Cliënte is niet-ontvankelijk door verjaring vordering

De Geschillencommissie




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 44653/60230

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De commissie moet beoordelen of de cliënte in haar klacht kan worden ontvangen. Volgens de zorgaanbieder heeft de cliënte haar klacht niet binnen een termijn van één jaar ingediend. Daarnaast is er sprake van een verjaring van de vordering, nu deze is ingesteld na verloop van vijf jaren. De commissie stelt vast dat de cliënte haar klacht meer dan een jaar nadat zij deze aan de zorgaanbieder kenbaar heeft gemaakt, heeft ingediend bij de commissie. Maar de commissie vindt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, aangezien er meerder keren niet is gereageerd op de klacht van de cliënte door de zorgaanbieder, daarom is er geen sprake van niet-ontvankelijkheid vanwege termijnoverschrijding. Wat betreft de verjaring stelt de commissie dat de cliënte al in 2019 op de hoogte moest zijn van de letselschade die de fillers haar hebben toegebracht. Deze vordering is niet binnen 5 jaar ingediend bij de commissie en daarom verjaard. De cliënte wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Naam cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Equipe Zorgbedrijven, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 16 april 2021 te Utrecht.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie dient eerst te beoordelen of cliënte in haar klacht kan worden ontvangen nu de zorgaanbieder in haar verweerschrift van 15 januari 2021 een beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat niet toegekomen kan worden aan de inhoudelijke behandeling van het geschil. De zorgaanbieder heeft hiervoor twee gronden aangevoerd te weten:

1. Cliënte heeft haar klacht niet binnen de termijn van één jaar, zoals bepaald in artikel 6, lid 1 van het reglement van de commissie, ingediend;

2. Er is sprake van een verjaring van de vordering, nu deze is ingesteld na verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (Artikel 3:310, lid 5, van het Burgerlijk Wetboek).

Cliënte heeft aangevoerd dat zij eind december 2018 aan [naam plastisch chirurg] heeft gevraagd of er mogelijkheden waren om letselschade gecompenseerd te krijgen. In mei 2019 heeft hij haar geholpen met de registratie van klacht, die vervolgens naar de klachten coördinator van de zorgaanbieder is gestuurd. De zorgaanbieder heeft geen reactie op haar klacht gegeven. Bij een vervolgconsult bij [plastisch chirurg] heeft hij cliënte toegezegd navraag naar haar klacht te zullen doen. Omdat reactie uitbleef heeft cliënte contact opgenomen met de klachtencoördinator. Zij bleek echter niet meer werkzaam te zijn bij de zorgaanbieder. Eind november 2020 heeft de medisch directeur van de zorgaanbieder haar klacht opgepakt. Cliënte stelt dat het redelijk is dat november 2019 als datum van de klacht moet worden aangehouden, en de termijn van artikel 6 lid 1 niet is overschreden. Daarnaast stelt cliënte dat haar klachten pas dateren vanaf 2016. In 2009 heeft slechts een cosmetische ingreep plaatsgevonden door [plastische chirurg].

De commissie overweegt als volgt.

Vast staat dat klaagster op 28 mei 2019 voor het eerst haar klacht aan de zorgaanbieder heeft voorgelegd. Op 26 augustus 2020 heeft cliënte haar klacht aan de commissie voorgelegd, meer dan 1 jaar nadat zij haar klacht aan de zorgaanbieder heeft kenbaar gemaakt. Op grond van artikel 6, lid 1 van het reglement, is cliënte niet ontvankelijk in haar klacht vanwege deze termijnoverschrijding. Echter de commissie overweegt dat er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn in de zin van artikel 6, lid 2, van het reglement, om cliënte wel ontvankelijk te verklaren. Uit de stukken heeft de commissie genoegzaam vastgesteld dat de zorgaanbieder, ondanks meerdere navragen van de cliënte, niet op haar klacht heeft gereageerd. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat cliënte ter zake van de niet naleving van de voorwaarde van artikel 6, lid 1, redelijkerwijs geen verwijt treft. Het verweer met betrekking tot de termijnoverschrijding bij het indienen van de klacht wordt dan ook verworpen.

Ten aanzien van het beroep op verjaring overweegt de commissie als volgt.

Artikel 3:310, lid 5, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade door letsel verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.

De commissie heeft uit de stukken de volgende feiten vastgesteld:

In de periode 2000 tot november 2005 is cliënte bij de zorgaanbieder cosmetisch behandeld waarbij verschillende fillers zijn geplaatst, op verschillende plaatsen in haar gelaat. In oktober 2005 is cliënte behandeld voor haar jukbeenderen met Bio-Alcamid.

Uit de door de zorgaanbieder overgelegde brief van [plastisch chirurg] van 11 september 2018 blijkt dat hij cliënte in juni 2009 reeds behandelde voor de complicaties als gevolg van ophopingen van Bio-Alcamid in haar gezicht. Het ging hier niet om een cosmetische correctie, maar om een behandeling vanwege klachten gerelateerd aan Bio Alcamid. De arts geeft in zijn brief aan dat hij niet de Bio-Alcamid in zijn geheel heeft kunnen wegnemen en sluit niet uit dat cliënte daarna klachten heeft ondervonden van dit middel in andere delen van haar lichaam.

De commissie is van oordeel dat cliënte in ieder geval vanaf juni 2009 op de hoogte was of redelijkerwijze op de hoogte had moeten zijn van de letselschade die de Bio-Alcamid fillers haar heeft toegebracht.

Vaststaat dat zij haar vordering pas in mei 2018 voor het eerst heeft ingediend, derhalve niet binnen vijf jaar nadat zij voor het eerst met de schade bekend is geworden.

Gelet hierop is de commissie van oordeel dat de vordering van cliënte is verjaard en dat om die reden cliënte niet ontvankelijk is in haar vordering.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De cliënte wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. I.M. Buchholz, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 16 april 2021.