Beschermd wonen niet automatisch verbonden aan DUUP-subsidie, wensgemeente bepalend

  • Home >>
  • Zorg >>
De Geschillencommissie




Commissie: Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en ToegangZorg    Categorie: beschermd wonen    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 270452/464985

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil gaat over welke gemeente verantwoordelijk is voor de financiering van beschermd wonen voor een cliënt. Gemeente (indiener) stelt dat gemeente (verweerder) verantwoordelijk is, omdat de cliënt via een DUUP-subsidie vanuit gemeente indiener bij een zorgaanbieder in de gemeente van verweerder is geplaatst. Gemeente verweerder stelt dat beschermd wonen losstaat van de DUUP-subsidie en dat de wensgemeente van de cliënt, gemeente verweerder, verantwoordelijk is. De commissie oordeelt dat de wensgemeente leidend is volgens de Wmo 2015 en beleidsregels. De klacht van gemeente indiener wordt ongegrond verklaard en de kosten na afloop van de DUUP-subsidie moeten door gemeente indiener worden gedragen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag welke gemeente verantwoordelijk is voor de financiering van beschermd wonen voor een cliënt.

Standpunt van de indiener
Een cliënt afkomstig uit de regio [naam regio B] is op 1 augustus 2023 opgenomen bij een veilige locatie in gemeente [naam gemeente A] op basis van DUUP-subsidie vanuit de gemeente [naam gemeente B].

De cliënt heeft een melding voor beschermd wonen bij de gemeente [naam gemeente B] gedaan en het (naam organisatie voor centrale toegang in regio B) heeft hierop een indicatieonderzoek gestart. De indiener is met [naam organisatie voor centrale toegang in regio B] van mening dat sprake is van de noodzaak tot beschermd wonen. [Naam organisatie voor centrale toegang in regio B] concludeerde verder dat het onderzoek naar deze cliënt niet bij [naam organisatie voor centrale toegang in regio B] thuishoort maar bij de centrumgemeente [naam gemeente C]. Volgens [naam organisatie voor centrale toegang in regio B] dient centrumgemeente [naam gemeente C] de indicatiestelling te doen.

De indiener is van mening dat de verweerder verantwoordelijk is voor de kosten voor beschermd wonen, nu:
1. De cliënt afkomstig is uit regio [naam regio B];
2. De cliënt door de verweerder op basis van DUUP-subsidie bij zorgaanbieder [naam] is geplaatst.

Standpunt van de verweerder
De verweerder is van mening dat de indiener dan wel centrumgemeente [naam gemeente C] verantwoordelijk is voor de regievoering en indicatie in deze casus op basis van de Handreiking en beleidsregels landelijke toegang beschermd wonen.

Volgens de verweerder betekent bovenregionale plaatsing op basis van de DUUP-subsidie niet direct dat ook beschermd wonen nodig is voor een cliënt. De verweerder heeft de betrokken zorgaanbieder in [naam gemeente A] gecontracteerd om met DUUP-subsidie mensen te ondersteunen die uit de prostitutie willen stappen. Deze organisatie heeft de mogelijkheid een cliënt te plaatsen in een verblijfsetting voor maximaal drie maanden. Na deze drie maanden kan nadere begeleiding op basis van de Wmo nodig zijn. Dit kan beschermd wonen betreffen, maar ook ambulante ondersteuning vanuit een maatwerkvoorziening.

Bij een aanmelding bij centrumgemeente [naam gemeente B] voor beschermd wonen wordt onderzoek gedaan naar de zorgbehoefte van de cliënt. Uit dit onderzoek komt naar voren dat centrumgemeente [naam gemeente C] door deze cliënt als wensgemeente wordt aangemerkt en dat betekent dat deze gemeente ook verantwoordelijk is voor de regievoering en het onderzoek in deze casus.

Op 1 augustus 2023 is er bij [naam organisatie voor centrale toegang in regio B] een aanvraag gedaan door de betreffende zorgaanbieder voor beschermd wonen. Uit het onderzoek dat volgt blijkt dat betreffende cliënt beschermd wonen nodig heeft na afronding van het traject vanuit de DUUP-subsidie. Dit heeft niet geleid tot een daadwerkelijke indicatie omdat bleek dat het niet wenselijk is dat client vanwege de eigen veiligheid terug kan keren naar de regio [naam regio B] en dat de wensgemeente [naam gemeente A] dan wel centrumgemeente [naam gemeente C] is.

Beoordeling door de commissie
Welk kader is van toepassing?
De cliënt is geplaatst in de gemeente [naam gemeente A]] op grond van de subsidieregeling Decentrale Uitkering Uitstapprogramma’s Prostituees (DUUP), die wordt uitgevoerd door de gemeente [naam gemeente B]. Na afloop van deze plaatsing is zowel gemeente [naam gemeente A]] als [naam organisatie voor centrale toegang in regio B] van mening dat beschermd wonen voor deze cliënt de passende vervolgstap is. Tussen partijen in het geding is de vraag welke gemeente verantwoordelijk is voor de financiering van het beschermd wonen. Volgens de indiener ligt dit bij de verweerder, nu de cliënt afkomstig is uit de gemeente van de verweerder en de verweerder de plaatsing op grond van de DUUP-subsidie heeft uitgevoerd. De verweerder heeft aangevoerd dat beschermd wonen geen direct verband houdt met plaatsing op basis van DUUP-subsidie en dat de wensgemeente van de cliënt de gemeente van de indiener betreft.

Met de verweerder is de commissie van mening dat beschermd wonen een ander wettelijk en financieel kader kent dan plaatsing op grond van DUUP-subsidie. Dat de verweerder de plaatsing op grond van de DUUP-subsidie heeft uitgevoerd betekent niet direct dat de plaatsing op basis van beschermd wonen ook door de verweerder gefinancierd dient te worden.

Welke gemeente verantwoordelijk is voor de bekostiging van beschermd wonen dient dan ook afzonderlijk getoetst te worden aan de hand van de Handreiking en beleidsregels Landelijke toegang beschermd wonen.

Wensgemeente
Uit artikel 1.2.1 sub b van de Wmo 2015 blijkt dat ten aanzien van beschermd wonen de wensgemeente van de cliënt leidend is in de vraag door welke gemeente het beschermd wonen uitgevoerd dient te worden. Ditzelfde volgt ook uit artikel 12 van de Handreiking en beleidsregels Landelijke toegang beschermd wonen. In dit geval is de wensgemeente van de cliënt – zoals beide partijen ter zitting ook hebben bevestigd – gemeente [naam gemeente A] dan wel centrumgemeente [naam gemeente C. Naar het oordeel van de commissie is de klacht van de indiener dan ook ongegrond. Dit betekent dat de indiener met terugwerkende kracht de kosten dient te betalen die zijn gemaakt voor de begeleiding van de cliënt na afloop van de DUUP-subsidie door de zorgaanbieder in [naam gemeente A].

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de indiener ongegrond;
– bepaalt dat de indiener de kosten dient te betalen die na afloop van de DUUP-subsidie zijn gemaakt voor de begeleiding van de cliënt.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang, bestaande uit de heer mr. P.L. Alers, voorzitter, mevrouw E. Liefaard, de heer mr. dr. B. Wallage, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 25 november 2024.