Cliënt niet gedwongen om medicatie in te nemen

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: bejegening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 142938/178040

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt stelt dat hij onder druk is gezet om een behandeling te accepteren en medicatie in te nemen. Volgens de zorgaanbieder is geen sprake geweest van een gedwongen behandeling van de cliënt en het tegen zijn wil toedienen van medicatie. De cliënt is wel gewezen op eventuele gevolgen van het weigeren van medicatie.

Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder de cliënt gestimuleerd om zijn medicatie te nemen, maar was er daarbij geen sprake van dwang. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te {naam]

(hierna te noemen: de cliënt)

en

GGZ Westelijk Noord-Brabant, gevestigd te Bergen op Zoom

(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023 te Breda.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder het standpunt toegelicht. De cliënt is niet verschenen en heeft aldus geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.

Namens de zorgaanbieder waren ter zitting aanwezig [naam] (juridisch bestuursadviseur) en [naam] (psychiater).

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de handelwijze van de zorgaanbieder en de kosten die de cliënt als gevolg hiervan heeft moeten maken.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt stelt dat hij onder druk is gezet om de behandeling te accepteren. Hij is van mening dat hij verkeerd is voorgelicht en dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Als hij had geweten dat de behandeling niet op vrijwillige basis geschiedde, had hij de behandelingsovereenkomst niet gesloten. Hij verzoekt om toekenning van een bedrag van € 770,– als vergoeding voor de geleden schade, bestaande uit tweemaal het eigen risico van de zorgverzekering dat hij niet had hoeven betalen als hij de behandeling niet had ondergaan.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Volgens de zorgaanbieder is geen sprake geweest van een gedwongen behandeling van de cliënt en het tegen zijn wil toedienen van medicatie. Er was wel sprake van enige drang, dat veeleer moet worden gezien als het geven van uitleg en het inzichtelijk maken van de consequenties van het weigeren van medicatie.

Indien de cliënt zijn depotmedicatie niet zou nemen, zou hij namelijk psychotisch kunnen worden. De drang werd uitsluitend uitgeoefend in het belang van de cliënt. Een vorm van stimuleren of iemand overhalen past daarbij. In een noodsituatie is de zorgaanbieder bovendien verplicht om zorg te verlenen en daarbij kan sprake zijn van gedwongen behandeling. Er dient dan wel een opnamemachtiging van de rechtbank te worden verkregen. Toen de cliënt gedecompenseerd was, heeft een gedwongen opname van drie dagen plaatsgevonden. Daarbij is een verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging ingediend, waarna er een opnamemachtiging van de rechtbank werd verkregen.

De zorgaanbieder is van mening dat hij zich als goed zorgverlener heeft gedragen en verzoekt dan ook het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen. Daarbij merkt de zorgaanbieder op dat de kosten voor psychiatrische zorg in Nederland onder het eigen risico vallen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De zorgaanbieder heeft toegelicht dat de cliënt gestimuleerd werd om zijn medicatie te nemen, waarbij de mogelijke consequenties van het weigeren daarvan aan hem zijn uitgelegd. Gezien de weigerachtige houding van de cliënt is het onvermijdelijk dat enige drang is uitgeoefend. Dat sprake is geweest van dwang, is echter niet gebleken. De zorgaanbieder heeft uitsluitend in het belang van de cliënt gehandeld, zoals van een goed zorgverlener mag worden verwacht. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Nog daargelaten dat de cliënt naar aanleiding van de beslissing van de commissie van 14 november 2022, de precieze omvang van de gestelde schade niet nader heeft onderbouwd, is er bij het ontbreken van nalatigheid aan de zijde van de zorgaanbieder geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding. Gelet hierop wordt het verzoek daartoe afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond;

– wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris, op 14 april 2023.