Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
30552/36557
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is tijdens zijn behandeling bij de zorgaanbieder verliefd geworden op zijn behandelaar. De behandeling is toen overgenomen door een andere behandelaar. De cliënt stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om een afrondend en oplossingsgericht gesprek te hebben met zijn behandelaar. Volgens de zorgaanbieder heeft de behandelaar van de cliënt aangegeven dat zij in verband met herstel van een ziekte professioneel niet in staat was om een afrondend gesprek met de cliënt te voeren, daartoe is zij ook niet verplicht. Volgens de commissie kan er niet van de behandelaar worden verwacht dat zij een afrondend gesprek met de cliënt zou aangaan. Gezien de verliefdheid van de cliënt is het dan ook logisch dat de behandelaar afstand neemt en de behandelverantwoordelijkheid overdraagt. De cliënt moet dit respecteren. Daarnaast zijn er door de zorgaanbieder andere mogelijkheden geboden om de klacht op te lossen. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder adequaat heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
Cliënt, wonende te [woonplaats],
en
Bosman GGz B.V., gevestigd te Amersfoort, (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
In verband met de coronacrisis heeft het bureau van de commissie bij brief van 23 juni 2020 aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft geen van partijen aangegeven toch prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Vervolgens zijn partijen schriftelijk geïnformeerd over de datum waarop de commissie zal beslissen over het geschil, namelijk op 13 november 2020.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft – en spitst zich toe op – het feit dat de zorgaanbieder cliënt desgevraagd niet in de gelegenheid heeft gesteld een afrondend en oplossingsgericht gesprek te hebben met zijn behandelaar op wie cliënt verliefd was geworden.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, daaronder begrepen de nagekomen stukken die de commissie op 6 november 2020 heeft ontvangen. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt is bij de zorgaanbieder in behandeling geweest en tijdens die behandeling is hij verliefd geworden op zijn behandelaar. De behandelaar noch haar leidinggevende hebben het protocol geactiveerd. Cliënt heeft bij de zorgaanbieder zijn beklag gedaan over signalen van de behandelaar, maar werd zonder wederhoor en uitleg door de zorgaanbieder aan de kant gezet. Client stelt ernstig ontregeld en agressief te zijn en vertrouwensproblemen te hebben. Hij slaapt al maanden erg slecht en functioneert niet meer zoals hij zou moeten functioneren. Alle verzoeken van cliënt om tot een oplossing te komen zijn zonder opgaaf van redenen geweigerd. De regiebehandelaar heeft toegegeven dat er fouten zijn gemaakt maar desondanks bleef zij een oplossing tegenhouden. Cliënt vindt dat hij moedwillig is gesloopt door de mensen bij wie hij veilig zou moeten zijn. Volgens cliënt heeft hij tal van keren voorgesteld om de zaak uit te praten, maar elke oplossing is geweigerd. Cliënt verzoekt de commissie hem een schadevergoeding van € 10.000,– toe te kennen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt is tijdens zijn behandeltraject bij de zorgaanbieder verliefd geworden op zijn vrouwelijke behandelaar. Het behandeltraject van cliënt is volgens planning verlopen en naderde zijn einde. Omdat de behandelaar had aangegeven onder die omstandigheid professioneel geen behandelverantwoordelijkheid te kunnen dragen, is het inhoudelijk gedeelte van de behandeling overgenomen door de regiebehandelaar, De afrondende gesprekken met de regiebehandelaar verliepen voor cliënt op een ongewenste wijze, waarop cliënt heeft besloten een klacht in te dienen.
Centraal in de klacht staat de eis van cliënt een afrondend gesprek te hebben met zijn behandelaar. Overige gesprekken dienden volgens cliënt geen doel als er niet ook een gesprek met de behandelaar zou plaatsvinden. De behandelaar was herstellende van een ziekte en had in verband daarmee aangegeven dat het haar niet lukte om op een professionele wijze een gesprek te voeren. Gedurende de daaropvolgende periode werd in diverse gesprekken tussen cliënt en de klachtenfunctionaris gezocht naar een mogelijkheid om de klacht op een andere, voor cliënt meer bevredigende wijze, af te handelen. De zorgaanbieder heeft cliënt een kort psycho-educatief traject en een behandeltraject op maat aangeboden bij het Autisme Kenniscentrum in de hoop dat cliënt de behandeling met een meer positieve ervaring bij de zorgaanbieder zou kunnen afsluiten. De regiebehandelaar heeft cliënt samen met psychiater en de huisarts van cliënt ondersteund bij de verwijzing naar een GGZ-instelling, die naar de mening van zowel de regiebehandelaar als de huisarts het beste aanbod zou kunnen realiseren om cliënt verder te ondersteunen bij zijn klachten.
Naar aanleiding van een hernieuwd verzoek van cliënt, waarin hij aangaf de externe klacht tegen de behandelaar in te trekken indien er alsnog op enig moment een afrondend gesprek zou komen, heeft er in juni 2020 nog een gesprek plaatsgevonden tussen de klachtenfunctionaris, de regiebehandelaar en de behandelaar. De behandelaar wilde over dat verzoek nadenken, ook omdat zij deze kwestie goed wilde afronden en begaan was met de situatie van cliënt. De behandelaar heeft toch besloten af te zien van dit gesprek, omdat zij van haar ziekte nog maar beperkt hersteld was, waardoor het haar professioneel nog niet lukte een afspraak voor zo’n gesprek te maken of toezeggingen te doen over een dergelijke afspraak op termijn. De zorgaanbieder heeft de behandelaar gesteund in die beslissing. Vervolgens heeft de zorgaanbieder besloten cliënt alsnog een gesprek aan te bieden in de hoop dat dit toch tot een oplossing zou kunnen leiden. De reden dat dit gesprek in een eerder stadium niet tot stand is gekomen, hield verband met de eis van cliënt dat er ook een gesprek met de behandelaar moest volgen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.
Vast staat dat cliënt tijdens zijn behandeling bij de zorgaanbieder verliefd is geworden op zijn behandelaar. Kennelijk is dit gebeurd toen die behandeling in de eindfase verkeerde. Het inhoudelijk gedeelte van de behandeling is vervolgens overgenomen door de regiebehandelaar. Cliënt heeft toen verzocht – en hij was vastbesloten in dat verzoek – om een afrondend gesprek met zijn behandelaar. De zorgaanbieder is in overleg getreden met de behandelaar, die aangaf dat zij zich daartoe in verband met ziekte niet in staat achtte. De zorgaanbieder heeft het verzoek van cliënt niet ingewilligd. De zorgaanbieder heeft ook een tweede verzoek van cliënt van dezelfde strekking niet ingewilligd, omdat de behandelaar zich nog niet voldoende hersteld voelde van haar ziekte om een gesprek met cliënt aan te gaan.
Overwogen wordt dat de cliënt geen gesprek met de behandelaar kan afdwingen reeds om de reden dat deze heeft aangegeven zich wegens ziekte daartoe niet in staat te achten respectievelijk onvoldoende hersteld te zijn van haar ziekte. Maar ook in het geval dat de behandelaar niet ziek zou zijn geweest, kan van haar in redelijkheid niet worden verlangd een dergelijk gesprek met de cliënt aan te gaan; laat staan dat de zorgaanbieder de behandelaar daartoe zou kunnen verplichten. De gevoelens van verliefdheid die bij de cliënt voor de behandelaar zijn ontstaan, zijn strijdig moet de professionele standaard waaraan de behandelaar is gebonden. Daarin past dat de behandelaar afstand neemt en de behandelverantwoordelijkheid overdraagt. Cliënt zal dit hebben te respecteren. De zorgaanbieder heeft naar alternatieve mogelijkheden gezocht om cliënt ten aanzien van de afhandeling van zijn klacht op een andere, voor hem wellicht meer bevredigende wijze tegemoet te komen. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder in deze op een adequate manier gehandeld en kan de stelling van cliënt dat elke oplossing is geweigerd geen stand houden.
Op grond van de voorgaande overwegingen komt de commissie tot de conclusie dat de klacht van cliënt ongegrond verklaard dient te worden.
Cliënt heeft om toekenning van een schadevergoeding verzocht. Voor toekenning daarvan is in de eerste plaats vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) of een toerekenbare onrechtmatige handeling. Hiervoor heeft de commissie overwogen dat zij de klacht van cliënt ongegrond acht. Daarmee is niet vastgesteld dan wel niet aannemelijk geworden dat de zorgaanbieder tegenover cliënt toerekenbaar is tekort geschoten noch toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. Nu niet voldaan is aan een van de vereisten voor toekenning van een schadevergoeding, dient het desbetreffende verzoek van cliënt afgewezen te worden.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van cliënt ongegrond;
– wijst het verzoek van cliënt tot toekenning van een schadevergoeding af.
Aldus beslist op 13 november 2020 door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.