtcommissie NIVRE is immers groter, namelijk al het handelen en/of nalaten in strijd met gedragscodes, statuten en reglementen of dit nu uit een contract voortvloeit of niet.
Er is dan ook geen aanleiding de bevoegdheid van de commissie te beperken tot buitencontractuele klachten.
Bevoegdheidsverweer: overeenkomst gesloten met een vennootschap, niet NIVRE-geregistreerd en ook alleen bij vennootschap geklaagd
Voorts dient te worden nagegaan of de beklaagde tegen wie een klacht is neergelegd bij de Tuchtcommissie NIVRE een beklaagde is in de zin van artikel 1 van het reglement NIVRE. Beklaagde stelt immers dat klager de klacht tegen een bedrijf heeft ingediend, waar hij werkzaam is. Nu de commissie op grond van artikel 3 lid 1 van haar reglement enkel bevoegd is kennis te nemen van een klacht wanneer deze het handelen of nalaten van een beklaagde betreft ten tijde van diens NIVRE-registratie, betreft dit verweer de vraag of deze klacht wel tot het werkterrein van de Tuchtcommissie NIVRE behoort.
Klager heeft naar aanleiding van het voornoemde verweer het volgende aangevoerd. Klager bedoelt met beklaagde de beklaagde in persoon als NIVRE-geregistreerde [beklaagde] én het NKL-lid [beklaagde].
Op de thans voorhanden zijnde stukken is voldoende komen vast te staan dat de klacht van klager is gericht tegen de heer [beklaagde] in persoon. In de klachtomschrijving op het vragenformulier, waarmee de klacht is ingediend bij de Tuchtcommissie NIVRE, is te lezen dat de klacht is gericht tegen hem in persoon, tegen het door hem overschrijden van de NIVRE-gedragsregels.
Bovenaan het vragenformulier staat vermeld dat de klacht is gericht tegen de heer [beklaagde], onder vermelding van zijn NIVRE-registratienummer. Zowel uit het eerste klachtbericht d.d. 28 maart 2023 aan beklaagde als ook uit de overige correspondentie van klager aan beklaagde blijkt dat alle berichten zijn gericht ‘ter attentie van’ de heer [beklaagde]. Verder kan als voorbeeld gelden de email van klager van 23 augustus 2023 (bijlage 2 bij de eerste klachtbrief van 4 juli 2023) waarin klager aan beklaagde in persoon schrijft dat hij niet meer bevoegd is om namens klager op te treden. Ook bijlagen 5 en 6, bij de door klager ingediende klachtbrief het klachtenloket NIVRE van 4 juli 2023, geven er blijk van dat klager de heer [beklaagde] in persoon aanspreekt en niet de vennootschap, het schadeletselbedrijf.
Niet alleen blijkt uit het voorgaande dat de klacht bij de Tuchtcommissie is ingediend tegen de heer [beklaagde] in persoon, maar ook dat klager daarvóór reeds een klaagschrift bij hem in persoon heeft ingediend, dus dat de klacht daadwerkelijk [beklaagde] in persoon betreft en de klacht tegen hem is ingediend.
Op grond van de voornoemde feiten is de commissie bevoegd kennis te nemen van deze zaak. Nu de stukken tevens voldoende blijk geven van een door klager ingediend klaagschrift bij beklaagde in persoon, kan klager tevens worden ontvangen in zijn klacht op grond van artikel 5 lid 1 van het reglement. Immers, ontegenzeggelijk is komen vast te staan dat de klacht tegen beklaagde in persoon is gericht en dat voor het verweer van beklaagde dat klager nooit zijn ongenoegen aan beklaagde in persoon heeft kenbaar gemaakt (enkel aan de vennootschap) geen aanknopingspunten in de stukken te vinden zijn.
Nu beklaagde in persoon als NIVRE-deskundige aangesproken kan worden, ligt niet meer ter beoordeling voor of de vennootschap als NKL-geregistreerde (Nationaal Keurmerk Letselschade) op grond van artikel 4.2.1. van het NKL-reglement binnen het werkterrein van de Tuchtcommissie NIVRE valt.
In het verlengde hiervan heeft beklaagde in het verweerschrift opgemerkt dat klager niet op de juiste wijze zijn klacht heeft neergelegd bij beklaagde en/of de vennootschap. De regelgeving hieromtrent is zo divers en complex, dat om een klacht volgens de regels in te dienen er adequate informatie beschikbaar moet zijn voor klager. Deze informatie had door beklaagde in persoon dan wel door de vennootschap aan de klager beschikbaar moeten worden gesteld. Nu daarvan niet is gebleken, valt klager geen verwijt te maken van het niet geheel bewandelen van de juiste weg. Informatieverstrekking van de zijde van beklaagde die te wensen overlaat, mag niet resulteren in niet-ontvankelijkheid van klager in zijn klacht.
Tenslotte stelt beklaagde dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht op grond van artikel 5 lid 3 van het reglement van de Tuchtcommissie NIVRE, omdat klager verzuimd heeft binnen drie maanden, na tijdige reactie van beklaagde, zijn klachten voor te leggen aan het klachtenloket NIVRE. Dit verweer wordt verworpen. Op grond van de aanwezige stukken blijkt dat beklaagde d.d. 5 april 2023 op het klachtschrift van klager heeft gereageerd. Indien daarmee de klacht niet is opgelost, heeft klager drie maanden de tijd zijn klacht in te dienen bij het Klachtenloket NIVRE. Nu klager op 4 juli 2023 bewijsbaar heeft geklaagd bij het Klachtenloket, door hiervan een bevestiging te ontvangen d.d. 4 juli 2023, staat vast dat klager de klacht tijdig bij het Klachtenloket heeft ingediend. In het verweerschrift wordt overigens ook niet ontkend dat klager bij brief d.d. 4 juli 2023 zijn klacht heeft ingediend bij het Klachtenloket, enkel worden vraagtekens gesteld bij de feitelijke ontvangstdatum.
Op grond van het voorgaande is de commissie bevoegd inhoudelijk kennis te nemen van de klachten en kan klager ontvangen worden in zijn klachten. De commissie kan dan ook overgaan tot inhoudelijke behandeling van de klachten.
Partijen zullen door het secretariaat van de commissie worden uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van deze klacht door de commissie. Beklaagde is op grond van artikel 9 lid 2 van het reglement van de commissie verplicht in persoon ter zitting te verschijnen, waaraan digitale aanwezigheid gelijk is gesteld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De voorzitter oordeelt de commissie bevoegd onderhavige klacht in behandeling te nemen en verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door de voorzitter van de Tuchtcommissie NIVRE, mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 22 februari 2024