Cliënt heeft haar klacht niet binnen 12 maanden nadat zij haar klacht bij de zorgaanbieder heeft kenbaar gemaakt, bij de commissie ingediend.

De Geschillencommissie




Commissie: Vrijgevestigde GGZ praktijken    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 109006

De uitspraak:

In het geschil tussen:

Cliënt (verder te noemen: de consument) en de zorgaanbieder gevestigd te Bilthoven.

Behandeling van het geschil
 
De consument heeft op 3 maart 2017 de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ Praktijken (verder te noemen: de commissie) verzocht onderhavig geschil in behandeling te nemen.
 
De consument en de zorgaanbieder zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat de commissie op grond van de stukken eerst dient vast te stellen of de consument ontvankelijk is in haar klacht, gelet op de bezwaren van de zorgaanbieder.
 
Het geschil bevindt zich momenteel in de beginfase van behandeling.
 
Partijen zijn op 31 juli 2017 bericht dat de commissie nu eerst een voorbeslissing dient te nemen alvorens het dossier op de inhoud kan worden beoordeeld.

De commissie heeft op 1, 2 en 9 augustus 2017 berichten van de consument ontvangen met daarin haar reactie. 

De commissie heeft kennisgenomen van de overige overgelegde stukken.

Het geschil is buiten aanwezigheid van partijen behandeld op 2 augustus 2017 te Utrecht.

Onderwerp van het geschil
 
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting staat tussen partijen als erkend, dan wel als niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

De zorgaanbieder heeft de echtgenoot van de consument van december 2005 tot aan het moment van zijn suïcide op 3 maart 2006, behandeld wegens psychische klachten.

Daarvoor was de echtgenoot van de consument vele jaren cliënt geweest bij een psychiater. Bij brief van 17 januari 2011 heeft de consument de zorgaanbieder verzocht haar een afschrift van het volledige medische dossier van haar echtgenoot te verstrekken. De zorgaanbieder heeft geweigerd het dossier aan de consument te verstrekken. Bij brief van 11 maart 2011 heeft de consument zich over dit ingenomen standpunt beklaagd bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft bij brief van 26 maart 2011 aan de consument laten weten dat de Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst en de beroepscode voor psychotherapeuten het niet toestaan haar een kopie van het dossier van haar echtgenoot  te verstrekken. Op 26 januari 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden, waarin beide partijen hun standpunt hebben uiteengezet. Bij brief van 13 december 2012 heeft de consument de zorgaanbieder opnieuw verzocht haar een afschrift van het volledige medische dossier van haar echtgenoot te verstrekken. De zorgaanbieder heeft laten weten dat hij vooralsnog geen aanleiding ziet aan het verzoek van de consument te voldoen. Bij ongedateerde brief in 2016 heeft de consument zich opnieuw tot de zorgaanbieder gericht en verzocht om afgifte van het dossier van haar echtgenoot. Bij brief van april 2016 heeft de zorgaanbieder daarop gereageerd.
 
De zorgaanbieder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de consument niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht, nu de in artikel 6, eerste lid aanhef en onder b, van het reglement Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ Praktijken (hierna: reglement) genoemde termijn is overschreden. Daarnaast is de termijn van artikel 18, tweede lid, van het destijds geldende klachtenreglement van de NVP ruimschoots overschreden.

De consument heeft aangevoerd dat zij van mening is dat haar klacht wel inhoudelijk moet worden behandeld. Zij voelt zich reeds elf jaar niet gehoord.

Beoordeling 
 
De commissie acht de consument niet-ontvankelijk in haar klacht en wel op grond van het navolgende.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van het reglement verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk indien hij zijn geschil niet binnen twaalf maanden, na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

Uit de stukken blijkt dat de consument haar klacht voor het eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend op 11 maart 2011 en dat de consument het geschil op 3 maart 2017 bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Naar het oordeel van de commissie stelt de zorgaanbieder zich daarom terecht op het standpunt dat de consument de in artikel 6, eerste lid,  aanhef en onder b, van het reglement genoemde termijn van twaalf maanden heeft overschreden.  

Naar het oordeel van de commissie is in deze geen sprake van omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de consument haar klacht bij de commissie verschoonbaar te laat heeft ingediend.

Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de zorgaanbieder op niet-ontvankelijkheid en komt de commissie niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil. 

Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing
 
De commissie verklaart de consument niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist op 2 augustus 2017 door de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ Praktijken.