Bepaling in algemene voorwaarden met betrekking tot mogelijkheid tot tussentijdse tariefwijziging niet onredelijk bezwarend

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: TEL02-0727

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft tariefwijzigingen door de ondernemer respectievelijk de vraag of er een wezenlijke contractswijziging heeft plaatsgevonden.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 19 juli 2002 ontving de consument van de ondernemer een brief met daarin de mededeling dat per 1 september 2002 [het abonnement] automatisch werd omgezet naar [een ander abonnement]. In deze brief worden volgens de consument een aantal zogenaamde voordelen genoemd. Deze voordelen zijn voor de consument echter verwaarloosbaar, omdat hij al sinds het begin van zijn abonnementsperiode gebruik maakt van een aantal van de door de ondernemer genoemde “nieuwe” voordelen. In plaats van voordelen wordt de consument door deze omzetting juist enorm benadeeld. Het probleem van de structuur van het nieuwe abonnement is de verrekening van de kosten per beleenheid.   De consument gaat met deze gang van zaken absoluut niet akkoord. In de algemene voorwaarden van de ondernemer staat in artikel 4.2 dat de ondernemer het recht heeft om de gehanteerde tarieven van tijd tot tijd te wijzigen. Het gaat volgens de consument echter niet om een tariefswijziging, maar om een abonnementswijziging (aanbieding van een compleet ander product) met zeer nadelige gevolgen voor de klant. Bovendien wordt dit volgens de consument ook nog eens automatisch – en dus zonder enig overleg met de klant – eenzijdig beslist.   De consument verlangt dat de ondernemer de omzetting niet uitvoert en dat de huidige abonnementsvorm gehandhaafd blijft. Verder eist de consument van de ondernemer een schadevergoeding van € 50,– voor de overlast die hij heeft gehad door de onrechtmatige maatregel van de ondernemer.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Het gaat volgens de ondernemer in het onderhavige geval om een tariefswijziging waartoe hij volgens artikel 4.2 van de Algemene Voorwaarden bevoegd is. De ondernemer heeft zijn klanten tijdig op de hoogte gebracht van de geplande wijziging en heeft zijn klanten de mogelijkheid geboden het abonnement met onmiddellijke ingang op te zeggen, indien zij zich niet konden verenigen met de wijziging. Hiermee heeft de ondernemer naar zijn mening zorgvuldig en toelaatbaar gehandeld. De consument heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt, hetgeen voor zijn eigen rekening dient te komen.   Er is geen sprake van opzegging van het abonnement door de ondernemer. De consument behoudt immers zijn aansluitingen en kan hierdoor nog steeds bellen en gebeld worden. Wel is er sprake van een tariefswijziging, zoals reeds is aangegeven. Geen wijziging is gebracht in de termijn van de tussen de consument en de ondernemer overeengekomen contracten. De contracten van de consument zijn in beginsel afgesloten voor de duur van 1 jaar en zijn nadien conform artikel 8.2 van de Algemene Voorwaarden voor onbepaalde tijd verlengd. Opzegging heeft tot op heden niet plaatsgevonden, waardoor het contract nog steeds voor onbepaalde duur doorloopt.   De tariefswijziging bestaat deels uit een tariefsverlaging en deels uit een tariefsverhoging. Het bellen naar andere klanten van de ondernemer en het vaste netwerk is goedkoper geworden, zodat de tarievenwijziging voor sommige klanten van de ondernemer een voordeel heeft opgeleverd. Daarnaast is het bellen naar andere mobiele netwerken duurder geworden. Het hangt dus geheel af van het belgedrag van de klant of de tariefswijziging ook daadwerkelijk een verhoging van de maandelijkse factuur met zich zal brengen. De ondernemer kan door de verscheidenheid in het belgedrag van zijn klanten niet voorkomen, dat voor sommige daarvan de tarievenwijziging nadelig uitpakt. Het kan echter niet zo zijn, dat de ondernemer hierdoor nooit gerechtigd zou zijn de tarieven te wijzigen en/of voor de gevolgen daarvan aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Voor alle producten en diensten in de markt geldt, dat deze onderhevig zijn aan prijsschommelingen en dat is niet anders voor de mobiele diensten.   De ondernemer is de consument geheel onverplicht reeds op 6 oktober 2002 tegemoet gekomen in de gevolgen van de tariefswijziging. De ondernemer heeft de consument toen aangeboden dat hij bij voortzetting van het abonnement drie belbundels gratis zou ontvangen. De consument heeft dit aanbod echter afgeslagen. De ondernemer wijst verder de door de consument verlangde schadevergoeding af. De ondernemer heeft het recht zijn tarieven te wijzigen, mits de klant in de gelegenheid wordt gesteld zijn abonnement op te zeggen. Daaraan werd voldaan.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Tussen partijen vormt geen geschilpunt, dat op hun rechtsverhouding algemene voorwaarden toepasselijk zijn. Partijen zijn het er ook over eens, dat deze voorwaarden de ondernemer de bevoegdheid geven om de door hem gehanteerde tarieven van tijd tot tijd te wijzigen. De tekst van deze bepaling (artikel 4.2) luidt: “[de ondernemer] heeft het recht de door haar gehanteerde tarieven van tijd tot tijd te wijzigen. [De ondernemer] zal haar klanten steeds tijdig op de hoogte stellen van eventuele wijzigingen in haar tarieven. De ondernemer zal dat doen door bijvoorbeeld mailings, advertenties, vermelding op haar website, databerichten of facturen. Wanneer de klant op de hoogte gebracht wil worden van de (regelmatig wijzigende) tarieven voor roaming dient hij contact op te nemen met de klantenservice van [de ondernemer] of de website van [de ondernemer] te raadplegen”.   Het draait in dit geschil naar het oordeel van de commissie allereerst om de stelling van de consument, dat de ondernemer aan artikel 4.2 van de Algemene Voorwaarden niet de bevoegdheid kan ontlenen om eenzijdig – zonder toestemming van de consument – wijzigingen in lopende contracten aan te brengen. Deze stelling van de consument kan naar het oordeel van de commissie geen doel treffen. Voormeld artikel 4.2 is naar het oordeel van de commissie nu juist geschreven met het oog op tussentijdse tariefwijzigingen. Tijdens de zitting bleef evenwel onduidelijk of aan de consument ook de mogelijkheid is geboden om het contract met onmiddellijke ingang te beëindigen, indien hij het met een dergelijke tussentijdse wijziging niet eens kon zijn.   Ter zitting werd door de consument sterk benadrukt, dat hij de onderhavige zaak als zeer principieel beschouwt en dat hij ook om die reden nog eens zou willen nagaan of de ondernemer hem nu wel of niet de mogelijkheid heeft geboden (en op welke wijze: telefonisch of schriftelijk) het contract met onmiddellijke ingang te beëindigen. Hierna zal in het dictum worden opgenomen, dat de commissie deze gelegenheid aan de consument zal bieden.   Verder bleek ter zitting dat de ondernemer niet onmiddellijk en duidelijk de inhoud en strekking voor ogen stond van de indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt (met name gaat het in casu om het onder j genoemde beding en de toelichting daarop) en welke lijst als bijlage werd gevoegd aan de Richtlijn 93/13/EG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De ondernemer hechtte eraan zich over deze lijst en met name over het beding onder j nader te kunnen uitlaten.   De commissie overweegt reeds thans, dat naar haar oordeel een bepaling zoals geformuleerd in artikel 4.2 van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer in het onderhavige geval niet valt onder de zogenoemde zwarte bedingen van artikel 6:236 onder i van het Burgerlijk Wetboek. Deze wettelijke bepaling komt erop neer, dat een beding in algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt, indien de gebruiker de bevoegdheid heeft de door hem bedongen prijs binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst te verhogen, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden.   De commissie noemt verder de hiervoor reeds ter sprake gebrachte indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt, welke lijst is opgenomen als bijlage bij de Richtlijn 93/13/EG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Met name moet hier – zoals eveneens eerder gesteld – worden gedacht aan de bepaling onder j, ertoe strekkende dat een beding als oneerlijk moet worden aangemerkt wanneer dit de verkoper machtigt zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen. Deze bepaling staat volgens de toelichting niet in de weg aan bedingen waarbij de verkoper zich het recht voorbehoudt de voorwaarden van een overeenkomst voor onbepaalde tijd eenzijdig te wijzigen, mits hij verplicht is de consument daarvan redelijke tijd vooraf in kennis te stellen en het de laatste vrijstaat de overeenkomst te ontbinden.   Verder komt het de commissie voor, dat in het onderhavige geval ook aandacht dient te bestaan voor het feit, dat blijkens het eerste lid van artikel 24 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (BOHT: Besluit van 10 november 1998, Staatsblad  998, 639) aanbieders van een vast openbaar telefoonnetwerk, van een mobiel openbaar telefoonnetwerk, van een vaste openbare telefoondienst of van een mobiele openbare telefoondienst op genoegzame wijze informatie bekend moeten maken betreffende de voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van die telefoonnetwerken en telefoondiensten. Van die informatie maakt volgens deze bepaling in ieder geval deel uit informatie over: a) de tarieven; b) de algemene voorwaarden die deze aanbieders hanteren; c) de minimale periode waarvoor een overeenkomst kan worden aangegaan en d) de voorwaarden voor vernieuwing van overeenkomsten. Volgens het tweede lid van artikel 24 is artikel 11 BOHT van overeenkomstige toepassing op het eerste lid. Dit betekent dat de bedoelde aanbieders van de wijze van bekendmaking mededeling behoren te doen in de Staatscourant.   De ondernemer kan in dit geval wellicht nog eens aandacht schenken aan de vraag of de consument op rechtens genoegzame wijze van de tariefwijzigingen op de hoogte werd gebracht. Bij de uitleg van het begrip “op genoegzame wijze bekend maken” kan een rol spelen hetgeen is geformuleerd in de “Richtsnoeren artikel 24 BOHT” van OPTA, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 2001, nr. 70, pagina 26. In artikel 14 van deze richtsnoeren is opgenomen, dat eindgebruikers in beginsel op individuele basis in kennis behoren te worden gesteld over de informatie ex artikel 24 BOHT. In beginsel, want het informeren van bijvoorbeeld afnemers van mobiele pre-paid diensten zal niet altijd mogelijk zijn, omdat de aanbieders niet altijd beschikken over de adresgegevens van deze afnemers. In dat geval ligt volgens de OPTA het informeren van eindgebruikers over deze informatie op een meer algemene wijze voor de hand, afgestemd op de in hun belang getroffen doelgroep.   Onder punt 17 van de voormelde richtsnoeren worden aspecten opgesomd, die behoren te worden meegewogen bij de beoordeling of de informatie “op genoegzame wijze” kenbaar is gemaakt. Genoemd worden: a) eindgebruikers kunnen telefonisch informatie opvragen, welke op verzoek kosteloos wordt toegestuurd of telefonisch verstrekt, b) wijzigingen worden bekend gemaakt op of bij de factuur, via een mailing of door middel van een verspreidingsvorm, waarmee een zo groot mogelijk publiek wordt bereikt; eindgebruikers, of een deel daarvan, kunnen op de hoogte worden gesteld via bijvoorbeeld communicatiemiddelen als sms, e-mail of websites en c) een wijziging dient een redelijke termijn voordat deze ingaat bekend worden gemaakt; in het algemeen zal een termijn van twee weken toereikend kunnen zijn, maar afhankelijkheid van de ingrijpendheid van de wijziging kan in concrete gevallen een andere termijn wellicht de voorkeur verdienen.   Nu beide partijen de onderhavige zaak als principieel hebben aangemerkt lijkt het de commissie aanbevelenswaardig dat partijen zij zich over de voorgaande aspecten nader uitlaten.   De commissie zal iedere verdere beslissing aanhouden, dus ook de vraag of in het onderhavige geval na de tariefwijziging door de ondernemer sprake zou zijn van – in de bewoordingen van de consument – het aanbieden van een geheel ander product.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie stelt partijen in de gelegenheid zich nader uit te laten over de juridische aspecten die hiervoor aan de orde werden gesteld. De consument zal meer in het bijzonder in elk geval de commissie nadere mededelingen doen over hoe de stand van zaken naar zijn mening is geweest betreffende de mogelijkheid om het contract na de tariefwijzigingen al of niet met onmiddellijke ingang op te zeggen. De ondernemer zal zich met name nader gedetailleerd uitlaten over de juridische aspecten die hiervoor werden genoemd en die ook ter zitting ter sprake zijn gekomen. In elk geval zal de ondernemer – zoals door hem uitdrukkelijk gewenst – specifiek en gedetailleerd ingaan op de inhoud en strekking van Richtlijn 93/13/EG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.   Bepaalt dat partijen binnen drie weken na verzending van dit bindend advies schriftelijk naar de commissie zullen reageren. Aan partijen zal desgewenst de gelegenheid worden geboden binnen 14 dagen op elkaars nadere stukken te reageren. Vervolgens zal het secretariaat bevorderen dat deze zaak weer zo spoedig mogelijk ter zitting kan worden gebracht.   De commissie zal de zaak op een volgende zitting verder afdoen buiten aanwezigheid van partijen, tenzij een van de partijen het bijwonen van de zitting wenselijk of noodzakelijk acht, dit dient dan tijdig en expliciet kenbaar te worden gemaakt.   De commissie houdt iedere verdere beslissing aan.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 6 maart 2003.