Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
85189/103165
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder een ooglift laten uitvoeren, maar is niet tevreden met het resultaat. Ook had de cliënt na de ingreep veel bloedingen en blauwe plekken. Omdat de zorgaanbieder weigerde een aanvullende ingreep te doen, is de cliënt naar een ander gegaan. De cliënt eist een vergoeding voor de aanvullende ingreep bij een andere zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt dat de behandeling goed is uitgevoerd en dat er een duidelijke verbetering te zien is. De cliënt heeft de zorgaanbieder geen kans gegeven om de klacht te beoordelen en/of te herstellen en is op eigen initiatief naar een andere zorgaanbieder gegaan. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld. Dat de cliënt niet tevreden is met het resultaat is de zorgaanbieder niet aan te rekenen. De cliënt heeft de zorgaanbieder niet de mogelijkheid gegeven om de klacht op te lossen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]en
CosMed Kliniek B.V., gevestigd te Bosch en Duin
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) heeft bij voorbeslissing d.d. 16 september 2021 de cliënt ontvankelijk verklaard in zijn klacht.
De inhoud van deze voorbeslissing moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen: [naam], kwaliteitsmanager, en [naam], financieel directeur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de zorgverlening door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder een ooglift onder en boven laten uitvoeren.
Tijdens de intake zei de behandelend arts dat het vaker voorkomt dat hij nog een kleine tweede ingreep/ nacorrectie doet, omdat hij bij de (eerste) ingreep niet direct te veel spanning op het ooglid wil zetten. Na de ingreep had de cliënt enkele dagen nabloedingen en blauwe plekken.
Door corona werd de nacontrole uitgesteld tot vijf maanden na de ingreep. Tijdens de nacontrole heeft de cliënt aangegeven dat hij meer van de ingreep had verwacht en dat hij niet tevreden was met het resultaat. De cliënt heeft de behandelend arts gevraagd of er een aanvullende ingreep gedaan kon worden. De arts was hiertoe niet bereid, omdat dit volgens hem tot een onnatuurlijk resultaat/ Amerikaans effect zou leiden.
Vervolgens is de cliënt voor een second opinion naar een andere zorgaanbieder gegaan. Deze heeft een aanvullende ingreep verricht. Wat direct opviel, is dat de cliënt na de ingreep geen nabloedingen en blauwe plekken had. De cliënt is ook zeer tevreden met het door de andere zorgaanbieder bereikte resultaat.
De cliënt heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat hij – anders dan door hem aangegeven in het vragenformulier – de commissie verzoekt te bepalen dat de zorgaanbieder hem het bedrag van € 1.500,– vergoedt dat hij aan de andere zorgaanbieder heeft betaald voor de aanvullende ingreep.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat de boven- en onderooglidcorrectie wel goed is uitgevoerd; bij vergelijking van de voor- en na foto’s is een verbetering te zien. Nu er een ingreep met resultaat heeft plaatsgevonden, ziet de zorgaanbieder geen aanleiding voor vergoeding van de kosten die hij bij de andere zorgaanbieder heeft gemaakt voor een aanvullende ingreep.
De cliënt heeft de zorgaanbieder geen kans gegeven om de klacht te beoordelen en/of te herstellen en het is zijn eigen keuze geweest om zich bij een andere zorgaanbieder verder te laten behandelen. Ook daarom ziet de zorgaanbieder geen aanleiding voor de door de cliënt verzochte vergoeding.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
De overeenkomst die de cliënt en de zorgaanbieder met elkaar hebben gesloten, kan worden aangemerkt als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446, zoals opgenomen in boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de geneeskundige behandelings¬overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
De commissie staat dan ook voor de vraag of de behandelende arts al dan niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Daarbij dient wel het volgende in aanmerking te worden genomen. De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de behandelend arts) voortvloeit uit een geneeskundige behandelings-overeenkomst, wordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen, hetgeen in dit geval gesteld noch gebleken is – niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming in de nakoming van die verplichting kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Naar het oordeel van de commissie kan op basis van de overgelegde stukken niet worden geoordeeld dat de behandelend arts in deze niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Niet is komen vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen met betrekking tot de medische ingreep, of bij die inspanning een fout heeft gemaakt. De commissie is op grond van het medisch dossier, de gewisselde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de operatie niet onzorgvuldig is uitgevoerd. De cliënt heeft erkend dat er na de operatie verschil was te zien. Dat dit niet het door de cliënt gewenste resultaat was, rechtvaardigt – zoals hiervoor vermeld – niet de conclusie dat sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming van (de behandelend arts van) de zorgaanbieder.
Ook het feit dat door een andere zorgaanbieder een aanvullende ingreep is uitgevoerd, betekent niet dat de zorgaanbieder (toerekenbaar) is tekortgeschoten. Immers, vaststaat dat de cliënt na de nacontrole bij de behandelend arts geen verdere actie meer heeft ondernomen om de klacht onder de aandacht van de zorgaanbieder te brengen. De cliënt heeft in dit verband gesteld dat hij tijdens de nacontrole bij de behandelend arts een klacht heeft geuit. Hij verwijt de zorgaanbieder dat er daarna geen contact met hem is opgenomen. De zorgaanbieder heeft hiertegenover aangevoerd dat de behandelend arts de uitingen die hij tijdens de nacontrole heeft gedaan, niet heeft opgevat als klacht. Partijen zijn ieder voor zich dus een andere mening toegedaan. Wanneer de beleving van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenloopt en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de beleving van de cliënt niet gegrond worden bevonden.
De commissie is bovendien van oordeel dat het op de weg van de cliënt had gelegen om de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder te volgen. De stelling van de zorgaanbieder dat de klachtenregeling (door de consulente) aan de cliënt ter beschikking is gesteld, heeft de cliënt niet, althans onvoldoende weersproken. Deze regeling is overigens ook te vinden op de website van de zorgaanbieder. Van de cliënt had mogen worden verwacht dat hij deze had opgezocht.
De commissie is voorts van oordeel dat van de cliënt ook had mogen worden verwacht dat hij de second opinion van de andere zorgaanbieder had teruggekoppeld aan de zorgaanbieder.
Door een en ander na te laten, heeft de cliënt – zoals de zorgaanbieder terecht stelt – de zorgaanbieder geen gelegenheid gegeven om de klacht intern op te lossen.
De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht van de cliënt ongegrond moet worden verklaard en dat de door hem verzochte schadevergoeding moet worden afgewezen.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Nu de klacht van de cliënt ongegrond wordt verklaard, is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat het klachtengeld voor zijn rekening komt. De cliënt heeft het klachtengeld reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.
Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond en wijst de door hem verzochte schadevergoeding af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 20 januari 2022.