Cliënte kan niet in haar klacht worden ontvangen, omdat zij haar klacht niet eerst bij de zorginstelling heeft ingediend en de zorginstelling ook bij eerste gelegenheid om een niet-ontvankelijkverklaring heeft verzocht

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 114130

De uitspraak:

In het geschil tussen
 
[Naam], wonende te [woonplaats], en Stichting Bravis Ziekenhuis, gevestigd te Roosendaal.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 19 april 2018 te Utrecht. Partijen hebben op voorhand aangegeven hun standpunt niet mondeling te zullen toelichten. Zij zijn daarom niet ter zitting verschenen. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de wijze waarop het onderzoek in het kader van een second opinion door de zorginstelling is uitgevoerd.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënte overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënte op het volgende neer.

De cliënte wenst een ooglidcorrectie te laten uitvoeren. Zij heeft een aanvraag tot vergoeding van deze behandeling bij haar zorgverzekeraar ingediend, maar de aanvraag is door de zorgverzekeraar afgewezen. Vervolgens heeft de cliënte op verzoek van haar rechtshulpverzekeraar een second opinion bij de zorginstelling aangevraagd. Tijdens het consult ten behoeve van de second opinion heeft de arts vrijwel direct aangegeven dat de ingreep aan de oogleden door de zorgverzekeraar niet vergoed zou worden, zonder daartoe gedegen onderzoek te hebben verricht. De arts heeft geen metingen verricht, noch persoonlijke vragen gesteld over erfelijkheid of zichtveldbeperking. Op het formulier heeft de arts echter wel gegevens ingevuld die hij zonder onderzoek niet kon weten. Tevens heeft de arts volgens de cliënte een adviserende rol ingenomen bij het toekennen van een eventuele vergoeding.

De cliënte heeft zich gewend tot de klachtenfunctionaris van de zorginstelling en daarbij aangegeven dat zij correspondentie via e-mail prefereert. Er zijn vervolgens diverse e-mailberichten uitgewisseld en er is kort telefonisch contact geweest, maar het aangaan van een gesprek met de betreffende arts om uitleg te krijgen over de gang van zaken, achtte de cliënte zinloos. De klachtenfunctionaris heeft uiteindelijk laten weten niets voor de cliënte te kunnen betekenen en haar doorverwezen naar de klachtencommissie van de zorginstelling.

De cliënte heeft het vertrouwen in de zorginstelling verloren. Zij verzoekt de commissie haar klacht jegens de zorginstelling gegrond te verklaren. Zij wenst erkenning van het gebrekkig en onjuist handelen door de arts.

Standpunt van de zorginstelling

Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.

De zorginstelling stelt zich primair op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de klachtenregeling van de zorginstelling niet eerst geheel is doorlopen. Nadat schriftelijke bemiddeling zonder resultaat is gebleven en de klachtenfunctionaris de cliënte heeft laten weten niets meer voor haar te kunnen betekenen, is de cliënte gewezen op de klachtenregeling volgens welke de klacht aan de klachtencommissie van de zorginstelling kan worden voorgelegd. Het informatieboekje over klachtenopvang is aan de cliënte toegestuurd. De cliënte heeft deze optie echter niet benut, maar zich direct en – in de ogen van de zorginstelling – voortijdig, tot de geschillencommissie gewend.

Subsidiair is de zorginstelling van mening dat zij niet onjuist heeft gehandeld tijdens het poliklinisch consult, zodat de klacht ongegrond moet worden verklaard. De arts beschikte niet over het medisch dossier van de cliënte, om bij een second opinion een objectief tweede oordeel te kunnen vellen. Gelet op de verwijsreden werd niet alleen een deskundig oordeel van de arts verwacht over de medische conditie van de bovenoogleden van de cliënte en de door haar gewenste behandeling, maar bovenal toetsing aan de voorwaarden die haar zorgverzekeraar stelt om voor vergoeding van de behandeling in aanmerking te komen. De arts heeft de ogen en oogleden van de cliënte tijdens het poliklinisch consult geobserveerd en beoordeeld en daarbij gehandeld conform de professionele standaard. Zijn diagnose heeft hij tijdens het polikliniekbezoek getoetst aan de Voorwaarden ooglidcorrecties zorgverzekeraars 2017, die alle verzekeraars hanteren. De arts constateerde dat de pupil steeds 100% zichtbaar was en dat de oogspleet steeds minimaal 7 mm breed was. Omdat daarmee aan twee van de vier gestelde eisen om voor vergoeding in aanmerking te komen, niet werd voldaan, heeft hij geen onderzoek gedaan naar de twee overige eisen. De arts heeft geprobeerd dit aan de cliënte uit te leggen, maar zij drong erop aan toch een aanvraagformulier voor haar verzekeraar in te vullen, hetgeen hij heeft gedaan. De conclusie op het aanvraagformulier bevat geen financieel advies aan de zorgverzekeraar en is zo ook niet bedoeld.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De cliënte wenst een bovenooglidcorrectie te ondergaan. De verzekeraar heeft de vergoeding voor de behandeling afgewezen, waarna de cliënte zich tot de zorginstelling heeft gewend voor een second opinion. Over de wijze waarop de diagnose tijdens het poliklinisch consult is gesteld, is onenigheid ontstaan. De cliënte heeft haar klachten voorgelegd aan de klachtenfunctionaris van de zorginstelling. Deze heeft getracht te bemiddelen tussen de cliënte en de arts die het poliklinisch consult heeft verricht. Er zijn diverse e-mails uitgewisseld en er is summier telefonisch contact geweest. Op enig moment is de bemiddeling vastgelopen. De klachtenfunctionaris heeft daarop laten weten niets meer voor de cliënte te kunnen doen en zij heeft haar conform de klachtenregeling van de zorginstelling gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van haar klacht bij de klachtencommissie van de zorginstelling. Tevens heeft zij het informatieboekje over klachtenopvang aan de cliënte toegezonden. De cliënte heeft echter geen klacht bij de klachtencommissie ingediend, maar zich voor de beoordeling van haar klacht direct tot de geschillencommissie gewend. Op 7 november 2017 heeft de cliënte haar klacht bij de commissie ingediend. De zorginstelling heeft hierop op 28 december 2017 gereageerd en zich primair op het standpunt gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de cliënte eerst gebruik dient te maken van de geboden mogelijkheid om de onafhankelijke klachtencommissie een uitspraak te laten doen over de gegrondheid van de klacht.

Conform artikel 6, eerste lid, onder a, van het van toepassing zijnde Reglement van de Geschillencommissie Ziekenhuizen dient de cliënte in haar klacht niet ontvankelijk te worden verklaard, nu zij haar klacht niet eerst bij de zorginstelling heeft ingediend en de zorginstelling dit bij eerste gelegenheid om niet-ontvankelijkverklaring ook heeft verzocht.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
 
De commissie verklaart de cliënte in haar klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist op 19 april 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.