Commissie: Vrijgevestigde GGZ praktijken
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
61012/150549
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In januari 2017 heeft de cliënte haar klachten over de behandeling bij de zorgaanbieder kenbaar gemaakt. Na herhaaldelijke communicatie tussen de cliënte en de zorgaanbieder heeft de cliënte het geschil op 8 december 2020 bij de commissie aanhangig gemaakt. Dit is niet binnen de geldende termijn van twaalf maanden zoals vastgelegd in het reglement van de commissie. Naar het oordeel van de commissie is de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]en
[Naam zorgaanbieder], gevestigd te [plaatsnaam],gemachtigde: [naam]
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ Praktijken (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling van het onderhavige geschil heeft plaatsgevonden op 14 april 2022 te Utrecht.
Namens de zorgaanbieder is [naam], bijgestaan door [naam], ter zitting verschenen. De cliënte is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil gaat over de wijze waarop de zorgaanbieder de behandelovereenkomst met cliënte heeft uitgevoerd.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie dient eerst ambtshalve te beoordelen of cliënte in haar klacht kan worden ontvangen, nu de
zorgaanbieder ter zitting primair heeft aangevoerd dat cliënte niet binnen de daarvoor geldende termijn haar klachten aan de commissie heeft voorgelegd.
Het reglement van de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ Praktijken (hierna: het reglement) is bepalend voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van een klacht.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van het reglement verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk, indien hij zijn geschil niet binnen twaalf maanden, na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a en b, kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving ervan naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft (lid 2).
De commissie stelt vast dat er in de periode van september 2016 tot januari 2017 sprake was van een behandelovereenkomst tussen cliënte en de zorgaanbieder. In januari 2017 heeft cliënte de zorgaanbieder een e-mailbericht gestuurd, waarin zij (voor het eerst) kenbaar maakt dat zij klachten heeft over de behandeling. Vervolgens is er gedurende langere tijd getracht om de klachten van cliënte onderling op te lossen, hetgeen niet is gelukt. Cliënte heeft haar klachten in 2019 bij de onafhankelijke klachtenfunctionaris kenbaar gemaakt, waarna op 26 november 2019 een bemiddelingsgesprek heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft cliënte het geschil op 8 december 2020 bij de commissie aanhangig gemaakt. Gelet op de hiervoor geschetste tijdlijn, is de commissie van oordeel dat cliënte niet binnen de in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van het reglement genoemde termijn van twaalf maanden haar klachten aan de commissie heeft voorgelegd.
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat cliënte haar klacht bij de commissie verschoonbaar niet binnen de bedoelde termijn heeft ingediend.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de zorgaanbieder op niet-ontvankelijkheid en komt de commissie niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.
Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ Praktijken, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer drs. D.C. Bouman, de heer mr. M.W.E. Tusschenbroek, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 14 april 2022.